Zonder Fro zou ik ophouden te bestaan, wist ik zeker, en dat maakte me doodsbang. Terwijl ik langzaam de realiteit uit het oog verloor, zag ik kraakhelder hoe ik mijn eigen graf aan het graven was. Maar ik kon het niet stoppen, niet zonder zijn voortdurende, onophoudelijke bevestiging van mijn waarde als zijn partner.
Redactie: Rits de Wit
Illustratie: Wilbert van der Steen
Fro wist het niet, maar hij had de volledige macht over mijn leven. Met zijn beslissing om met mij te stoppen, die mij voortdurend als een zwaard van Damocles boven het hoofd hing, zou ik alles verliezen, mijn betekenis, mijn aanzien, mijn zelfvertrouwen, mijn levenslust.
Vanaf het indrukwekkende moment dat hij me de liefde verklaarde maakte ik een vrije val, veroorzaakt door de angst dat ik hem ook weer kwijt zou raken, ik zou beslist op den duur door de mand vallen, hij zou inzien dat aan mij geen eer te behalen viel, de schellen zouden hem van de ogen vallen en hij zou mij onherroepelijk verlaten. Dat vormde een merkwaardig contrast met de immense zegening die ik ervoer bij het feit dat deze man uit alles en iedereen in deze wereld uitgerekend mij had gekozen tot het belangrijkste in zijn bestaan, zijn levensgezel.
De val, het verschrikkelijke verschijnsel zwaartekracht, was minstens even sterk als de opwaartse kracht van het onbeschrijflijke geluk, waardoor ik behoorlijk in de war raakte. Dat zag Fro niet. Wat hij zo in me waardeerde, zei hij vaak, was de rust en het evenwicht dat hij aan mij ervoer. Dat wilde ik zo houden, koste wat kost, desnoods moest ik het veinzen, faken, ik moest en zou sowieso alles doen om hem te behouden.
‘Mag je kunst eigenlijk wel mooi vinden, vroeg ik me af’
Fro was best een leuke jongen om te zien, sportief en artistiek, hij was freelance grafisch vormgever, maar in de periode dat ik hem leerde kennen verplaatste hij zijn aandacht steeds meer naar zijn galerie die hij enkele jaren geleden begonnen was, met deels commercieel werk van veelal plaatselijk en landelijk bekende schilders en beeldhouwers, en deels met minder toegankelijke conceptuele kunst, met werk van jonge kunstenaars.
Angst
Ik ging altijd al graag naar musea, als kind al, de laatste jaren bezocht ik alleen of met vrienden jaarlijks vele exposities in galeries en buurthuizen maar ik wist werkelijk niets van kunst, ja, ik kende begrippen als im- en expressionisme, realisme en kubisme, ik kon een Marlène Dumas onderscheiden van een Karel Appel, een Rembrandt van een Van Gogh, maar veel meer moest je niet van me verwachten.
Dat ontpopte zich tot een groot probleem. Ik zag Fro als een groot kunstkenner. Daar was ik trots op, een vriendje in de kunst, fantastisch, het was een wereld waarin ik me thuis wilde kunnen voelen, maar het maakte me juist dodelijk onzeker.
Ik weet het nog goed, aan de prille start van onze relatie bezochten we samen, Fro en ik, een kunstcollectie in Brussel, we waren nogal verliefd en zouden er een fantastisch dagje van maken. Ik had me er enorm op verheugd, maar eenmaal ter plekke, oog in oog met een verzameling merkwaardige schilderijen en objecten, bekroop mij plotseling de angst iets te moeten zeggen, te moeten vinden, maar vooral om iets verkeerds te roepen, een opmerking te maken die men niet pleegt te plaatsen in artistieke kringen. Dat maakte me bang.
Ik peilde Fro’s gezichtsuitdrukking in de hoop te kunnen ontwaren wat hij van de werken vond, ik durfde zelf geen woord uit te brengen: was dit mooi of lelijk? En mocht je kwalificaties als mooi of lelijk gebruiken als het om kunst ging? Ik had de zus van een vriend wel eens horen zeggen dat mooi geen relevant begrip is in de kunst, goed werk was juist vaak vies, onesthetisch, verontrustend, maar had die vriendin, die zelf een Gauguin-replica boven de bank had hangen, er eigenlijk wel verstand van?
Te min
Fro leek die middag totaal niet bezig met mijn mening, te dicht bij een sokkel met een beeldje dat een levenslustige mensfiguur zou kunnen voorstellen omhelsde hij me plotseling en kuste hij me zo onstuimig op mijn neus dat ik enigszins terugdeinsde en de sokkel bijna omverwierp. Daar schrok ik van, maar het moment maakte me even zielsgelukkig, ik zag hoe hij op mij gesteld was en dat ook publiekelijk durfde te tonen.
Maar dat geluk was van korte duur, mijn onzekerheid groeide met elke vriend, vriendin, kennis en zakenrelatie aan wie hij me voorstelde, voortdurend voelde ik hardnekkig dat ik te min was, niet voldoende artistiek onderlegd, een kunstbarbaar, ik verloor steeds vaker mijn spontaniteit en ging zelfs zo nu en dan stotteren als ik een gesprekje moest voeren met een van zijn connecties, zelfs over zaken die met kunst niet van doen hadden.
‘Hij beraadde zich over een nette manier om van me af te komen’
Ik zag er steeds meer tegenop mensen in zijn omgeving te ontmoeten en stuurde aan op vaker met z’n tweeën zijn, ik verlangde ernaar om met hem weg te gaan, naar plekken waar hij niemand zou kennen, waar geen kunst was. Hoewel ik inmiddels geen kunstwerk meer kon zien, leende ik bij de bibliotheek boeken over kunst en kunstgeschiedenis om mijn kennis op te vijzelen, het moest stiekem want ik wilde niet dat Fro wist dat ik dit deed, maar het draaide op niets uit, ik kon werkelijk niets onthouden, ik haalde alles door elkaar, wist eigenlijk ook niet waar ik moest beginnen en ging nog meer aan mezelf twijfelen.
Dat bereikte een pijnlijk dieptepunt toen hij me op een middag, zonder commentaar, een mail doorstuurde van een kunstenaar die een serie mannelijke naakten had gemaakt van restafval, vuilnismateriaal, en hoopte dat Fro als galerist belangstelling had. Ik opende het bericht snel en bekeek de foto’s en het filmpje, ik was direct zeer onder de indruk, ik vond vooral de eerste twee sculpturen adembenemend en spannend.
Toen ik Fro ’s avonds even bezocht in de galerie waar hij nog aan het werk was dankte ik hem voor de mail, ik leefde in de veronderstelling dat hij hem gestuurd had omdat hij er zelf iets in zag, en vertelde dat ik de werken van de kunstenaar prachtig vond, waarop hij tot mijn grote schrik in lachen uitbarstte en me doceerde dat het regelrecht broddelwerk was, mislukte kitsch, echte onvervalste homocamp. En hoewel hij me daarna vastpakte en op mijn voorhoofd kuste, droop ik vervolgens stilletjes af, gehuld in pure schaamte.
Geil
Samen een weekendje weggaan zat er voorlopig niet in, zei Fro, daar had hij echt geen tijd voor, helaas, maar dat zou allemaal gaan komen, beloofde hij, zodra het nieuwe project voor in zijn galerie op de rit stond. Maar hij had het druk, en kreeg het steeds drukker juist.
Het feit dat onze seks, die aanvankelijk zeer spannend, experimenteel en bevredigend was, in kwaliteit en kwantiteit sterk achteruit denderde, weet ik aan mijzelf; hoewel hij het stellig ontkende en het niet naliet te zeggen hoe mooi en geil hij me vond, voelde ik hoe hij zijn belangstelling voor mij verloor, hoe hij zich realiseerde dat hij iets in me gezien had wat er toch niet bleek te zijn, hoe hij zich beraadde over een nette manier om van me af te komen.
Het vreemde was: ik zag het gebeuren, ik zag hoe ik het er zelf naar maakte dat hij zich langzamerhand van mij ging afkeren, het zal, vermoed ik, na een maand of zes echt goed begonnen zijn, maar zeker weet ik het niet aangezien mijn beoordelingsvermogen al veel eerder sterk vertroebeld was. Het denderde af op het einde, voelde ik, omdat ik lastig was, claimend, verwijtend, snel teleurgesteld, veel te veel op hem gericht, altijd beschikbaar en dus oninteressant.
Daarover praten, wat ik zo nu en dan probeerde, hielp niet, het had eigenlijk geen zin meer, ik kon positieve signalen van hem niet meer geloven, ik wantrouwde iedere streling, las in iedere zin die hij me appte of naar me uitsprak iets onheilspellends.
‘Ik kon eigenlijk heel goed volgen welk proces zich hier voltrok, maar ik kon het tij niet keren’
Om toch nog een poging te wagen me aantrekkelijk te maken en voelen voor Fro deed ik mijn best om weer een eigen leven te hebben, ik richtte me meer op mijn vrienden (die ik nu eigenlijk ronduit saai en dom vond) en op mijn werk bij de gemeente, dat ik sinds ik Fro kende puur op de automatische piloot had gedaan.
Ik trachtte mezelf weer doelen te stellen, hobby’s op te pikken, mezelf uit te dagen, maar ook dat wilde niet op gang komen: in plaats daarvan deed ik niets en keek ik voortdurend op mijn telefoon of Fro me iets had gestuurd, een lief berichtje, een uitnodiging om bij hem te komen slapen, een voorstel voor een gezellig etentje, terwijl ik me er zó van bewust was dat ik dat juist niet moest doen, ik moest de telefoon uitzetten of wegleggen, want een voortdurende check zou me hopeloos frustreren, het zou me heel verdrietig en boos maken.
Spuuglelijk
In mijn eerdere relatie waren de rollen exact omgekeerd geweest, mijn vriendje was de onzekere, claimende partij geweest, daarom kon ik eigenlijk heel goed volgen welk proces zich hier voltrok, ik zag wat ik deed en welk effect dat had, maar kon het vreemd genoeg geen halt toeroepen, het was alsof ik een marionet was die bespeeld werd door mijn extreme gevoel van onmacht en minderwaardigheid, het objectief kijken naar hem en de werkelijkheid kon ik allang niet meer; hij was in mijn beleving tot een godheid verworden, de knapste, meest begeerlijke en interessante man ter wereld, de jongen met wie iedereen te maken wilde hebben en het bed wilde delen, uiteindelijk onbereikbaar dus voor mij.
Ik raakte steeds meer in paniek en ging hem zelfs volgen en bespieden, ik wist zeker dat ik hem zou betrappen met de knappe jonge kunstenaar van wie hij drie enorme, spuuglelijke werken in de galerie had ophangen, terwijl Fro zich altijd had uitgegeven als groot voorstander van de monogamie, of ik zou hem aantreffen met de directeur van het grote bedrijf dat, op nog nader te bepalen voorwaarden, een fors geldbedrag beschikbaar zou stellen voor Fro’s project, ik had de man wel eens gezien, een dikke vieze ouwe nicht was het, maar ik zag voor me dat Fro hem zijn kont zou aanbieden in ruil voor het felbegeerde bedrag. Het merkwaardige was: ik checkte Fro’s spullen, ging zijn gangen na, maar ontdekte niets, er was letterlijk niets verdachts te bespeuren, en toch rook ik onraad, ik wist zeker dat hij plannen smeedde mij te dumpen, of er op z’n minst iemand in het geniep bij te nemen.
Of dat plan er al langer was weet ik niet, maar hij heeft me inderdaad gedumpt. Na anderhalf jaar. Te voet op weg naar de supermarkt, we waren eindelijk even samen en overlegden wat we zouden klaarmaken en eten, zei hij opeens: ik maak het uit. Ik geloofde mijn oren niet, het was zo’n raar kinderachtig zinnetje op zo’n prozaïsch moment midden op straat, maar het was ernst: de man op straat, met zijn grote boodschappentas, was ineens een man met een boodschappentas, en niet meer mijn man. Eindelijk was gebeurd wat ik voortdurend had zien aankomen.
Ik heb hem niet gevraagd waarom, want dat wist ik al. En nee, ik ben er niet aan overleden. Na een paar weken heel veel en hard huilen, dealen met paniekaanvalletjes en vooral veel snode plannen smeden om Fro iets verschrikkelijks aan te doen, kwam ik er wel weer bovenop. Nu, jaren later, kijk ik, heel eerlijk, met een grote grijns en een behoorlijke portie opluchting terug op dit verhaal; het is immers een eigenlijk hilarisch voorbeeld van wat een mens zichzelf kan aandoen.
Wil jij jouw verhaal over een jammerlijk mislukte relatie ook in deze rubriek? Neem contact met ons op via redactie@gaykrant.nl
*