Door: Bianca Raes
Lente 2012
Haar aanraking, hoe klein ook, veroorzaakte een vloedgolf binnenin. Hoe zacht ze zichzelf ook tegen mijn linkerarm had gedrukt, aan elke vezel van mijn trui kleefde nu verlangen. Mijn wereld stond in brand. Mijn onderbuik in rep en roer. En toch was alles stil. Mijn verlangen keerde zich naar binnen. Ik implodeerde. Angel bewoog zich even van me weg. Ik dacht dat het misschien toeval was geweest. Tot haar arm zich terug vlijde als een kat op haar favoriete kussen. Ik kon haar rechterarm voelen door mijn mouw heen, net tot het punt waar je hoofd blijft van tollen, omdat je de zekerheid niet hebt of de ander er net zo over denkt.
Angel was de vrouw die mijn gevoelswereld overhoop had gegooid. En jaren later – veel te laat volgens hem – die van mijn man. Want ik durfde er niet over praten omdat ik bang was alles te verliezen wat ik tot dan toe had opgebouwd. We hadden een dochter van anderhalf jaar, een leuk huis met appelbomen in de tuin en nog zoveel mooie dingen die ik niet wou vernietigen.
Een tweestrijd in mezelf
Vechtend voor onze relatie, die ooit zo mooi was ontstaan, sloeg ik mezelf soms letterlijk in het gezicht om wat ik dacht en voelde. Tegelijkertijd was ik een verliefde puber en een volwassen vrouw met een geweldige partner en een prachtig kind. De hoogtes waren duizelingwekkend hoog, de dieptepunten lager dan je je kan indenken. In die woelige periode nota bene, werd ik zwanger van ons tweede kind. De zwangerschap leek een teken van hogerhand, dat ik mijn verlangens moest laten varen en verder bouwen aan ons gezin. We kregen een fantastische zoon waar ik uren kon naar kijken, een heel rustige baby, een lieverd.
Wat ontkenning met een mens kan doen
Angel verdween uit mijn leven, want we werkten niet meer samen. Het deed pijn, maar ik kon tenminste verder en hoefde de confrontatie niet meer aan te gaan. Dacht ik. Het was toen dat ik in een depressie belandde die niemand begreep. De mensen die het dichtst bij me stonden, vertelde ik de waarheid niet. Uit angst iedereen kwijt te raken. Maar ik raakte mezelf kwijt. Het voelde alsof ik een tol was, onophoudelijk draaiend van de ene kant naar de andere.
Therapie en een antidepressivum haalden me er weer bovenop. Ik kon terug lachen, ademhalen en genieten van de kleine en de grote dingen. Ik werd sterker. Maar van binnen was er iets fundamenteels veranderd. Het is zo dat ik me altijd ‘anders’ heb gevoeld dan de andere meisjes. Ik was niet dat typische meisje met lang haar en meisjesstreken. Ik hield niet zo van nagellak en gouden ringen om mijn sierlijke handen beter te laten uitkomen. Wel droeg ik jurken, met veel plezier zelfs, maar steeds vond ik dat het plaatje niet helemaal klopte. Er was een tijd dat ik me afvroeg of ik niet lesbisch was, maar ik ontkrachtte dat door tegen te werpen dat ik nog nooit verliefd was geweest op iemand die geen jongen was.
Blauwe spiegel
Angel had me een spiegel voorgehouden, door zichzelf te zijn. Ook zij was ooit getrouwd met een man en had twee kinderen. Ook zij was gekanteld, toen ze haar ware liefde had gezien. En ik zwichtte voor haar fantastische persoonlijkheid, haar onwaarschijnlijke schoonheid van binnen en van buiten. Tegelijkertijd was ik overdonderd, sprakeloos en droevig om de onbereikbaarheid. Mijn eerste verliefdheid op een vrouw liep af in het lopen van een blauwtje.
Maar ik ging door. Met mijn man, althans voorlopig.
Lees hier de vorige column van Bianca Raes
Deze column verscheen eerder op Zizo-online.be.