Eerder schreef Jacky in haar column ‘terugkijken en vooruit‘ over haar geboortedag. Als cisgender man heb ik -naast de dag dat ik ter wereld kwam- geen andere geboortedag. Maar ik kan me zo voorstellen dat in de transitie die transgenderpersonen doormaken, ook een aantal Bevrijdingsdagen zitten. En daar heb ik er wel een aantal van beleefd.
Mijn coming-out was ook een soort transitie. Het was in ieder geval niet één moment dat gepaard ging met het in ontvangst nemen van mijn clubcard van de regenboogcommunity, confetti en een fanfare. Het was zoeken naar het juiste moment om het aan mensen te vertellen (dat is er niet!) Maar het was vooral zoeken naar mezelf.
Tijdens mijn puberteit had ik af en toe wel eens een fantasie, die dan niet over vrouwen ging. Maar ja, wat dacht ik nou? Ik was een puber en ik had goede voorlichting gekregen over de veranderingen die ik aan het doormaken was: ‘Het zijn gewoon die razende puberhormonen, zulke fantasieën zal iedereen wel eens gehad hebben.’ En: ‘Het zijn maar fantasieën, verder komt er toch geen gevoel bij kijken. Ik ben toch niet verliefd op die hersenspinsels. Dat komt later vast wel weer goed…’
Dat waren de excuses die ik voor mezelf verzon, om mezelf maar niet al te goed in de spiegel aan te hoeven kijken. Totdat ik verliefd werd. En niet op een vrouw. Ik was op een verjaardag. Begin twintig, veel drank en veel grote bek. Tot ik opeens met een jongen stond te zoenen die ook op die verjaardag was. Mijn vrienden stonden om me heen te joelen. Ik verbrak de kus en maakte waarschijnlijk weer een grap die de spanning -voor mij en op dat moment althans- liet wegvloeien.
Dronken naar huis en de volgende dag al heel vroeg wakker. Met een hoofd vol met gedachten en gevoelens. Ik had twee opties: of weer keihard in de ontkenning blijven hangen en de alcohol de schuld geven, of eerlijk zijn. En dan met name tegen mezelf. De alcohol de schuld geven, dat ging niet. Dat snapte ik diep in mijn hart ook wel. Maar hoe nu verder? Geen idee. Ik wist wel dat dit anders was. En ik besefte daardoor ook dat ik ‘anders’ was.
Ik studeerde en werkte destijds bij de politie van Amsterdam. En in mijn hoofd bedacht ik allerlei beren op het pad van m’n coming out. Een trainingsdag waarbij ik waarschijnlijk ook zou moeten douchen met de andere mannen uit mijn klas werd me teveel. In totale paniek zette ik hyperventilerend mijn auto aan de kant: ‘Wat nou als ik op ze zal reageren? Wat nou als ze me zien kijken? Wat nou als… Wat nou als…’
Ik heb me die dag ziek gemeld en ben -zo goed en zo kwaad als dat ging- weer naar huis gereden.
Nee, die dag was geen bevrijdingsdag.
En misschien… Toch ook weer wel. Een aantal klasgenoten had me kennelijk zien rijden in mijn Subaru mini-jumbo. Valt ook wel op natuurlijk; een vent van 1 meter 91 in een klein koekblikje dat hij net zo goed als rugtas had kunnen dragen. En omdat ze mij hadden zien rijden, werd mijn ziekmelding natuurlijk ook niet geloofd. Drie dagen heb ik mijn telefoon niet beantwoord en ben ik weggebleven van de opleiding. Thuis hield ik het ook niet meer uit. De muren en mijn moeder kwamen op me af. Die wilde natuurlijk ook weten of ik vandaag geen les had.
Daarom nam ik, met mijn ziel onder mijn arm, beren op mijn pad en lood in mijn schoenen, de trein. Waar naartoe? Geen idee. Uiteindelijk belandde ik vanuit Oudkarspel in Valkenburg. En daar ging mijn telefoon.
Mijn mentor van de politieacademie. Die ik rechtstreeks naar de voicemail door liet gaan. Die ik meteen daarna afluisterde: “We weten niet waar je bent, we maken ons zorgen. Dus als je dit hoort: morgenochtend om 8 uur sta je bij mij op kantoor met een uitleg.”
En dat is precies wat ik heb gedaan. Het lood zat nog steeds in mijn schoenen toen ik op de deur klopte.
Ik stapte binnen en ging zitten. Waarna ik voor het eerst aan iemand vertelde dat ik verliefd was geworden…
Op een man.
‘Oh, is dat alles?’
Zo camp als het maar kon, sloeg mijn mentor zijn linkerbeen over zijn rechterbeen.
‘Als je soms denkt dat je de enige bent, dan vergis je je toch echt. Zelfs hier in deze kamer zit er nog een.’
We zaten met ons tweeën in zijn kantoor…
Dat was mijn eerste persoonlijke bevrijdingsdag. Ik had het verteld.
Nog niet aan m’n vrienden, of aan m’n ouders, broertje of zusjes. En geloof me: dat ging ook lang niet altijd even goed. Maar de eerste had ik achter de rug. En die was goed gegaan.
Er zouden nog veel Bevrijdingsdagen volgen.