Met alleen verzamelen kom je er niet

Eind 2019 droeg Jack van der Wel (66), hoofd Collecties en Informatievoorziening bij IHLIA LGBT Heritage (Internationaal Homo- en Lesbisch Informatiecentrum en Archief, voorheen Homodok), het stokje over aan zijn opvolger. Ruim veertig jaar heeft hij zich beziggehouden met het verzamelen, documenteren en toegankelijk maken van LHBT+-erfgoed.

Tekst: Liza van den Dijssel
Fotografie: Sanneke Fisser

Met steun van de UvA, waar het documentatiecentrum de eerste jaren een ruimte had, vulden de vrijwilligers in de begintijd talloze schoenendozen met bibliotheekkaartjes met daarop gegevens over uitgebrachte homoliteratuur. Al snel kwam er ook vraag van mensen die die publicaties wilden bekijken, en zo begon Homodok, zoals het Documentatiecentrum Homostudies werd genoemd, met het verzamelen van de publicaties. Het archief telt nu 168.000 items over 325 meter archief: tijdschriften, foto’s, boeken, affiches, artikelen, posters en ander promotiemateriaal. Daarmee is het ‘t grootste LHBT+-archief in Europa. In 2000 fuseerde Homodok met het Lesbisch Archief Amsterdam en het Anna Blaman Huis in Leeuwarden tot IHLIA: het Internationaal Homo- en Lesbienne Informatiecentrum en Archief. Sinds 2007 is IHLIA in de openbare bibliotheek van Amsterdam ondergebracht, waar ook tentoonstellingen over LHBT+-thema’s worden georganiseerd. Een klein deel van de publicaties staat op zaal ter inzage, een deel is online in te zien en alle stukken zijn op aanvraag te bekijken.

Zichtbaar

In 1978 verhuisde Jack naar Amsterdam om politicologie te studeren. In die roerige jaren, waarin het activisme groot was en verschillende subculturen voor hun rechten vochten, zat hij zelf in zijn coming out. “Het was een strijdbare tijd en het massale naar buiten treden van homo’s kwam eind jaren zeventig echt goed op gang. De homobeweging wilde zichtbaarder worden en eiste betere wetgeving op het gebied van discriminatie en geweld.”

“Het zijn vooral de activisten van toen die de kennis levendig proberen te houden”

Als jonge student wilde Jack een bijdrage leveren aan het bevorderen van homo/lesbisch onderzoek. In die tijd was dit nog een nieuw onderzoeksgebied; literatuur over homoseksualiteit was nauwelijks te vinden. Slagvaardig en met veel elan lanceerden de studenten verschillende initiatieven, waaronder de werkgroepen Homostudies aan diverse universiteiten, het tijdschrift Homologie en een documentatiecentrum. Daar werden gegevens over verschenen publicaties verzameld. Jack was een van de oprichters van het ‘Documentatiecentrum Homostudies’, zoals Homodok officieel heette. “We begonnen puur als documentatiecentrum, dat wil zeggen dat we informatie die her en der verstopt zat, boven water probeerden te krijgen. Later breidden we dit uit: we verzamelden en bewaarden de publicaties ook en maakten deze toegankelijk.”

Mysterieuze ziekte

“Toen de aidsepidemie uitbrak, waren wij er als Homodok meteen bij. We wisten niet wat het was en waar het vandaan kwam, maar wel dat het met homo’s te maken had. De hele aids-documentatie was in het begin erg versnipperd. Omdat we goede contacten in Amerika hadden, konden we al heel snel informatie over die mysterieuze ziekte verzamelen. Terwijl andere organisaties zich er pas later mee bezig gingen houden, zaten wij er vanaf het begin bovenop. Voorlichting gaven we niet, wij signaleerden alleen publicaties over hiv/aids en maakten deze toegankelijk. Wel werden we betrokken bij samenwerkingen om de informatie te verspreiden, bijvoorbeeld via de Bulletin Board Systems, toen het internet opkwam. Ook zaten we in het Aids Documentalisten Overleg. Daarmee gaven we een paar keer per jaar een signaleringsbulletin uit, van alle publicaties die er over hiv/aids waren verschenen.”

Bloemetjes en bijtjes

Hoewel andere partijen de voorlichting over hiv en aids organiseerden, zag Jack wel een duidelijke ontwikkeling in de campagnes: “De berichtgeving ging in het begin veel over het ontstaan en bestrijden van aids, dus vooral de medische kant. Het was allemaal weinig seksueel expliciet, denk bijvoorbeeld aan de campagne met het bloemetje en het bijtje uit 1988. Die boodschap sloeg bij de homodoelgroep niet echt aan. Daardoor ontstond een radicalisering, omdat de homogemeenschap de dingen bij de naam wilde noemen en ook wilde tonen. De latere, explicietere campagnes waren veel effectiever.”

“Doordat we in de bibliotheek zitten, bereiken we heel veel mensen”

Die betrokkenheid van de doelgroep heeft een grote rol gespeeld in de homo-emancipatie, aldus Jack: “De zichtbaarheid van homoseksualiteit werd flink vergroot, dat was eigenlijk een mooi neveneffect van de epidemie. En dat had weer twee gevolgen: homoseks werd normaler gevonden, maar de stigmatisering nam helaas ook toe. Die homo’s neuken maar raak, werd er wel gedacht. Dat speelde in het begin wel een rol, ook binnen de homogemeenschap zelf. ‘Had je maar voorzichtiger moeten zijn’, vonden velen. Dat zie je nu ook wel in de discussies rondom PrEP.”
Met de komst van de combinatietherapie eind jaren negentig nam de aandacht voor hiv en aids af. Maar de laatste jaren is er weer grotere belangstelling, constateert Jack. “De kennis was wat weggezakt, maar zeker in Amerika verschijnen er nu weer meer publicaties. Die houden zich vooral bezig met historisch onderzoek, het terugkijken naar de periode van de epidemie. Jongeren weten niet hoe erg het toen was. Het zijn vooral de activisten van toen die de kennis levendig proberen te houden. Dat geldt overigens wel alleen voor de Westerse landen, voor Afrika en Azië ligt dat natuurlijk anders. En we zien nu ook veel discussies over PrEP.”

Samenwerking

De aandachtsgebieden van IHLIA zijn de laatste decennia toegenomen: publicaties over transgender, biseksualiteit en interseksualiteit worden nu ook gedocumenteerd. Ook is er veel samenwerking met buitenlandse organisaties die zich met LHBT+-erfgoed bezighouden. Jack: “We zien dat het niveau van het bijhouden van de documentatie over homostudies in sommige landen op en neer gaat. Als de overheid restrictiever wordt, dreigt die documentatie soms te verdwijnen. Wij helpen andere landen daarbij. Wij zijn heel internationaal gericht, bij ons is bijvoorbeeld veel te vinden over Rusland, Polen of Turkije.”

“Onze collectie is een goede basis voor een Homomuseum”

Een andere ontwikkeling is dat IHLIA tegenwoordig meer wil bijdragen aan het publieke debat. “Nog steeds bieden wij in de eerste plaats de mogelijkheid tot onderzoek naar het LHBT+-erfgoed. Maar voorlichting wordt bij ons steeds belangrijker. Met alleen verzamelen kom je er tegenwoordig niet. Ook de subsidiegevers willen dat je meer doet, dat je naar buiten treedt met je collectie. Dat doen we in de vorm van exposities, lezingen en debatten.”

Vorig jaar was er een tentoonstelling over 40 jaar homo-activisme, eerder dit jaar toonde IHLIA videoportretten van transgender ouderen. Tot 12 april liep er een tentoonstelling waarin LHBT+’ers vertellen over hun helden. “We proberen die exposities zo divers mogelijk te maken, voor allerlei subculturen binnen de gemeenschap. We willen alle facetten aan bod te laten komen. En omdat wij in de Openbare Bibliotheek Amsterdam zitten, zijn onze tentoonstellingen onderdeel van de bibliotheek. Daardoor bereiken we heel veel mensen.” Jack is blij met het grotere publiek dat via de bibliotheek in aanraking komt met LHBT+:

“De zichtbaarheid van deze groepen neemt wel toe, maar we zijn er nog lang niet. Er is nog steeds veel geweld. En als in Goede Tijden, Slechte Tijden twee mannen elkaar zoenen, staat half Nederland op zijn kop. Je mag er wel zijn, als het maar niet te zichtbaar is. Zo gauw het al te expliciet wordt, haken mensen af.”

Homomuseum

“Ik hoop dat IHLIA een bruisende toekomst heeft. Het blijft belangrijk om informatie toegankelijk te maken. Een andere wens van mij is een homomuseum. Er wordt al jaren over gepraat, maar het is helaas nog nooit van de grond gekomen. Mocht dat er ooit komen, dan is de IHLIA-collectie natuurlijk een goede basis.” Hoewel hij bij zijn pensioen geridderd is en nu officieel achter de geraniums mag gaan zitten, blijft Jack voorlopig nog sterk betrokken bij zijn inmiddels ruim volwassen baby: “Ik werk nog een dag per week bij IHLIA. Ik blijf bezig met het ontwikkelen van informatiesystemen. Ook zit ik in een internationale groep om onze “Homosaurus” (een thesaurus van LHBT+-indextermen, red.) te verbeteren en te promoten. Het moet de internationale standaard worden voor het toegankelijk maken van LHBT+-informatie.

“Zo gauw het al te expliciet wordt, haken mensen af”

Dat ik hier betrokken bij blijf, heeft als voordeel dat ik IHLIA goed kan achter laten. En voor mij is het prettig om niet van de ene dag op de andere niets meer met mijn werk te maken te hebben. Ik blijf het dit jaar sowieso nog doen, en daarna zie ik het wel.”

Dit interview verscheen eerder in hello gorgeous editie 30.


Bestel editie #30 via deze link.

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.