Brenda | Moeder van een non-binair kind #10

De dag dat je kind een zwemdiploma behaalt, heb je geen reden meer om ze niet alleen in het grote bad te laten zwemmen. De dag dat je er niet meer naast staat, is doodeng. Ondanks dat diploma kunnen ze eigenlijk nog niks. Je gaat ervan uit dat ze zich kunnen redden in het water, maar bent nog steeds een beetje bang dat ze verzuipen. En als ze zelf niet zinken dan kan er ook nog altijd een kind bovenop ze springen. Herkenbaar? In principe hoef je met vakantie (welke vakantie?) niet meer pal naast het zwembad te gaan liggen als ouders. Je kind kan tenslotte zwemmen. Maar tussen weten en het ook vertrouwen, zit nog een wereld van verschil. Iets met loslaten.

Ik ben als moeder direct op peuterzwemmen gegaan. Een aanrader vind ik. Het is een uurtje een op een aandacht met je kind en mijn zoon werd er altijd heel erg vrolijk van om liedjes te zingen. Dat hij daarna wel chagrijnig was met aankleden, omdat hij moe was en honger had… tja! Peuterzwemmen is vooral heel erg goed, omdat kinderen dan leren opstaan als ze omvallen in het water. Normaal gesproken laat een kind zich dan zinken en verdrinkt het. Ongelooflijk eng dus. Na twee jaar zwemmen, kon hij meteen doorstromen naar het echte werk. Waarom ik de hoop en verwachting had dat mijn zoon alle badjes in een rap tempo zou doorlopen, weet ik niet. Het was in ieder geval heel erg verkeerd ingeschat.

Het duurde ellenlang namelijk. Of hij durfde niet of hij lette niet op. Het was toen al een lief vrolijk dromertje. Alleen is dat niet handig als je moeder een beetje tempo wil maken met dat zwemdiploma. Zo leuk was het namelijk niet in dat hete zwembad en de koffie was er ook niet fantastisch. Maar goed we maakten er iets van als ouders en keken met afgunst naar de blije gezichten van andere ouders van wie hun kind wel naar het volgende badje mocht. Met extra zwemmen in de vakanties ging de mijne ook door, maar misschien was dat ook wel een commerciële truc waar ik intrapte.

Inmiddels kan Devin zich prima redden in een zwembad. Zijn B-diploma heeft hij echter nooit gehaald. Hij kreeg die borstcrawl niet onder controle en ik vond het soms ook een beetje willekeur wie wel en wie niet mocht afzwemmen. Op een gegeven moment heb ik maar wanhopig gevraagd of hij ooit nog zou gaan afzwemmen. Het antwoord was vaag en toen ik vroeg of hij zou verzuipen in een zwembad, was het antwoord nee.

Na deze nee besloot ik, tot grote opluchting van mijn kind, hem van zwemles af te halen. Dan maar geen B-diploma dachten wij. Wat heb je er later nog aan? Nou je kan het nog zomaar nodig hebben, weet ik inmiddels. Als je kind ooit naar het CIOS, het instituut voor sportopleidingen wil, dan moet je je B-diploma laten zien. Anders word je niet toegelaten. Niet dat mijn kind ooit naar het CIOS zal gaan, hij kan nog geen bal vangen, maar mijn stiefdochter wel en die kon godzijdank haar diploma tevoorschijn toveren. En dat laatste is ook nog wat, want in welke doos heb je dat ding in godsnaam bewaard?

En dan dat fietsen. Weet je nog de eerste keer dat je kind los, zonder zijwielen, naast je kwam fietsen? Dat duurde bij ons al heel lang, maar daarna slingerde hij erop los. Levensgevaarlijk met al die auto’s. Met dat in mijn achterhoofd ga ik altijd met een enorme boog om fietsende kinderen heen, omdat ik weet dat één slingertje fataal kan zijn. Ik moet ook eerlijk toegeven dat ik het altijd een beetje heet krijg als ik ouders zie fietsen met hun kleine kroost. Vooral als zij voor fietsen en het kind erachter en ze dus eigenlijk niks zien van wat hun kind doet. Doodeng, maar dat zal vast door mijn eigen ervaring komen.

Toen Devin in groep zeven zat, verhuisden we naar West-Friesland. Geen idee waarom, maar hier rijden ze zo hard. Ook in woonwijken. Wederom doodeng. Mijn kind moest maar een klein stukje fietsen naar de lagere school, maar toch vond ik het spannend. Vooral omdat hij een rotonde moest passeren, waar auto’s en vrachtwagens gewoon opknalden zonder goed te kijken. En dus mocht hij van mij sommige stukjes op de stoep fietsen. Hij moest wel stoppen als er mensen op de stoep liepen, maar voor de rest vond ik het goed. En vooral heel veilig.

Op een dag kwam hij beduusd thuis, omdat hij door een agent staande was gehouden en op zijn donder had gekregen, omdat hij op de stoep fietste. Waarom hij dat deed, vroeg de agent voor het gemak niet. En ook deed hij tot op de dag van vandaag niets aan de automobilisten die veel te hard rijden, je ziet, ik ben er duidelijk nog gefrustreerd over.

Inmiddels fietst mijn kind zonder te slingeren naar de Havo. Hij fietst elke dag elf kilometer heen en ook weer terug, zonder motortje, want de snelheid van een elektrische fiets is niet aan hem besteed, zegt ie. Maar bij een bepaald stoplicht werd hij dus bijna geschept door een vrachtwagen die door rood reed. Mijn kind zag het aankomen en had een noodstop gemaakt. “Ik was bijna dood of had in een coma gelegen, dat kan ook.” Lekker dramatisch dus. Het is goed dat je als ouder niet alles weet, want dan heb je geen leven meer. Ik dank alle engelen op zijn schouder dat het goed is afgelopen en ga weer loslaten. Alweer!
PS.: iedere zondag lees je hier het volgende deel van “de Week van Moeder enzo”.

Brenda Schaaper (Venhuizen, 1969) is eigenaar van camping de Paradijsvogel, een familiecamping voor LHBTIQ+ kinderen/jongeren en hun ouders. In deze rubriek neemt ze je mee in haar leven als moeder van haar excentrieke en non-binaire kind, Devin, die tevens de reden is dat er nu een camping is (ook al houdt Devin niet van kamperen).

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.