Het naaktseizoen is weer begonnen. De naaktstranden zijn goed bezet, outdoor cruisen is weer hot, kortom: de pikken vliegen je weer om de oren. En daarom een stukje over de lul.
Ze zijn er in alle vormen en formaten. Leeftijd is medebepalend voor de aantrekkelijkheid: het speelt een rol bij de mate van gerimpeldheid, de overhang van de voorhuid, de strakheid van de ballen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ondanks de uiterlijke kenmerken staat of valt alles bij de drager van het edele deel.
Is hij er trots op, dan laat hij hem vrij bungelen. Zelf loopt hij rechtop, heupen iets vooruit, schouders breed.
Er zijn ook mannen die rondlopen met een houding die uitstraalt: ‘Let niet op het ding, dat ergens onderaan hangt. Hij mag geen naam hebben.’ Ze lopen licht gebogen, waardoor het accent op buik en borst komt en de pik bijna niet te zien is.
De man in bezit van een grote hanger zorgt ervoor dat de lul heen en weer zwaait tijdens het lopen. Dan heb je de pik die over een zware, naar voren stekende, zak hangt (een van mijn favorieten!) en die je dan – het liefst met half ontblote eikel – lijkt te groeten. ‘Hallo ik ben er! Wil je meer zien? Wees dan aardig voor me.’
Een zichtbare eikel, is sowieso prettiger dan een lul met een tuitje. Een besneden pik is ook prima, maar niet per definitie sexyer. Een pik die opgewonden is maar niet stijf biedt ook een aantrekkelijker schouwspel dan een totaal ongeïnteresseerd geslacht.
De kleur van de lul doet er ook toe. Een ambitieus lid is getint, heeft de zon gezien. Een bleek aanhangsel wekt de indruk alsof hij niet gezien mag worden.
Ach het lid, ik kan er nog wel even over doorgaan.
Maar wat een geleuter…
*
Eduard Hoekstra (1956) is barkeeper/entertainer, psycholoog, journalist en schrijver. Hij woont in Amsterdam en heeft twee kinderen.