Toen de gemeente Den Haag in 2020 ervoor gekozen had voortaan de term ‘queer’ te gebruiken om de LHBTI+gemeenschap in beleidsstukken aan te duiden, deed dat de nodige wenkbrauwen fronsen. Volgens wethouder Bert van Alphen (GL) was het ‘een enorme worsteling’ omdat volgens hem de bekende hokjes ‘knellend en onnodig beperkend klinken’.
Bij het lezen van die woorden moest ik aan taalfilosoof Wittgenstein (1889-1951) denken. Die heeft zich zijn werkzame leven lang beziggehouden met de zoektocht naar de relatie tussen taal, denken en werkelijkheid.
Volgens hem bestaat zinvol taalgebruik uit taal over ‘verifieerbare zaken’ (oftewel ‘empirisch waarneembare verschijnselen’) en zijn er dus zaken waarover geen zinvol taalgebruik bestaat. Zaken als religie, esthetiek, ethiek en mystiek. ‘Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen,’ schreef Wittgenstein in zijn standaardwerk ‘Tractatus Logico-Philisophicus’ (TLP).
Volgens Wittgenstein ging ook zijn TLP over zijn eigen grenzen heen, met het gevaar eveneens uit niet-zinvolle taal te bestaan. Hij zag zijn werk dan ook als ‘ladder’ om tot het juiste inzicht te klimmen en om vervolgens de ladder zelf weg te kunnen gooien.
Toen Wittgenstein in 1929 als hoogleraar in Cambridge aangesteld werd, begon hij aan de juistheid van de TLP te twijfelen. Hij vond dat zijn eigen werk een te simpele en onjuiste visie van taal weergaf. Was het wel juist om één formele betekenis aan een woord toe te kennen? ‘Nee,’ sprak Wittgenstein zichzelf nu tegen, ‘de betekenis van een woord zit niet gevestigd in zijn verwijzing naar een object in de wereld, maar in zijn gebruik.’
Kortom: taal is te complex om de wereld in een één-op-éénverhouding te beschrijven.
In de lijn van Wittgensteins filosofie gaat elk overkoepelend begrip voor onze LHBTI+gemeenschap over zijn eigen grenzen heen. In hoeverre laat de mens zichzelf ‘empirisch waarneembaar’ duiden? En vormt elk begrip nu eenmaal niet meteen zijn eigen afbakening en dus zijn eigen hokje?
Volwassenwording van een emancipatorische groep gaat vaker gepaard met toenemende pluriformiteit. ‘Homobeweging’ en ‘Gaypride’ zijn termen uit respectievelijk de jaren zeventig en negentig van de vorige eeuw, maar zijn inmiddels achterhaald. De wereld van LHBTI+minderheden bleek blijkbaar te complex om deze in een één-op-éénverhouding te beschrijven. Vandaar dat we dit jaar in Amsterdam niet alleen een week lang Pride vieren, maar ook nog een extra week Queer.
Net zoals in Den Haag moeten beleidsmakers in Amsterdam beleidsstukken schrijven waarin afgebakende termen worden gebruikt om duidelijk te maken voor wie precies dat beleid nu geldt. Met het maken van beleid ontkomt men moeilijk aan de afbakening van ‘empirisch waarneembare verschijnselen.’ ‘Pride’ bleek na al die jaren voor velen te beperkend. En dat kan, natuurlijk. En dan verandert het beleid.
Of zoals het COC het destijds over de Haagse keuze voor ‘queer’ omschreef: ‘We zitten er niet geharnast in. Er is geen gouden sleutel voor.’
Net zoals ‘homobeweging’ zich tot ‘LHBTI+beweging’, en ‘Gaypride’ zich tot ‘Pride’ ontwikkeld hebben, moeten we de LHBTI+terminologieënladder maar gewoon verder beklimmen totdat we tot het juiste inzicht en daarmee tot de juiste begripsvorming kunnen komen, en tot we – wie weet – zodoende ooit de gouden sleutel vinden.
Om de ladder die gebouwd is op eerdere begrippen daarna gewoon weg te kunnen gooien.
Het gaat er niet om grenzen tussen hokjes te laten vervagen of deze grenzen juist duidelijker te markeren.
Een geslaagde emancipatie is de vrijheid voelen je op elk gewenst moment uit een hokje te kunnen bevrijden, of juist een hokje op te zoeken als je je daar goed bij voelt.
En dat gevoel kan niemand anders voor jou bepalen of omschrijven. Beleidsmakers niet. Wittgenstein niet. Taal niet.
Dat bepaal je helemaal zelf.
Ik wens iedereen een fijne Queer and Pride toe.
Rick van der Made (Breda, 1968) is oud-hoofdredacteur van Gaykrant. Hij is ook dichter en columnist. Rick woont met zijn huisgenote Pascale en hun twee katten Boris en Klaas in Hooge Zwaluwe.
One thought on “Rick | Queer, Pride en Taalfilosofie”