Ik houd van vorm, van gelaagdheid en beschaving, terwijl de man voor wie ik koos het tegenovergestelde was: eendimensionaal, smaakarm, volstrekt foutief gecoiffeerd en zeer voorspelbaar. Vooral dat laatste was ik nu juist niet, of misschien toch ook weer heel erg wél: mijn baken van geborgenheid en trouw liet ik gaan voor een ander, een wolf in artistiek verantwoorde schaapskledij.
Redactie: Rits de Wit
Illustratie: Wilbert van der Steen
Vorige maand las ik in deze rubriek het mooie verhaal van Sietze uit Den Haag die een relatie kreeg met de kunstenaar voor wie hij lange tijd naakt poseerde. Ik heb ook lang model gestaan en wil graag reageren met mijn relaas. In mijn geval was het niet de kunstenaar met wie ik een relatie had, althans – wat mij betreft – geen liefdesrelatie. Die had ik wél met Ton, de man met wie ik samenwoonde; een ultralieve buschauffeur over wie ik eerst wat wil vertellen. Ton was een gewone, brave man die collecteerde voor het Rode Kruis, vooroorlogse bidprentjes spaarde en kerstkaarten verstuurde met een foto van zijn teckel met een kerstmuts op.
Ik vond alles zo verschrikkelijk aan hem dat ik er aanvankelijk vaak om moest lachen, heel hard, van pure verbazing over mijzelf, over de keuze die ik maakte om bij hem te blijven, om het feit dat mensen ons ‘zo’n lief stel’ vonden, omdat ik soms het hele leven zo grappig vond. En nog wel het hardst moest ik soms schateren als ik, zodra iemand er vriendelijk naar vroeg, niet spontaan kon ophoesten waar Ton en ik elkaar toch ook weer hadden ontmoet, waarschijnlijk omdat ik me sowieso al niet voor kon stellen dát wij elkaar hadden ontmoet, laat staan aan de praat waren geraakt.
‘We zouden pijpseks hebben, waar niets van kwam omdat we zo’n fijn gesprek hadden…over niks’
Werkelijkheid
De werkelijkheid is dat ik Ton op één dag eerst bij de Gamma zag waar ik destijds een bijbaantje had, en een aantal uur later in het café waar ik een wijntje kwam drinken met mijn homobroertje dat die dag vijfentwintig werd. Toen we elkaar vervolgens een paar dagen later ook nog op PlanetRomeo voorbij zagen komen, besloten Ton en ik af te spreken om pijpseks te hebben, waar het vervolgens niet van kwam omdat we, eenmaal samen aan zijn keukentafel, te fijn in gesprek waren over niks, hij vroeg me naar mijn werk en ik vertelde een onsamenhangend verhaal over mijn studie psychologie waarnaar hij aandachtig luisterde, maar waar hij niets – en dan ook werkelijk niets – van leek te begrijpen.
Na een week van elke avond veel slechte witte wijntjes aan de bar met Ton, pakte hij mijn hand en noemde hij me plotseling zijn vriendje, waar ik tot mijn eigen verbazing acuut rode konen en een hartenklop van kreeg. Ik herinner me dat ik me op dat moment niet kon herinneren ooit zo’n man ontmoet en gesproken te hebben. Ton was, ondanks zijn nogal omvangrijke derriere en totaal foutieve kapsel, niet onaardig om naar te kijken. En al leek hij van top tot teen opgebouwd uit voorspelbaarheid en hemeltergende platitudes, hij bleek vooral een soort van goudeerlijk te zijn en in ieder opzicht volslagen zichzelf. Daar viel ik uiteindelijk voor, al wist ik stiekem wel dat ik met hem nooit aan mijn trekken zou komen.
Verwant
De werkelijkheid is ook dat ik bij hem bleef omdat ik van hem hield. Dat voelde ik niet altijd, maar als ik ‘t voelde, ervoer ik hem als veilig en betrouwbaar; Ton deed me vaak denken aan mijn oom, een broer van mijn moeder, die altijd bij ons kwam klussen als er iets oud, versleten of kapot was in huis. Met zijn praktische instelling, zijn wars-zijn van drama en onderhuidse belangen loste hij dingen simpelweg op, omdat wij zijn verwanten waren, daarom alleen al; verder dacht hij daar niet bij na.
Als de wereld zou vergaan of er zou oorlog komen, waar ik nogal eens bang voor was, zou oom Jo een vlot voor ons bouwen en mij met zijn grote behaarde armen uittillen boven water en vuur, uit de greep van de vijand, ik zou mogen rusten op het kussen van zijn bolle buik, zijn ademhaling zou me in slaap wiegen. Ik wist het niet alleen zeker, soms voelde ik het echt gebeuren en dan was ik, herinnerde ik me, eventjes volmaakt gelukkig.
‘Hij stuurde me honderd kaarten met hartjes en versleten liefdeskreten’
Al was Ton niet zo groot van stuk als mijn oom en waren de haren op zijn armen blond en daardoor minder zichtbaar, ik voelde iets soortgelijks, een natuurlijk horen-bij, haast onvoorwaardelijk, een gekoesterd worden en daardoor altijd veilig zijn. Zo gleden we in een soort relatie; Ton was de eerste maanden verschrikkelijk verliefd en stuurde me honderd kaarten met harten en versleten liefdeskreten, hij kocht me bloedrode rozen en knuffels en zong in de kroeg Ik hou van jou en het nog vreselijker Ik krijg een heel apart gevoel van binnen luidkeels mee terwijl hij me diep in de ogen keek.
Zodra ik, vrij impulsief, bij hem introk, in zijn in country-stijl ingerichte doorzonflat, voelde ik berusting, mannelijke warmte, een vreemd soort opwinding ook, en eenzaamheid, maar in alle verwarring meende ik, tegen beter weten in, dat hij me zou kunnen geven waarnaar ik snakte, dat we op onze eigen vreemde manier gelukkig met elkaar zouden kunnen zijn.
Raffinement
Toen ik via een studiegenoot de fotograaf ontmoette die vroeg of ik voor hem wilde poseren omdat hij me ‘beeldschoon’ vond, ik zal hem Hank noemen, zag Ton aan mijn hele houding dat ik enthousiast was. Hij vond het fijn voor me dat ik een leuke nieuwe kennis had opgedaan, hij was er zelfs een beetje trots op dat ik zou worden geportretteerd door een ‘echte fotograaf’. Zijn voorwaarde was wel dat ik niet herkenbaar zou zijn op werk dat in de verkoop ging.
Het idee dat een portret van mij in mijn blote kont bij een hitsig oud mannenstel boven het bed zou hangen stond hem niet aan. Verder liet hij me begaan, zelfs toen er meer ontstond tussen mij en Hank, een sensuele vriendschap die iets overweldigends toevoegde aan mijn bestaan, iets wat hij, Ton, me nooit had kunnen bieden: uitdaging, avontuur, originaliteit, gevoel voor raffinement, belangstelling voor hogere vormen van beschaving.
Het was plots alsof ik met Ton onder water naar lucht had gehapt en nu eindelijk weer kon ademhalen, steeds even, zodat ik daarna weer kopje onder kon. Hank was een imposante man, steevast gekleed in Italiaanse maatpakken van de fijnste wol denkbaar. De meestal behoorlijk protruderende kruisregio in zijn nauwsluitende pantalons fascineerde me enorm, ik fantaseerde nogal eens over hoe het ongetwijfeld omvangrijke geslacht erbij zou liggen, zonder daar overigens zelf echt extreem opgewonden van te raken. Hank had, wat ik dan eerder een erotisch schouwspel vond, volle weelderige grijze lokken die als gordijnen voor zijn scherp gesneden gezicht dansten en daar met enige regelmaat met een geroutineerd handgebaar uit werden verwijderd.
Lelijk en dom
Ik heb voor bijna honderd van Hanks verkochte foto’s naakt en schaars gekleed geposeerd, ook totaal herkenbaar in alle mogelijke houdingen, lichtstanden, decors en en jaargetijden, en ik heb in velerlei opzichten veel van Hank geleerd; hij wist veel en doceerde graag. Ik werd tevens door schade en schande wijs; ik heb het nooit aan Ton verteld als Hank me, meestal onder invloed, had geslagen, of snoeihard uitgelachen te midden van zijn artistieke kennissen, me had uitgemaakt voor het lelijkste en domste, meest waardeloze wezen ter wereld, alleen omdat ik een opmerking had gemaakt die hem niet welgevallig was, over een van zijn fotowerken of kunst in het algemeen, of als ik te veel naar zijn zin was aangekomen of eens een keer te laat bij hem was gearriveerd.
‘Die middag keerden we terug uit Antwerpen, hij duizenden euro’s armer, ik een hoofdwond rijker’
Ik wist dat als Ton het had geweten, hij me zou hebben verboden nog met Hank om te gaan. Hij zou Hank hebben opgezocht en, in een primitieve reflex mij te verdedigen, op zijn gezicht hebben geslagen; oog om oog, tand om tand. Dat wilde ik niet.
In een vlaag van verstandsverbijstering liet ik me echter door Hank meeslepen in een idiote romantische fantasie, hij nam me op een vrijdagmiddag mee naar Antwerpen en verklaarde me daar in een absurd sjieke hotelkamer volkomen onverwacht de liefde. Ton appte me ’s avonds rond zeven uur waar ik bleef, hij had het eten klaar, en in een roes appte ik hem iets vreselijks terug wat ik hier niet zal herhalen.
Op zondagmiddag keerden we terug in Rotterdam, Hank een paar duizend euro en een illusie armer, ik een vijftal blauwe plekken, een hoofdwond en een totale ontgoocheling rijker. De week die volgde stond in het teken van het afscheid van twee mannen; Ton wilde me voorlopig niet meer zien, Hank wilde ik zelf voorgoed uit mijn leven bannen. Ik ging naar mijn moeder om twee maanden niets te doen dan huilen en slapen.
Doos
Nu, alweer een paar jaar verder, volg ik Hank via de media, maar iedere poging van hem om contact met me te krijgen – meestal midden in de nacht, met waarschijnlijk drie flessen champagne in zijn kraag – kan ik gelukkig weerstaan. Soms met moeite, want ik verlang naar liefde en bevestiging, naar avontuur.
Ton is dit jaar op mijn verjaardag geweest, toen hij naast mijn oom bij de haard zat zag ik dat ze toch veel minder op elkaar lijken dan ik altijd had gedacht. Ton gaf me een cadeau waar ik in eerste instantie erg om moest lachen: een feestelijk verpakte doos vol met spullen die allang van mij waren, maar die ik bij hem achtergelaten had en vervolgens was vergeten.
Helemaal onder in de doos zat het echte cadeau, een envelop met een kaart, waar ik stiekem heel gelukkig van werd. Op de voorkant staat zijn teckel met een feestmuts op en een slinger om zijn nekje. Binnenin heeft Ton met zijn typisch ongetrainde handschrift geschreven: ‘Dag lieve Bo, van harte! Maak er een mooie dag van! Enne…weet dat ik er altijd als vriend voor je zal zijn. X Je Ton’.
Wil jij jouw verhaal over een jammerlijk mislukte relatie ook in deze rubriek? Neem contact met ons op via redactie@gaykrant.nl