Beste paus, (deel 1)

Beste Paus

Beste paus, ongeveer anderhalf jaar geleden overleed mijn oma. Ze is honderd jaar oud geworden en bleef tot het einde helder van geest. Ze was overtuigd katholiek en ging iedere zondag naar de kerk. De pastoor van de kerk waar ze altijd naar toe ging kreeg het bij haar uitvaart zelfs even te kwaad. Een paar tranen biggelden zichtbaar over zijn wangen. Het afscheid van deze trouwe parochiaan raakte hem op dat moment meer dan dat het mij raakte. Hij had echter niet gezien hoe ze was, toen ze op het randje van de dood balanceerde. Het was goed zo; ze had er naar uitgekeken. 

Tekst: Ronald Mol

Ronald en zijn oma, Foto: eigen collectie.

Want rond haar negentigste mocht ze niet meer autorijden en fietsen werd ook lastig. Ze begon te zeggen dat ze het grootste deel van haar leven achter de rug had. Toen ze haar honderdste verjaardag vierde, zei ze het weer: “Nou Ronald, het zal m’n laatste jaar wel zijn”. Ik had het haar al vaker horen zeggen en had er ook mijn standaard antwoord op gevonden: “Ja oma, dat belooft u nu al een jaar of tien; nu geloof ik u niet meer. Ga nu maar gewoon voor het familierecord van 105 ofzo.” Daar konden we dan smakelijk om lachen.

Ze viel steeds vaker en hield daar kwalen aan over. Ook daar was ze wel klaar mee. Ze vond dat haar wereld klein werd, maar toch bleef ze actief. Tot op het laatste moment woonde ze in een aanleunwoning. “Een verzorgingstehuis? Da’s voor oude mensen.” Als ik bij haar op bezoek ging, maakte ik van tevoren een afspraak. Want ze bleef tot het laatste moment wandelen, al was het maar een paar honderd meter. Of boodschappen doen. Of ze was weer eens bij iemand op bezoek. Ik stond regelmatig voor een vaste deur als ik weer eens spontaan bij haar aanbelde.

Maar ze had wel een punt; haar wereld werd kleiner. Als we een afspraak hadden, dan wist ik hoe het gesprek zou gaan. Wie was er dood gegaan, een verslag over haar bezoekjes aan de weinige, nog levende generatiegenoten en dat ze in het verleden het hele land had gezien; dankzij de trein. En de kerk. Altijd kwam dat wel even terug. Op haar eigen manier had ze een onwankelbaar geloof. Een geloof dat ze pragmatisch beleefde; niet volgens de dogma’s van de kerk.

Eén van oma’s zonen werd haar dochter. Ze ging mee naar de huisarts en toen aan haar werd uitgelegd dat ‘dit toch echt de manier is waarop uw kind gelukkig zal worden’, reageerde ze – naar eigen zeggen – pragmatisch.

“Nouja, als dat jou gelukkig maakt,
dan moet dat maar.”

Oma vertelde dit aan mij net nadat ik mijn eerste vriend aan mijn ouders had voorgesteld. Mijn moeder had aan oma verteld dat haar oudste kleinzoon een nieuwe relatie had. Met een man. Wat mijn moeder daarna even was vergeten, was om mij hiervan op de hoogte te brengen. Een kleine heads-up: ‘oma weet het ook al’, of zoiets. Dus toen ik nietsvermoedend weer eens bij mijn oma langs ging en daar juist een slok van m’n thee nam, vroeg ze langs haar neus weg: “Zo, dus jij hebt ook weer een nieuwe relatie?”

Terwijl ik me verslikte in m’n thee constateerde ik, al hoestend: “Ik begrijp dat u met m’n moeder heeft gesproken?” Van m’n vader kon ze dit waarschijnlijk niet gehoord hebben. Hij is niet zo’n prater als het op dit soort onderwerpen aankomt. Nadat oma had bevestigd dat het nieuws inderdaad van m’n moeder kwam, vroeg ze: “En, is het een beetje een leuke jongen?” “Ja oma, anders was ik geen relatie met hem begonnen” antwoorde ik. En oma, pragmatisch als ze was constateerde: “Nouja, als hij jou gelukkig maakt, dan moet dat maar.”

Het gesprek dat daarna ontstond, ging ook over haar eigen dochter. Ik was nog jong toen zij in transitie ging. Wat er toen precies aan de hand was, dat begreep ik nog niet helemaal. Als kind krijg je op dat moment met name het standpunt van je ouders mee. Maar het standpunt van mijn oma? Het was nooit in me opgekomen om daar ook eens naar te vragen. Maar toen ze het mij vertelde, bleken de zaken toch nèt iets anders in elkaar te zitten dan wat ik als jong kind had begrepen.

Het gesprek had overigens nog een bijkomend voordeel. Een grapje dat ik sindsdien kon maken: “Wanneer gaat u weer eens op zoek naar een leuke vent? Zullen we anders samen op mannenjacht?” Dan antwoordde dat ze de mannen van haar leeftijd maar saai vond. “Die ouwe mannetjes gaan allemaal maar dood,” grinnikte ze dan. Dan nodigde ik haar uit om dan maar met mij op stap te gaan. Ver weg hoefde niet: een visje halen in Volendam was genoeg.

Mijn zusjes hebben een heel ander beeld van oma. Zij herinneren zich onder andere haar havermoutpap, waar je een pollepel rechtop in kon laten staan. Ik herinner haar ‘culinaire hoogstandjes’ natuurlijk ook. Met name haar zelfgebakken krentenbrood – waarmee je iemand van z’n fiets af kon meppen – besmeurd met appelstroop. Ze heeft het me meermaals voorgeschoteld. Tot op de dag van vandaag zijn krentenbrood noch appelstroop bij mij favoriet.

Mijn vaders beeld van zijn moeder is ook anders dan het beeld dat ik van zijn moeder, mijn oma, heb. Zo hebben we haar allemaal op een andere manier meegemaakt en andere herinneringen aan haar overgehouden. Maar dat ze tegen mij heeft gezegd dat het goed was, zolang mijn vriend me maar gelukkig maakte; dat is iets waar ik haar nog altijd dankbaar voor ben. Ze baseerde zich op wat ze zag: dat ik gelukkig was.

Dit in tegenstelling tot de meest recente verklaring van het Vaticaan, Dignitas infinita. Daarin wordt draagmoederschap en geslachtsverandering ‘onaanvaardbaar’ genoemd. Of een ‘schending van de menselijke waardigheid‘. Er wordt in de verklaring beweerd dat ieder mens ‘erkend en behandeld moet worden met respect en liefde’. Maar de kerk baseert zich hierbij niet op wat een mens gelukkig kan maken. Integendeel; de katholieke kerk komt met een genadeloos, onbarmhartig en grof oordeel.

Mijn oma gunde het haar dochter, en later ook mij, om geluk in het leven te vinden. Ongeacht wat haar geloof en u, de paus, daarvan vindt. Op die manier had mijn oma haar naasten lief, zoals zichzelf. Op die manier schonk zij vergeving. En op haar manier oordeelde ze niet. Althans; niet hardop.

Dus, beste paus, u én de katholieke kerk hadden in dat opzicht nog wel iets van mijn oma kunnen leren.

Ronald Mol (Alkmaar, 1983) is naast hoofdredacteur een zelfverklaard Regenboogroeptoeter, ambassadeur voor Bi+ Nederland, hoofdconducteur en geïnteresseerd in politiek. Heeft: veel meningen, het lang niet altijd bij het juiste eind, geen huisdieren en een leuk leven.

 

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.