Deel 2: Capri

Napels is geen easy lover. Ze kan zelfs erg offensief zijn als je er voor het eerst komt. De Zuid-Italiaanse metropool heeft tal van geheimen de ze niet makkelijk prijsgeeft. Alleen de onbevangen avonturier zal achter de oppervlakkige urbane chaos haar ware schoonheid en mystiek kunnen waarnemen. Samen met Ben en Max, twee Berlijnse vrienden, huurde ik een week een appartement in de historische stadskern om van daaruit stad en omgeving te verkennen. Met enige regelmaat zal ik schrijven over mijn ervaringen.

Tekst en foto’s Rik Alexander

Vandaag: Pelgrimage naar Capri

De ochtendzon weerkaatst op de Middellandse zee en verwarmt mijn gezicht. Het raam waardoor ik naar buiten staar is bedekt met een dun laagje zout, daar achtergelaten door het opspattende zeewater. Mijn lichaam deint alle kanten op. Mensen praten, maar hun geluid wordt overstemd door het ritmische gebonk van een motor. Ik zit in de ferry van Napels naar het eiland Capri. Best spannend, want het is een solo expeditie. Naar de haven, een ticket kopen en de goede boot vinden. De reis is een soort pelgrimage en een eerbetoon aan het inmiddels gesloten Heerlense Lexor Theater van mijn vader.

Na een optreden in het theater, als de meeste bezoekers al naar huis waren en enkel de stamgasten op de met rood pluche beklede barkrukken zaten, voltrok zich vaak hetzelfde ritueel. Zo rond een uur of één ’s nachts moest iedereen zijn rekening betalen. Vanaf dat moment waren alle versnaperingen van het huis. Het gietijzeren hek voor de ingang van het theater werd afgesloten, de buitenreclame gedoofd en de verlichting in ’t café nog verder gedimd. Wie van de overgebleven gasten naar huis toe wilde moest het pand via de tot artiestenuitgang bestempelde voordeur van de bovenwoning verlaten.

Voorlopig wilde niemand naar huis, er kwam altijd nog wel iemand binnendruppelen. Zoals muzikant Emil die na een optreden in de provincie of daarbuiten aanschoof voor een koffie, dubbel melk, dubbel suiker. De volumeknop van de muziekinstallatie werd opengedraaid. We zongen mee met schlagers, smartlappen en ouwe leem (Heerlens voor evergreens) die uit de tot luidsprekers omgebouwde transistorradio’s schalden. Als Ivo in het café was dan werd het echt een bijzondere avond. Gezeten achter de zwarte, vaak ontstemde piano werden er bekende nummers ten gehore gebracht.

Een spontaan café chantant, gewoon in dat kleine cafeetje. En dan kwam er een moment, wanneer hersenen en stembanden genoeg geolied waren, waarop stamgast Jose het nummer Capri Fischer van Rudi Schurike inzette en de rest van de gasten uit volle borst inhaakten. Vanaf die tijd, zo rond 2005, vroeg ik me af hoe dat Italiaanse eiland, dat bezongen wordt in het lied van Schurike er in werkelijkheid uit zou zien. Mijn nieuwsgierigheid naar Capri werd nog groter toen ik erachter kwam dat het in ’t begin van de vorige eeuw een bijzondere aantrekkingskracht had op kunstenaars, beroemde mensen en queer personen.

De overweldigende schoonheid, en de destijds voor kunstenaars inspirerende Blauwe Grot, maar zeker ook het feit dat in Italië homoseksualiteit niet bij wet verboden was, maakten van Capri een geliefde bestemming. Onder andere Oscar Wilde, Thomas Mann, Maxim Gorki, Francis Bacon en de van pederastie beschuldigde Duitse industrieel Friedrich Alfred Krupp verbleven voor korte of lange periode op het Zuid-Italiaanse eiland.

De veerboot meert in de haven aan. Na een uur aan boord zet ik voet aan wal van een in het zonlicht badende Capri, dat hoog boven me uit torent. Steile bergen en rotsen, bedekt met veel groen en witte huizen daar overheen uitgestrooid als hagelslag. De funiculare, een soort treintje die tegen de berg op rijdt, brengt me naar het stadje dat een paar honderd meter hoger ligt.

Ook nu is Capri nog erg geliefd bij beroemdheden en de jetset. Leonardo DiCaprio nipte onlangs aan een espresso op een terras, Orlando Bloom werd gespot en Rihanna dobberde in een boot vlak voor de kust. In tegenstelling tot Napels of de rest van de streek zijn de gebouwen op Capri in ontzettend goede staat. Nergens mist een likje verf, geen afval op straat, geen complete chaos. Het voelt een beetje alsof ik in een soort pittoreske P.C. Hooftstraat rondwandel. Minimalistisch ingerichte boetieks, die exclusieve mode en prijzige souvenirs aan de man brengen, zij aan zij met restaurants waar je voor simpele gerechten en de typische salade Caprese dieper in de buidel moet tasten dan op het vasteland. Maar, dan schuif je wel aan in een restaurant waar een celebrity een vorkje heeft geprikt, getuige de vele foto’s van beroemdheden die bij iedere ingang prijken.

Het stadje laat ik snel achter me. De Via Tiberio is het door mezelf uitgeroepen pelgrimspad dat ik ga volgen. Een heel smal weggetje leidt me het stadje uit, bergopwaarts. Capri is autovrij, maar zo nu en dan word ik ingehaald door met goederen beladen elektrische voertuigen. Het geeft de tocht iets futuristisch, soms. Schilderachtige huizen, bloeiende oleanders, cactussen en palmbomen vergezellen me onderweg. Het is rustig op dit deel van het eiland. Sporadisch passeren bewoners of bezoekers me.

Tijdens rustpauzes kan ik genieten van vergezichten over de daken van de huizen richting een azuurblauwe zee. De weg die ik volg is vernoemd naar de Romeinse keizer Tiberius die van het jaar 27 tot zijn dood in 37 na Christus in Villa Jovis op Capri woonde. Van dit keizerlijke verblijf rest nog een ruïne, die in bar slechte staat is, ontdek ik. Op veel plaatsen blokkeren hekken vanwege instortingsgevaar de toegang. Bordjes met ‘pericoloso’ geven aan dat ik me op een gevaarlijke plek bevindt en moet oppassen voor vallend gesteente. De resterende muren van het eens zo mooie, op een rots gelegen, Romeinse paleis zijn nu een vruchtbare voedingsbodem voor allerlei bloemen en planten.

De manier waarop er met dit erfgoed omgegaan wordt maakt me boos. Zou de verwaarlozing van dit monument iets te maken kunnen hebben met de reputatie van de Romeinse keizer? Tiberius heeft geen goede naam op het eiland. Volgens overleveringen zou de heerser er seksueel perverse fantasieën hebben uitgeleefd en daarvoor minderjarigen hebben misbruikt.

Mijn gezicht moet boekdelen gesproken hebben, want op mijn terugweg houdt een Duits echtpaar me aan. Iets verderop, aan dezelfde Via Tiberio, ligt de ingang van Parco Astarita. Je loopt er zo aan voorbij, maar je moet echt naar binnen. Een slingerweg aan de rand is erg de moeite waard’, zegt de vrouw. De ingang wordt inderdaad gemarkeerd door een onopvallende poort. Een man op leeftijd loopt snel op me af. Hij heeft een kwiek voorkomen, maar een zongebruinde perkamenten huid. Het is daarom moeilijk in te schatten hoe oud hij is. Bij de pinken is hij ook, blijkt als hij Italiaans met een paar woorden Engels vermengd. Het enige dat ik kan ontwaren is ‘belvedere’ waarbij hij zijn hand, met daarin wat muntgeld ophoudt.

Meerdere bordjes maken duidelijk dat het park gratis toegankelijk is. Ik loop door. Als eerste neem ik de bijzondere geur waar. In de lucht hangt een zoete zweem van bloemen, het zilte van de zee en van sparren waarvan het aroma me doet denken aan wierook. De zachte ondergrond van dennennaalden brengt me op het slingerpad die langs de rand van een klif voert. De Duitse vrouw had gelijk! Het gebeurt niet vaak, maar ik raak ontroerd van deze beleving. De rotsen, zee, het eiland. De aarde laat zich voor even in haar meest pure vorm aanschouwen en dwingt diepe respect af!

Met een intens gelukkig gevoel verlaat ik het park, maar niet voordat ik hetzelfde mannetje gepasseerd ben. ‘Did you like?’, vraagt hij, weer zijn hand ophoudend. Deze ervaring is onbetaalbaar, niet in geld uit te drukken, maar stop hem wat muntgeld in z’n handen. Er is nog een ding dat ik graag wil zien, de Arco Naturale. Een natuurlijk gevormde boog in kalkstenen rotsen. Een voettocht van een uur. Bergop over slingerweggetjes en afdalen via een aantal trappen en dan, stilte… Gezeten op een rots, voor me uit starend, omringd door hoog oprijzende bergen en bomen die altijd groen blijven.

Recht voor me de Arco Naturale, die fier in de Middellandse zee staat. Een paar foto’s en dan stop ik mijn mobiele telefoon weg. Hoeveel tijd er verstreken is? Het enige dat ik me herinner is die paradijselijke schoonheid en de intense sereniteit die over me heen gekomen is. Hier had ik uren, dagen kunnen doorbrengen. In mijn onderbewustzijn komt de gedachte aan de vertrektijd van de ferry bovendrijven. Het is tijd om aan de terugtocht te beginnen, wil ik de boot niet missen.

Dankbaar en tevreden wil ik de dag vieren en koop bij onderweg een flesje Peroni. In mijn woonplaats Berlijn is het heel normaal om al lopend over straat een pilsje te drinken. Een Gehbier noemen ze dat. Uit de besmuikte blikken die de eilanders me toewerpen kan ik al snel opmaken dat het not done is wat ik doe. Sorry! Terwijl de avond haar intrede doet stap ik weer aan boord van de veerboot naar Napoli. Ik kijk om en zie de zon ondergaan: ’Wenn bei Capri die rote Sonne im Meer versinkt. Und vom Himmel die bleiche Sichel des Mondes blinkt…’

*

Rik Alexander (Heerlen, 1982) heeft gewerkt als programmamaker en redacteur voor radio, tv en queer media. In 2019 verhuisde hij van Amsterdam naar Berlijn om zijn levensmotto ‘iedere dag groter worden door klein te blijven’ ten volle waar te maken.

Klik hier voor de eerdere afleveringen van deze serie

*

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.