Anita

Door politiek redacteur Ronald Mol – Ze heet Anita Lasker-Wallfisch. Als jong meisje heeft ze in Auschwitz gezeten. Haar geluk was dat ze de cello kon spelen. Er was geen selectie of zoiets, maar ze raakte bij aankomst toevallig in gesprek met een andere gevangene die haar –voor de administratie- vroeg wat ze voor de oorlog had gedaan?

‘Ik was celliste.’ Was het antwoord dat haar leven heeft gered. Hierdoor werd Anita namelijk niet meteen na binnenkomst naar de gaskamer afgevoerd. In plaats daarvan werd zij opgenomen in de vrouwenmuziekband van Auschwitz. Zittend bij de ingang moest de band iedere dag marsmuziek spelen. Het orkest speelde marsen wanneer de slavenarbeiders het kamp verlieten voor hun dagelijkse werk. En het orkest speelde nog steeds wanneer degenen die niet tijdens het werk gestorven waren, weer terugkwamen. De hele dag spelen. Met als uitzicht: de gaskamers. Dag na dag zagen ze hoe daar mensen naakt, mager en kaalgeschoren in werden gedreven. Dag na dag zag ze dat andere gevangenen die mensen, nu dood, uit die gaskamers moesten dragen. Dag na dag dacht Anita dat ze alleen in de vorm van rook en as Auschwitz kon verlaten. En dag na dag speelde de band noodgedwongen door.

Op een zeker moment zat Anita luizen uit de haren van één van haar mede-gevangenen te halen, toen de deur van de barak open ging. De kamp-dokter van Auschwitz kwam binnen. Josef Mengele. Een van de meest kwaadaardige personen die ooit heeft geleefd. Door het zien van de man veranderden Anita’s benen in elastiek, haar ingewanden kwamen in opstand; doodsbang kromp ze ineen. Iedereen in het kamp had het schreeuwen van de slachtoffers van ‘de engel des doods’ wel gehoord, als hij zijn ‘experimenten’ uitvoerde. Door haar hoofd schoten allerlei gedachten, zoals: ‘Nu gaat hij me opensnijden omdat wil hij weten hoe het brein van een muzikant werkt tijdens het spelen’. Trillend keek ze in zijn richting. Met een vinger wees Mengele naar haar instrument en knipte in zijn vingers. Hij wilde alleen maar dat ze ging spelen. Godzijdank. Zonder dat er ook maar één woord werd gewisseld volgde ze Mengele naar zijn kantoor. Daar knipte hij weer in zijn vingers en wees naar de hoek. Anita ging zitten en speelde op haar cello. Tot op de dag van vandaag herinnert Anita zich iedere noot die ze voor het monster speelde: het was het stuk Traumerei van Schuman.

Toen Anita dit verhaal vertelde aan Stephen Fry, de Britse acteur, schrijver en LHBTI+ activist, vroeg hij haar wat Mengele deed nadat ze klaar was met spelen.

‘Met een handgebaar werd ik de kamer weer uitgestuurd’.

Stephen’s volgende vraag was of Mengele haar nog had bedankt voor haar prachtige spel? ‘Did he thank you in any way?’

Meewarig lachte Anita en schudde haar hoofd.

‘Ach jongen, je hebt het nog altijd niet helemaal begrepen: bedank jij je telefoon of je wasmachine? Wij waren geen mensen! Joden waren geen mensen. Daarom konden ze met ons doen wat ze hebben gedaan. Omdat ze echt, echt werkelijk geloofden dat we geen mensen waren.’

Anita Lasker-Wallfisch in gesprek met Stephen Fry (BBC)

Dat Hitlers partij, de NSDAP, in 1933 aan de macht kwam, was meer een gevolg van een haat die al lang in Duitsland leefde. Niet de partij, noch Hitler, was de oorzaak van die jodenhaat. Maar het was wel een katalysator. Niemand krijgt zomaar de denkbeelden die Mengele had. Haat ontstaat niet van de ene op de andere dag; haat wordt aangeleerd. Op het moment dat Anita bibberend in de hoek van dat kantoor Traumerei zat te spelen, had het Duitse volk al tien jaar propaganda over zich uitgestort gekregen. Men was verplicht om Hitler’s boek Mein Kampf in huis te hebben. Andere boeken waren juist verboden. Propaganda over untermenschen werd verspreid. Minderwaardige wezens. Affenmenschen. Ontmenselijking gebeurt niet plotseling. Deze haat had de Duitse samenleving en het denken van individuen al lang vergiftigd. Lang voordat Hitler aan de macht kwam. Lang voor de oorlog begon. Maar Hitler voedde het, gaf het richting en gebruikte het.

Ook in de huidige wereld wordt haat gevoed en gebruikt door partijen en individuen. Ook in Nederland. En ook binnen de regenboog community. En het lijkt zelfs te groeien. Het wordt steeds normaler gevonden of gemaakt:  “Ik ben het niet eens met alles wat hij zegt, maar…” “Ze hebben op dit onderwerp wel een punt…” “Er valt gerust iets voor te zeggen…” Natuurlijk: iedereen heeft recht op een eigen mening, maar gelukkig hoeft niet iedere mening even zwaar mee te tellen.

Dus rot toch op met je ‘oikofobie’, je ‘uil van Minerva’ en je ‘minder, minder, minder’. Voor haat valt niets te zeggen. Racisme en discriminatie is geen argument. De enige intolerantie die we nooit los moeten laten, is de intolerantie richting hen die haat verspreiden.

Ik besef: ik ben geen Jood, maar mag daarom niet wegkijken. Ik ben geen moslim, maar ook dat is geen excuus. Ik ben geen vluchteling, gelukkig niet. Dan had ik wellicht nog kunnen wegkijken, met het excuus dat mijn eigen leed even genoeg is. Maar dat alles ben ik niet.

Ik ben wel lid van de regenboogcommunity. In die community tref ik ook Joden, moslims en vluchtelingen aan. De regenboogcommunity is een diverse groep die geloof, geslacht, gender, huidskleur en grenzen overstijgt. En ik ben er trots op om er deel van uit te mogen maken. Maar ik voel ook de pijn die erbij komt kijken. Want als een Nederlands politicus een geaardheid als scheldwoord gebruikt, dan is dat ook mijn geaardheid. In Georgië wordt een Pride uiteengeslagen. De Tbilisi Pride, dat is ook mijn Pride. In Amsterdam wordt een studentenflat in de brand gestoken omdat er regenboogvlaggen hangen. Ramen worden ingegooid, precies om die reden. Die flat had mijn flat kunnen zijn, die ramen hadden mijn ramen kunnen zijn. Bij een sportschool wordt brandgesticht, omdat de eigenaar een roze supportersvereniging heeft opgericht. Dat had mijn sportschool kunnen zijn. In Polen worden er LGBT-Free zones ingericht, in Hongarije worden boeken verboden. Het roept een nare herinnering op aan de zwartste bladzijden uit de menselijke geschiedenis. ‘Nicht für LGBT’: het scheelt slecht één woord. Of ‘Slegs vir heteroseksuelen’; nog zo’n schandvlek. Same shit, different group. Maar helaas hebben we nog steeds moeite om ‘de ander’ als een gelijkwaardig mens te zien.

Wanneer alles wat je mens maakt van je afgenomen is, dan heb je altijd nog je eigen gedachten. Want in je hoofd kunnen ze niet kijken. Als jouw laatste vlag in brand gestoken wordt, heb je altijd nog jouw liefde. Want in je hart kunnen ze niet kijken. Als er niet meer overblijft, is de herinnering van jouw liefde iets wat je toch nog op de been kan houden. Liefde is het eerste en het laatste wat je mens maakt.

Maar wat als mijn liefde als minderwaardig wordt gezien, als iets walgelijks? Iets wat je wel mag zijn, maar niet mag doen? Als mijn eerste en laatste stukje menselijkheid iets is dat moet worden weggestopt en waar niet over gepraat mag worden…  wat zegt dat dan over mij? Zijn de leden van de regenboogcommunity in de ogen van de mensen die dit soort wetten maken en dit soort verboden instellen eigenlijk wel volwaardige mensen?

Of zijn LHBTI+personen op weg om de untermenschen van de eenentwintigste eeuw te worden?

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.