Ik ben Latino, mi amor

Hij en voetbal zijn geen match. Wij gelukkig wel. ‘Ik leer je nog elke dag een beetje beter kennen’, zo vertrouwde mijn Argentijnse man mij op onze recente vakantie in Nederland geregeld toe. Het was zijn tweede keer dat hij ons stukje planeet bezocht. Het bomvolle programma deed meer denken aan een inkomend staatsbezoek dan een ontspannen vakantie, maar soit.

We vierden Koningsdag, ontmoetten vrienden, grillden meegesjouwd Argentijns vlees en ontkurkten natuurlijk de nodige malbecs. En in al mijn ontmoetingen en omhelzingen in mijn land van oorsprong zag hij naar eigen zeggen steeds nieuwe kanten van mij. Mijn rood-witte liefde kende hij tot nu toe alleen van de verhalen en de haperende beelden die geregeld onze woonkamer in Buenos Aires binnendringen, al dan niet gepaard met een onbegrepen en meewarig schuddend hoofd van zijn kant.

Maar nu hield hij zijn hoofd muisstil, terwijl zijn ogen overuren draaiden. Ze rolden en tolden werkelijk alle kanten op. Zijn adem stokte even, hij zocht naar iets van woorden. Dat laatste lukte niet, mogelijk veroorzaakt door de boodschap van het clublied dat immers pleit voor daden in plaats van woorden. Al heb ik geen idee of hij zich dat op dat moment kon herinneren. Het voor de eerste keer binnentreden van De Kuip gaat nu eenmaal gepaard met gepaste stilte.

Zwijgzaamheid duurt bij Argentijnen overigens vaak niet langer dan een handjevol tellen, dus mijn Argentijnse man probeerde verbouwereerd iets te brabbelen in de zojuist binnengeschreden voetbaltempel. Daarbij aangetekend dat het zijn eerste wedstrijd ooit in een voetbalstadion was. Stadions van binnen kende hij alleen maar van Madonna. Overdonderd keek hij in de rondte. Hij wankelde, balancerend de trappen van de Kuip trotserend, bewapend met een halve liter bier in de linkerhand en een klef broodje frikandel met een likje currysaus in de rechter. Onderwijl vergaapte hij zich aan de overige 47.499 aanwezigen. Ik denk niet dat ik ooit meer van hem gehouden heb dan op dat moment. Ik vocht tegen mijn waterlanders, was even net zo stupéfait als hij. Ik was bang voor acute diabetes, zo zoet.

We zochten ons plaatsje in de zon. Te midden van hard en minder hard werkende Rotterdammers beleefden we samen deze voetbalprimeur. Wie doet eigenlijk hier in het stadion het commentaar bij de wedstrijd, klonk het na anderhalve minuut links van mij. Zelfs die onnozele frase accepteerde ik op dat moment. Moet je kijken! Achter ons zit een volwassen heftig vloekende en schreeuwende man tegelijkertijd heel schattig een tube zonnebrand door elkaar te schudden om de laatste druppeltjes zonbescherming eruit te persen. Mijn man gierde van genot. Hij genoot van elke beweging in het stadion. De Kuip kolkte meeslepend en hij deinde vrolijk mee. Nog maar een halve liter pils dan, want dat kan in Argentinië ook niet. Daar gaan de voetbalstadions gebukt onder een volledige drooglegging.

Zijn er zelfs uitsupporters aanwezig? Die vraag was gerechtvaardigd, want in het voetbalgekke Argentinië is dat sinds 2013 verboden omdat de wereldwijd zo bejubelde voetbalpassie daar te vaak omsloeg in dodelijk geweld tussen volslagen randdebielen. PSV kwam op voorsprong, Feyenoord slofte eigenlijk de hele wedstrijd achter de feiten aan. Ik zag zijn ogen steeds nerveuser kijken, opmerkingen over de scheidsrechter verlieten nu ook zijn mond. Langzaamaan transformeerde hij in een fanatiekeling. ‘Ik wil wel ten minste één doelpunt van ons zien hoor’, klonk het paniekerig.

De voetbalgoden bleken gelukkig ook Spaans te verstaan. Het voorgeschotelde spektakelstuk kantelde recht voor ons ogen. Bij Feyenoords gelijkmaker door Cyriel – ‘dat is toch die ene knappe?’- Dessers in de aller- maar dan ook echt allerlaatste seconde klom-ie op zijn blauwe plastic zitkuipje. Joelend, twee vuisten gebald in de lucht, meeblèrend op de klanken van de Hermes House Band, in welke taal dan ook. Het Feyenoordvirus had hem goed te pakken.

Ik keek naar deze prachtige paradijsvogel en vroeg mij af waar de plotselinge en plaatselijke voetbalpassie vandaan kwam. Hij die voetbal haat, ging helemaal op in zijn omgeving. Ik ben Latino, mi amor. Als we ergens voor gaan, dan doen we het goed. En zo leerde ik op mijn beurt mijn eigen man die middag in Rotterdam-Zuid ook een beetje beter kennen.

*

Deze column werd eerder gepubliceerd in Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.

*

Peter Schouten (1982) woont en werkt in Buenos Aires als correspondent Latijns-Amerika voor diverse media en schrijft al jaren voor Gaykrant (met name over voetbal). 

 

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.