Ik heb niet zoveel met foto’s. Al wat ik bezit van mijn verre verleden is een klein doosje met wat baby- en kinderfoto’s erin en twee dunne fotoalbums die mijn leven tussen mijn – pak ‘m beet – zestiende en mijn dertigste overspannen. Na mijn dertigste ben ik zo goed als opgehouden foto’s te verzamelen.
De digitale fotorevolutie was een verademing: ik kon foto’s maken, bekijken, even bewaren en ze daarna zonder al teveel moeite weggooien. Een ander bijkomend voordeel: ik hoef niet langer meer urenlang de veel te zware vakantiealbums van familieleden en vrienden op schoot te nemen en door te ploegen.
Af en toe moet er een foto gemaakt worden. Dat begrijp ik best. Immers, een beeld zegt soms meer dan duizend woorden.
En als ik gevraagd word om voor het goede doel een foto van mezelf te laten maken, dan ben ik daartoe altijd wel bereid. Aldus belandde ik voor de camera van Anton de Bruin voor #ikbenhetzat. De actie gestart door drag queen Dusty die een vuist maakt tegen het geweld waar de lhbt+gemeenschap met enige regelmaat tegenaan loopt.
Ik ben van mening dat ieder mens in elk geval één overtuiging, één doel, één stichting, één wens moet hebben waarvoor hij zich zo nu en dan moet inspannen; waarvoor hij af en toe de barricades op moet gaan, waarvoor hij in het geweer moet komen. Of het nu de huismus, de homo, de honger in Afrika of de Heilige Hartkerk in Hilversum betreft. Bridget Maasland dutchpuppiet, Greta Duisenberg palestijnt, Nick en Simon edukansen en weer anderen zoals ikzelf #zijnhetzatten.
Ik ben me er terdege van bewust dat #Ikbenhetzat voortkomt uit boosheid. Boosheid over alle soorten geweld tegen lhbt+ers: of het nu gaat om in elkaar geslagen homo’s, uitgescholden transseksuelen of door taxichauffeurs geweigerde drag queens. Boosheid die voortkomt uit de frustratie van het zonder enige reden onverwacht slachtoffer worden van haat.
Sociologisch gezien is boosheid een interessant verschijnsel. Volgens filosoof Hans Schnitzler is boosheid een prima bindmiddel om een groep te formeren.
Naar aanleiding van de volkswoede die opstak nadat een lerares en enkele andere individuen misplaatste grappen over het ongeluk in Oss op social media hadden geplaatst, schreef hij: “In deze tijden van aandachtseconomie en etalagesamenleving waarin mensen moeite hebben met het definiëren van hun rol, zorgt het najagen van een prooi, net als in tribale samenlevingen voor een sterk gevoel van verbondenheid met de eigen stam. Wat is er nu fijner om je bij jouw stam te kunnen aansluiten, flink veel lawaai te gaan maken, de jacht te openen en elkaar daarmee tot grote hoogte aan te vuren om de dader te pakken te krijgen?”
Nu vind ik dat er een groot verschil zit tussen slachtoffer worden door iets te doen (een domme grap op Facebook zetten) of door gewoon iemand te zijn.
Zo ken ik geen voorbeelden waarbij lhbt+gerelateerd geweld gestart is door de lhbt+gemeenschap zelf.
Boosheid als reactief bindmiddel op een (domme) actie komt misschien niet altijd plezierig over, maar is in veel gevallen wel begrijpelijk. Boosheid als reactie na een aanval op het recht (er) gewoon te mogen zijn, is volgens mij niet meer dan logisch: het is een aanval op het fundament. Op het fundament van recht op leven. Op het fundament van vrijheid. Op het fundament van een vreedzame samenleving.
Bovendien: ook een roze kruik gaat net zolang te water tot zij barst.
Ik ben me met het maken voor een foto voor #ikbenhetzat er terdege van bewust dat ik aansluiting zoek bij mijn roze stam, dat ik lawaai maak, dat ik de jacht open en dat ik de daders van lhbt+gerelateerd geweld inderdaad graag opgepakt zie worden.
Maar ik ben me ook bewust van de eenzijdigheid van het uiten van boosheid. Het aankaarten van het geweld tegen de gemeenschap is maar één doel. Of misschien alleen maar een middel. Het tweede doel – of het werkelijke doel- zal moeten zijn het geweld tegen de lhbt+gemeenschap te keren.
Dit kan door ervoor te zorgen dat lhbt+ gerelateerd geweld hoog op de sociale en politieke agenda staat, door de acceptatie en de weerbaarheid van onze gemeenschap te vergroten of door simpelweg hulp en troost te bieden.
Ja, boosheid mag er natuurlijk zijn. Maar misschien moeten we ons tegens afvragen hoe we een actie zo kunnen inrichten dat het uiten van boosheid een eerste stap is.
Ja, boosheid is een interessant sociologisch verschijnsel. Maar het kan – als we niet alert blijven – zijn doel ook voorbijschieten, waarbij boosheid alleen holle frasen blijft, waarbij we alleen nog op daders jagen, zonder onszelf de vraag te stellen hoe deze daders daders worden.
Zonder de wortel van het probleem aan te pakken.
Of zoals Arnon Grunberg ooit schreef in De Volkskrant: “Mensen zijn niet boos omdat hun onrecht is aangedaan, maar omdat die boosheid hun leven zin geeft.”
Ook al permitteren wij onszelf terecht boosheid bij het aanhoren van onrecht jegens de lhbt+gemeenschap, we zullen – wellicht – ook moeten blijven opletten boosheid niet het kompas van onze levens te laten worden.
Mijn #ikbenhetzat-foto heb ik uitgeprint en voor het raam gehangen. Ik kijk er af en toe eens naar. Ik weet dat de foto uiteindeljk in een doosje in een van de lades van het dressoir zal belanden.
Maar nu nog niet.
Ik wil dat mijn goededoelfoto nog heel even heel veel oorverdovend lawaai maakt.
Want een beeld zegt soms meer dan duizend woorden.
Wie gepest wordt, mag bij mij komen schuilen
Ik geef je als troost een gedicht
Wie geweerd wordt, mag bij mij komen huilen,
Ik schrijf een zin die de pijn verlicht
Wie verstoten wordt, moet durven lezen
Over iets van solidariteit
Wie niet kan leven volgens diepste wezen
Moet lezen over wezen dat wordt bevrijd
Wie na het lezen over hoe zichzelf te
blijven
Iets wil melden over de innerlijke strijd
Mag proberen zelf een gedicht te schrijven
Over het vinden van de eigenheid
Wie na het schrijven over hoe tegenslag te overwinnen
De hulpeloze wil verduidelijken hoe het zal gaan
Leest hem wat voor van zijn geschreven zinnen
Laat hem lezen dat hij mag bestaan
Rick van der Made (Breda, 1968) is dichter en columnist. Hij studeerde Frans, Engels en Pedagogiek. De dichtbundels ‘Wereldreiziger’, ‘Memoires van Huisman’ en ‘Het jaar van de arend’ zijn van zijn hand.