‘Verlies elkaar niet als polarisatie dichtbij komt!’
Dit is de slogan van de laatste Sire campagne.
Ik schrijf deze column begin mei, als we na het feesten tijdens koningsnacht en -dag, gaan herdenken en onze vrijheid vieren. Ik hoor bij de generatie die nooit een oorlog op eigen bodem meemaakte. Mijn grootste confrontaties met botsende meningen waren die met de -weinig tolerante- geloofsovertuiging uit mijn jeugd. De aanmatigende mening van anderen over mijn seksuele geaardheid. De controverse over de homoseksuele aard van het AIDS virus. En de enorme hoeveelheid complottheorieën die de ronde doen over allerlei onderwerpen, waaronder covid.
Hebben verschillen van mening over bovenstaande onderwerpen mij vriendschappen gekost? Niet echt, want als je eenmaal in mijn hart zit, zal ik er in geval van nood voor je zijn. Maar tot die nood er is en aan mij wordt gevraagd mee te helpen aan het verhelpen ervan, is er wel afstand.
De vriendin die dacht mij te moeten bekeren, is geen vriendin meer; van de Trump-aanhangster die covid ontkende, heb ik afstand genomen; degene die, toen ik ziek was, zich afvroeg of dat een straf van God was, is inmiddels zelf overleden…
Mensen die denken dat covid bedacht is, homoseksualiteit een ziekte is, of dat geweld noodzakelijk is, krijgen van mij geen weerwoord meer en verliezen mijn respect.
Ik polariseer dus mee. Wil ik dat? Nee, maar met mensen die op grond van geaardheid of ras bepaalde groepen uitsluiten, kan ik geen contact maken of houden. Naarmate ik ouder wordt groeit mijn intolerantie. Alsof ik geen tijd meer heb voor al die onzin.
Het is maar goed dat de mens sterfelijk is.