Wereldaidsdag | Hommage aan een dierbare vriend

Vandaag is het Wereldaidsdag. Vandaag de dag hoef je niet meer te overlijden aan aids, met medicijnen en regelmatig testen is de ziekte te tackelen en kun je er prima mee leven. Het Aidsfonds geeft aan dat zij dit jaar moeten vaststellen dat in steeds meer landen in de wereld door conservatief beleid mensen worden uitgesloten van een fundamenteel recht, namelijk het recht op gezondheidszorg.

Homoseksualiteit wordt verboden en bestraft, LHBTI+ers krijgen geen toegang tot de levensreddende zorg, er zijn razzia’s tegen sekswerkers en druggebruikers die in gevangenissen opgesloten worden. Van alle nieuwe hiv-infecties in de wereld is maar liefst 70% te vinden onder die risicogroepen. Daar waar deze mensen worden gediscrimineerd, daar groeit de hiv-epidemie.

Felicita Vos schreef in haar  recent verschenen roman Tussen zwarte vlinders, over Fredo, een homoseksuele man die aids had en de beste vriend van haar hoofdpersonage, Raven was. Het personage Fredo heeft werkelijk bestaan en was de beste vriend van Felicita Vos. Hij overleed in 2016 aan de gevolgen van aids. Zij  heeft haar vriend een eeuwigdurend leven geschonken door over hem te schrijven en brengt op Wereldaidsdag een hommage aan hem en hun vriendschap. Gaykrant ging met Vos hierover in gesprek.

 Het valt niet in woorden te vatten hoe bijzonder hij was

‘Het personage Fredo is gebaseerd op mijn beste vriend waar ik nog steeds zielsveel van houd, ook al is hij niet meer onder ons. Hij was een briljant schrijver die vanwege het pseudoniem dat hij voor zijn schrijversleven gebruikte, redelijk in de anonimiteit verbleef. Ik was niet alleen zijn beste vriendin, maar voelde me ook vereerd dat ik jarenlang zijn muze was. Tijdens het schrijven van Tussen zwarte vlinders, was hij mijn muze. God, wat mis ik hem, maar de jaren die we samen hadden was van onbeschrijfelijke schoonheid. Het valt niet in woorden te vatten hoe bijzonder hij was.

Hij zou niet willen dat bekend werd dat hij aan aids overleden is, dus ik blijf hem hier Fredo noemen. Lieve, gekke, slimme, briljante creatieve Fredo die ik nog iedere dag mis. Hij kleurde mijn leven in alle opzichten mooier. Wij schreven elkaar, net als de personages uit het boek, dagelijks lange mails en ook TD’s, dat waren tussendoortjes met informatie die we elkaar vooral niet wilden onthouden. Ook voerden we lange telefoongesprekken waarin we filosofeerden over het leven, over literatuur, veganisme, zijn nieuwe faux leather laarsjes die mijn honden haast maniakaal besnuffelden als hij ze bij mij thuis uittrok en keurig naast elkaar zette.

We spraken over tante Mimi, de gezondheidsgoeroe uit de VS, lady goat, de kippen en poes, maar ook over de vele bezoeken aan kringloopwinkels waar hij beren voor zijn moeders collectie scoorde. Voor ik wist hoe ziek hij werkelijk was, sprak hij vaker over ziekte en verlies, maar altijd in relatie tot anderen. Behalve die keer toen hij zich afvroeg of er een necrologie in de Volkskrant zou verschijnen als hij tussen zes planken ten grave zou worden gedragen. Fredo was mijn beste vriend. Hij was one of a kind. Hij is verdwenen, opgelost achter het dunne voile van bestaan en niet bestaan. Hij heeft een ongelijke strijd gestreden tegen een ziekte die nu als chronisch afgedaan wordt. Gelukkig hebben mensen die de diagnose hiv krijgen vandaag de dag het vooruitzicht met medicatie oud te kunnen worden, maar die vlieger gaat helaas niet voor iedereen op. Ook voor mijn Fredo kwam medische hulp te laat.’

Waarom verzon hij doldwaze avonturen?

‘Sommige mensen verbergen hun leed achter een masker van luchtigheid. Het is een manier van leven of liever gezegd overleven. Angst, schaamte, ontkenning zullen daarbij ook een rol gespeeld hebben. Lange tijd wist Fredo, zelfs voor mij, zijn ziekte verborgen te houden. Hij had wel last van kwalen, maar wuifde die luchtig weg. Een allergie, een verkoudheid of koorts, waren volgens hem debet aan zijn opgezette lymfeklieren, Niemandalletjes, kwaaltjes die ieder mens het hoofd moest bieden. Nu vraag ik me weleens af of hij uit angst zweeg. Want Fredo was een struisvogel pur sang. Het heeft hem zijn leven gekost.

Op het moment dat “de liefdesziekte”, zoals hij aids noemde, ontdekt werd, was de ziekte al in fase vier, het laatste stadium, en er werd lymfeklierkanker geconstateerd. Maar Fredo ging er tegenaan, hij gaf niet op. De ene na de andere chemokuur volgde. Intussen beleefde hij doldwaze verzonnen avonturen met dokters en zusters in het ziekenhuis. Zijn fantasiewereld moest hem overeind houden, erdoor heen slepen, maar in werkelijkheid namen zijn krachten zienderogen af. We voerden twee keer per dag een telefoongesprek van anderhalf uur met elkaar waarin ik hem moed insprak en we elkaar steeds vaker vertelden hoeveel we van elkaar hielden en hoe dankbaar we waren dat we in elkaars leven gekomen waren. De gesprekken reduceerden zich in rap tempo van twee keer anderhalf uur, naar twee keer een gesprek van hooguit een minuut. Hij was hij op, kon niet meer. De laatste chemokuur die volgens Fredo zijn leven zou gaan redden, is hem fataal geworden. In de prille ochtend van 15 januari 2016 sloot hij, na een ziekbed van vijf maanden, voorgoed zijn ogen.’

Hoe was Fredo als mens?

‘Fredo leidde twee levens. Een flamboyant leven waarin hij zichzelf als een aristocraat aan de buitenwereld liet zien en een sober, teruggetrokken leven met zijn moeder. Hij woonde lange tijd in Parijs en kwam een paar keer per jaar naar Nederland waar we steevast afspraken, gingen eten en als afsluiter altijd appelgebak met thee namen. Dat was ook het laatste wat ik in het ziekenhuis met hem deed. Althans, hij vroeg mij voor old times sake appelgebak met thee te bestellen, zelf hield hij niets meer binnen.

Fredo was lief en zorgzaam. Hij had in twintig jaar tijd een heel leven in Parijs opgebouwd, maar zodra zijn moeder zorgbehoevend werd, aarzelde hij geen seconde. Hij liet Parijs achter zich en trok bij zijn moeder in. Ze hadden een haast symbiotische relatie waarin helaas geen ruimte was voor Fredo’s geaardheid. Zijn moeder heeft nooit kunnen accepteren dat hij, haar enige zoon, homoseksueel was. Fredo voegde zich ernaar en leefde al jaren een dubbelleven. In zijn flamboyante leven nam hij het er goed van, zoals hij het zelf altijd zei, maar was wel voorzichtig. Je hoeft maar een keer de verkeerde te treffen en je dan kun je de klos zijn.

Dat is nu eenmaal de realiteit. De realiteit die Fredo trof. Jezelf als, wat dan vragen stellen heeft geen zin, maar ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is jezelf te laten testen ook al heb je maar een keer onbeschermd seksueel contact gehad. Fredo hing zo aan het leven, hij had nog zoveel dromen, wilde nog zoveel doen en hield zichzelf vast aan een voorspellende stem die hem ooit verteld had dat hij 67 jaar zou worden. Hij vertelde me dat hij in de jaren tachtig in het episch centrum van de epidemie zat en destijds een test gedaan had. “ ‘s Ochtends zei een stem tegen mij: je bent nu precies op de helft van je leven. Ik was toen drieendertigenhalf jaar, de test wat negatief. Dus de stem van gene zijde had gelijk en ik heb nog heel wat jaren te gaan,’ verklaarde hij monter. Helaas mocht het niet zo zijn.

Ik heb mezelf vaak afgevraagd waarom ik niet eerder de link heb gelegd tussen de kwalen die Fredo beschreef en deze voor hem dodelijke ziekte. Had ik iets gemist? Had ik zelf mijn hoofd in het zand gestoken? Had ik iets kunnen doen? Waarschijnlijk niet. Ik heb hem vaak genoeg naar de dokter gestuurd. Hij had angst voor dokters en ziekenhuizen. En zei op het laatst dan ook: “Och lieve, kun je je het jezelf voorstellen? Ik die zo’n angst voor ziekenhuizen heb en nooit bij iemand op bezoek ging, lig hier nu aan allerlei infusen, onderga puncties en andere onderzoeken en beleef dagelijks Dracula-momenten,” daarmee bedoelde hij dat er bloed afgenomen werd.’

Wat zou je nog tegen Fredo willen zeggen?

‘Lieve Fredo, wat mis ik je. Ik koester de prachtige herinneringen die we samen maakten. Door jou voelde ik me gezien, echt gezien en nooit alleen. Dat zal ik dankzij  jou ook nooit meer zijn. Je hebt mijn hart met de rijkdom van jouw vriendschap en liefde gevuld. Tijdens een van onze laatste gesprekken zei je: Niet huilen als ik dood ben. Denk maar dat ik de straat uitloop me omdraai om naar je te zwaaien om vervolgens de hoek om te lopen. En dan ben ik weg. Maar weg zul je voor mij nooit zijn.’

*

Het boek Tussen zwarte vlinders van Felicita Vos is hier te bestellen.

 

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.