De regenboogvlag en de scheuren in ons hart

Op de foto staat een gescheurde regenboogvlag die op straat ligt.

Vandaag heb ik er iets van gezegd. Meestal doe ik dat niet. Meestal loop ik door. Maar nu blijf ik staan. Een keurig ogend stel loopt voor me, passeert een etalage met een regenboogvlag. De vrouw snuift. “Daar heb je dat weer. Bah. Ik word er niet goed van.”

Tekst: Bamber Delver, adjunct-hoofdredacteur en voorzitter

De man knikt instemmend. Ik vraag: “Waar heeft u nou precies last van?” Ze schrikken, je verwacht immers niet dat een passant zich mengt in je privé-gesprekje. De vrouw wordt boos. “Waar bemoeit u zich mee?” De man sneer: “Bemoei je met je eigen zaken.” Van u word ik: je. Typisch.

Toch houd ik vol. “Wat maakt u zo boos?” “Sukkel!” bijt ze me toe. “We zijn het gewoon zat!” Waarop ik terugkaats: “Wij zijn mensen zoals u ook zat. En dat gescheld… Dahag.” Ik wil al weglopen, maar draai me toch om. En ineens gebeurt het. Er ontstaat een gesprek.

De vrouw pinkt een traan weg. Ik zie het. Dus vraag ik opnieuw, zachter nu: “Wat zit u zó dwars dat u zo fel reageert op een vlag?” Haar antwoord komt niet uit woede, maar uit zorg: “We zien de wereld naar de knoppen gaan. We hebben twee kinderen. We zijn bang dat ze geen toekomst meer hebben.” Ik knik. Ik heb ook een kind. En ik ben ook bang. Voor de harde woorden, voor het onbegrip. Voor wat er verloren dreigt te gaan als we elkaar blijven uitsluiten.

Ze vertelt dat haar man, een ‘gewone hardwerkende witte heteroman’, zich machteloos voelt. Ze doen hun best, ze willen het goed doen. En toch lijkt het alsof niets meer klopt. De boosheid blijkt slechts een deksel op een pan vol angst. De vrouw biedt excuses aan. “Dat van sukkel… dat had ik niet moeten zeggen.”

Ik zeg: “Als we elkaar blijven uitschelden en niet meer praten, als we elkaar alleen nog als tegenstanders zien… wat geven we dan door aan onze kinderen?” Ze knikt. En ineens komt ze voor me op. “Dat iemand jou uitscheldt omdat je hand in hand loopt – dat mag niet! Wij zouden dat nooit doen.”

We praten nog wat. Over deze stad Alkmaar, dat het zo’n aardige kleine stad is, met wat leuke winkels. Heel gewone dingen. En langzaam lopen we samen op, letterlijk en figuurlijk. Bij het afscheid geeft de man me een hand. “Dan hebben we dit toch maar mooi gehad.” Ik knijp terug. De vrouw zwaait.

De hele dag denk ik aan die ontmoeting. Wat begon als een botsing bleek een opening. Wat ik zag als homofobie, was in werkelijkheid angst. Mensen die zich net zo machteloos voelen als ik. Mensen die – ondanks hun woorden – verlangen naar verbinding, niet naar polarisatie en scheldpartijen, die niet in hun eigen valkuilen willen vallen omdat ze door ophitsers worden uitgedaagd en boos gemaakt. 

Dus dank jullie wel, winkeliers, voor die regenboogvlag in de etalage. Zonder dat symbool was dit gesprek er nooit geweest. En misschien is dat waar die vlag echt voor staat: niet voor verschil, maar voor het gesprek daartussen.

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.