Op mijn smartphone staat welgeteld één spelletje. En één keer per dag, voordat ik ’s avonds in bed verder lees in mijn boek, speel ik dat spelletje vijf tot tien minuutjes. Totdat mijn ‘energiebalkje’ op is.
Terwijl ik op de vreemdste plaatsen de vreemdste voorwerpen moet vinden (en met het aldus verdiende geld mijn eiland gezellig moet maken) lost een lieve, Amerikaanse jongedame allerlei mysteries op. Het spel heet June’s Journey. Het is een volslagen nutteloze bezigheid, zonder enige educatieve, culturele of anderszins verheffende waarden, maar – zodra ik mezelf door de hoeveelheid reclame geploegd heb – wel ontspannend en daardoor voor mij heel waardevol.
Ik was bij hoofdstuk 124 aanbeland. Het hoofdstuk waarin detective June plotseling geconfronteerd werd met Nicholas, een knappe, zwarte man op wie de man van June ooit verliefd was geworden. Hij was van June gescheiden en met Nicholas in Nigeria gaan samenwonen. Net op het moment dat Nicholas June uitnodigde voor een etentje, belandde ik weer eens in een reclame.
Ik zag prachtige beelden: een woestijn tijdens zonsopgang, Arabische gebouwen en aardewerk, een sportieve dame, besneeuwde bergtoppen …
Ik zag prachtige beelden op mijn schermpje voorbijkomen: een woestijn tijdens de zonsopgang, Arabische gebouwen en aardewerk, een sportieve dame met lange, natte haren, een man die een berg beklom, besneeuwde bergtoppen en een lachende gehoofddoekte dame die mij uitnodigde om op vakantie naar Saoedi-Arabië te gaan.
Ik fronste even mijn wenkbrauwen. Nu hoef ik u hoogstwaarschijnlijk niks te vertellen over de mensenrechten op het Arabisch schiereiland, maar ik doe het bij monde van Amnesty International toch maar even wel:
“Er is een hoop mis met de mensenrechten in Saudi-Arabië. Enkele voorbeelden: de vrijheid van meningsuiting wordt ernstig beknot, er worden regelmatig executies en lijfstraffen uitgevoerd, er vinden oneerlijke rechtszaken plaats, de sjiitische minderheid wordt stelselmatig gediscrimineerd en vrouwen hebben veel minder rechten dan mannen. En in Jemen leidt Saudi-Arabië luchtaanvallen die, willens en wetens, veel burgerslachtoffers maken. Wie zich hierover kritisch uitlaat, wordt zwaar gestraft. Sinds begin 2011 in de Arabische regio protesten uitbraken, voeren de Saudische autoriteiten een klopjacht op iedereen die kritiek uit. Daardoor blijven er in het land steeds minder mensen over die het durven opnemen voor de mensenrechten.”
Met enige regelmaat druppelen berichten over de belabberde Saoedische mensenrechtensituatie onze media binnen. Ik geef twee voorbeelden.
Het ‘Global Gender Gap Report’ van het World Economic Forum uit 2017 rangschikte het land op plaats 138 van 144 landen betreffende gendergelijkheid.
In het oliekoninkrijk is voor de wet geen verschil tussen verkrachting, pedofilie en homoseksualiteit.
Pinknews trad afgelopen april naar buiten met onderstaande tekst: ‘Het Saudische rechtssysteem heeft (sinds april 2019 RvdM) hardere straffen ingevoerd voor homoseksualiteit, inclusief de doodstraf. In het oliekoninkrijk is voor de wet geen verschil tussen verkrachting, pedofilie en homoseksualiteit. Daarom is het vaak moeilijk om te weten waar mensen precies voor terechtstaan. Volgens Okaz, een Saudische krant, zorgen social media ervoor dat mensen zich ‘abnormaal gedragen’, omdat mensen ‘steeds meer lef krijgen’. ‘Te veel mensen zouden door social media homoseksueel worden en daarom zou homoseksueel gedrag strenger aangepakt moeten worden.’
Echter, wie goed leest, vindt in de niet aflatende stroom mensenrechtenellende heel af en toe ienimieniekleine pareltjes van hoop.
Floortje Smit berichtte in De Volkskrant van 8 mei jongstleden over de ontluikende filmindustrie in Saoedi-Arabië met een hoofdrol voor de vrouwen.
En volgens het magazine Vice is er in Saoedi-Arabië wel degelijk een vrij uitgebreide – maar uiteraard volslagen ondergrondse – gayscene te vinden.
Nadat ik het reclamefilmpje over Saoedi-Arabië had bekeken, vroeg ik mij af wat de invloed van het hoogstwaarschijnlijk snel toenemende aantal toeristen naar het conservatief-islamitische – en voor mij vermaledijde – land zou kunnen betekenen.
In een ver verleden leerde ik mijn studenten HBO-pedagogiek dat ‘bij de ontmoeting het wegnemen van de angst voor het vreemde begint’. Natuurlijk klinken deze goedbedoelde pedagogische woorden nu haast naïef ten opzichte van de goed geoliede Arabische machine van staatsonderdrukking en religieuze repressie
Maar toen ik – eveneens in een ver verleden – langere tijd in Marokko verbleef, kon ik mij soms niet aan de indruk onttrekken dat niet alleen het land invloed op mij had, maar dat ook ik invloed had op het land en op zijn inwoners. Ik wil nu nog steeds graag geloven dat ik door het vele samenzijn en door de vele gesprekken met vrienden, bekenden (en volslagen vreemden) iets van mijn zijn en van mijn kijk op de wereld bij hen achtergelaten heb, zoals zij iets van zichzelf bij mij achtergelaten hebben. En vrijwel altijd zonder het zelf te beseffen.
Ik moest ook aan mijn reis naar Bali denken, een aantal jaren geleden. Het viel mij toen op hoe schoon het toeristische, zeer op westerse leest geschoeide zuiden van het eiland was ten opzichte van het veel ruigere en rustigere noordelijke deel van het eiland. Toen ik dat terloops tegen een Indonesische vriend daar zei, antwoordde hij: ‘Toeristen hebben een hekel aan troep op straat en in de natuur, dus hebben we onze oude gewoonte van vuil op straat en in de rivier gooien langzaamaan aangepast.’
Saoedi-Arabië is Marokko niet. Het is ook geen Indonesië. Om het zacht uit te drukken blijft het wat mensenrechten betreft een koninkrijk van hoogst twijfelachtig allooi. maar ik wil graag geloven dat er ooit, ergens, een eerste stap gezet kan worden naar een betere wereld. En als de wereldleiders – inclusief onze eigen koningin – zelfs na de dood van journalist Khashoggi, door allerlei economische belangen geen grote veranderingen in dat land willen bewerkstelligen, zou de weg van het toerisme dat wellicht wel kunnen doen.
Ik weet niet of ik op dit moment naar Saoedi-Arabië op vakantie moet of wil gaan. ‘En,’ zo dacht ik gisterenavond nadat ik mijn energiebalkje weer opgesoupeerd had, ‘Zou ik daar dan op mijn telefoon een gecensureerde versie van June’s Journey moeten spelen?’
Een versie waarin een volledig in een zwart gewaad bedekte June verplicht wordt de onthoofding van Nicolas bij te wonen.
Een versie waarin ik in het volgende hoofdstuk – tevergeefs – moet zoeken naar voorwerpen als vrijheid, gelijkheid, minderhedenbescherming en mensenrechten.
En waarin ik, in een opdrogende zee van olie, alleen maar een toeristenvisum kan vinden.
Atlas draagt in deze stad
koning god en vaderland
en onze blikken richting dal
zoeken de goedheiligman
in graf omringd door stug gewaad
dat ruist en bidt en hoopt op kind
op geld op dood op erfenis
op minder dranklucht in gezicht
nee nee – schudt sluier en pakt mijn hand en geeft hem aan Saïd
die centjes in een bakje doet
en fluistert: ‘zing een lied
van koning god en vaderland
van heilige in graf’ –
Ik zing verliefd en hand in hand
tot vrouw haar zegen geeft:
wij over drempel mogen gaan
en grafsteen tot ons spreekt –
van parels uitzicht en van pracht
van spreuken dranken en van kracht
van zoen tot zoen daar naast het graf
van Atlas die tot bouwsteen breekt
Rick van der Made