Ik was nog een kind. Op een dag kwam Tante Gertruda bij ons op bezoek. Tante Gertruda was de oudtante van mijn moeder en ze was zo oud als Methusalem. Ze liep krom, leunend op haar stok. “U wordt weer een baby!” riep ik uit, want elke keer dat ik tante Gertruda zag, was ze weer wat gekrompen. Ik was ervan overtuigd dat tante Gertruda binnen afzienbare tijd weer net zo klein zou zijn als mijn kleine zusje.
En dat haar leven gewoon weer opnieuw zou beginnen.
Voor de grap haalde tante Gertruda voorzichtig naar me uit met haar stok. “Belhamel!” riep ze lachend.
De derde boot van de Pride afgelopen zaterdag was die van “Roze 75+”. De oudste generatie LHBT+-ers die begonnen is de strijd aan te gaan tegen wettelijke discriminatie en strafbaarstelling en vóór gelijke rechten en sociale acceptatie van LHBT+ers . De ‘Heroes’ van het eerste uur.
De generatie die ons heeft geleerd wat mondigheid is. De generatie die het verschil maakte tussen tante Gertruda en mijn moeder: de tante die hoogstwaarschijnlijk van d’r lang zal ze leve nooit over homoseksualiteit gehoord had, en mijn moeder die vier kinderen op de wereld heeft gebracht, waarvan er drie openlijk homoseksueel konden zijn.
Ongeveer in dezelfde periode dat de roze mondigheid er in Nederland voor zorgde dat voor homoseksuele contacten geen hogere minimumleeftijd meer gold dan voor heteroseksuele (1971) kwam ook in de pedagogiek de “opvoeding tot mondigheid” in een stroomversnelling.
Hoogleraar Jeugdstrafrecht en Jeugdbescherming Ido Weijers schrijft in zijn boek ‘De creatie van het mondige kind’:
“Mondigheid kan worden gezien als kerndoel van onderwijs, primair in de zin van ‘maatschappelijke weerbaarheid.”
Op 18 mei 2018 bracht het Sociaal en Cultureel Planbureau een onderzoek naar buiten waaruit blijkt dat één op de vijf scholieren denkt dat het op hun school niet mogelijk is eerlijk te vertellen homo of lesbisch te zijn.
Hoe kan het dat ondanks de toename van mondigheid en het accent op maatschappelijke weerbaarheid, vier op de tien homoseksuele jongeren zegt het afgelopen jaar te maken hebben gehad met vervelende vragen, negatieve grappen of schelden? Dat het percentage LHBT-scholieren dat wekelijks met pesten te maken heeft, met zestien procent maar liefst vier keer zo hoog ligt als dat onder heteroseksuele leerlingen (vier procent)? Dat zij een negatievere sfeer in de klas en een slechtere band met de docent ervaren en dat zij school minder leuk vinden en vaker spijbelen? Dat LHBT-jongeren hun leven een zes geven, in tegenstelling tot de acht min die heteroseksuele scholieren hun leven geven? Dat zij een slechtere gezondheid rapporteren, meer psychosomatische, emotionele en gedragsproblemen hebben en dat het aantal jongeren dat wel eens een zelfmoordpoging heeft gedaan, bij homo-jongeren vier keer zo hoog ligt als bij niet-homo’s?
Ido Weijers geeft in zijn boek een mogelijk antwoord:
“In de theoretische pedagogiek zien we sinds midden jaren zeventig een diversiteit van stromingen, invalshoeken, accenten en een veelkleurige interesse in grondslagen van pedagogisch handelen evenals een opvallende stilte als het gaat om opvoedingsdoelen.”
Mondigheid en maatschappelijke weerbaarheid zijn mooie begrippen, maar als deze niet gepaard gaan met duidelijke opvoedings- en onderwijsdoelen, blijven het inhoudsloze termen.
Wat heb je aan mondigheid als je als school geen veiligheid garandeert? Wat heb je aan weerbaarheid als er niet aan échte diversiteit gewerkt wordt? Wat voor kansen worden er aan kwetsbare minderheden geboden als de meerderheid nog steeds de norm bepaalt? Wat betekent weerbaarheid als je als jongere het gevoel hebt onzichtbaar te moeten blijven?
Een mogelijk antwoord op al deze vragen wordt gegeven door COC-projectleider Manon Linschoten die afgelopen donderdag op het NOS-journaal zei:
“Roze ouderen in verpleeghuizen moeten soms weer terug de kast in.” En: “homoseksualiteit in verzorgingstehuizen kan een moeilijk te bespreken onderwerp zijn”.
Afgelopen zaterdag zag ik de roze, gerimpelde mondigheid van de 75-plussers op de versierde boot voorbijtrekken.
Mondigheid die volgens mij ooit begonnen is om onze groep maatschappelijk weerbaar te maken, en zeer zeker niet om als roze oudere op die leeftijd weer terug de kast in te moeten.
Mondigheid, maatschappelijke weerbaarheid én opvoedingsdoelen blijken nog steeds hard nodig. Niet alleen op onze scholen, maar blijkbaar ook in onze verzorgingstehuizen.
Ja, we zijn allemaal mondiger geworden. Roze en niet-roze. Jong en oud. Maar ongeleide mondigheid van een meerderheid, mondigheid van een kind zonder opvoeding, mondigheid van een generatie zonder begeleiding en zonder veiligheid mondt al snel uit in brutaliteit.
En brutalen hebben nu eenmaal de halve wereld.
In gedachten zag ik mijn moeders tante Gertruda weer op haar stok voorbijschuifelen. “Wie weet, misschien komt tante Gertruda in een volgend leven ooit terug als lesbische dame,” dacht ik glimlachend.
“Een lesbische, mondige, oude dame die in haar toekomstig verzorgingstehuis met haar stok zal zwaaien en tegen haar hoogbejaarde buurman zal zeggen: “Uit de weg, belhamel! Roze Gertruda komt eraan.”
Als ik ergens moet wonen
Op deze gekke, gekke aarde
Laat het dan in een land zijn
Met diversiteit als belangrijkste waarde
Waar een regenboogvlag wappert
Die ‘s lands grenzen wil overstijgen
Waar de eenhoorn en de leeuw
Zich niet door bekrompenheid laten bedreigen
Met een hoofdstad waar toeristen
Zien dat gender bijrol mag spelen
Dat gracht roze kleuren kan
Dat men hier nimmer liefde zal veroordelen
Als ik ergens moet wonen
Op deze gekke, gekke aarde
Laat er dan mensen zijn die zeggen:
“Wees welkom, want naastenliefde is hier
de op een na belangrijkste waarde”
Rick van der Made
Rick van der Made (Breda, 1968) is dichter en columnist. Hij studeerde Frans, Engels en Pedagogiek. De dichtbundels ‘Wereldreiziger’, ‘Memoires van Huisman’ en ‘Het jaar van de arend’ zijn van zijn hand.
2 thoughts on “Tante Gertruda en roze mondigheid ”