‘Het M-woord’ van Haroon Ali: ‘Er is nog een lange weg te gaan.’

Na een aantal geweldsincidenten jegens de LHBTI+gemeenschap, merkte voormalig tv-recensent Arjen Fortuin op dat er in talkshows krampachtig met ‘het M-woord’ werd omgegaan. Het benoemen van Marokkanen of moslims is blijkbaar erg lastig als het om LHBTI+gerelateerd geweld gaat.

In de documentaire ‘Het M-woord’ gaat Haroon Ali (Amsterdam, 1983) op zoek naar antwoorden. Staat de M voor Marokkanen, voor moslims of voor allebei? En wat is de relevantie van het benoemen ervan? Haroon kijkt met prominenten, slachtoffers van anti-LHBTI+geweld en (jonge) moslims naar (de pijnpunten van) dit dossier. Gaykrant sprak met Haroon.

 De documentaire komt voort uit het boek ‘Half’ dat in 2020 uitkwam,’ vertelt Haroon, ‘Het gaat over bi-cultureel zijn, over opgroeien binnen twee culturen. In mijn geval was dat de Nederlandse en de Pakistaanse cultuur. En over opgroeien binnen de islamitische cultuur en gay zijn. In deze documentaire ben ik wel het startpunt, maar ik wilde binnen de vijftig minuten die ik maar heb zoveel mogelijk met andere mensen praten om te kijken waar dan de pijnpunten liggen tussen moslims en LHBTI+ers.

Ik wil onderzoeken waar om de mensen de dingen doen die ze doen. Ik wil het menselijke gedrag begrijpen. Ik ben meer van de human interest dan van de harde nieuwsfeiten. Ik ben sinds 2009 werkzaam als journalist. Ik ben dus relatief laat de journalistiek ingerold, nadat ik bij Defensie als keuringspsycholoog werkte. Na mijn studie Sociale Psychologie heb ik de master Journalistiek en Media aan de UvA gevolgd. Vanuit mijn achtergrond probeer ik journalistiek en psychologie te combineren.’

Ik mocht van jou de documentaire al zien en ik vond het ontroerend hoe je jezelf introduceert terwijl Saïd Zankoua even in beeld komt, de dertigjarige Marokkaanse gay man die deze maand twee jaar geleden plotseling overleden is, en zoveel geleden heeft. Ik zie geen schroom bij je.

‘Ik heb het veel makkelijker dan andere LHBTI+ers met een islamitische achtergrond. Mijn vader accepteert het niet, maar laat me met rust. Mijn moeder heeft zich tot de islam bekeerd, maar ze oordeelt niet over mijn geaardheid. Ik ben in de vrijheid van Nederland opgegroeid, ik ben voor mijn hele omgeving uit de kast, ik schrijf open over wie ik ben, dus ik hoef niet direct te vrezen voor mijn veiligheid. Ik besef heel goed dat queer moslims veel meer van dit soort angsten hebben omdat de familie (nog) niet op de hoogte is, of omdat ze bang zijn voor represailles vanuit een bepaalde community, of voor de buurt waarin ze wonen: ik heb dat gelukkig – vooralsnog – niet. Ik kan daar wat opener en eerlijker over zijn.

’Ik hoop dat Nederlandse kijkers zeggen: ‘Oh, bestaan er ook gay imams?’’

In de documentaire ga je terug naar je middelbare school en je zegt over die periode dat je nergens last van hebt gehad, maar dat je jezelf ook niet kon uiten.

‘Ik was inderdaad bang voor de reacties, met name van moslimleerlingen. Maar het was een andere tijd. Ik deed twintig jaar geleden eindexamen. Inmiddels heeft de school ook een GSA en wordt Paarse Vrijdag gevierd, maar mijn vroegere mentor erkent dat het nog steeds pittig kan zijn om daar uit de kast te komen.’

De kans dat er in je puberteit of adolescentie iets mis zou zijn gegaan was niet geheel ondenkbaar. Kijk naar Saïd.

‘Zeker. En met het maken van deze documentaire ben ikzelf dan wel helemaal mezelf, maar ik voelde wel de spanning van de mensen die aan de documentaire hebben meegewerkt, zowel voor als achter de camera. We hebben heel erg ons best gedaan het probleem heel uitgebalanceerd in beeld te brengen waarin niemand de overhand krijgt en waarin bijvoorbeeld niet alleen maar witte mensen over moslims praten.

Maar je kunt het met zo’n documentaire eigenlijk niet goed doen. Er zullen altijd mensen of groeperingen zijn die vinden dat deze documentaire toch niet geslaagd is omdat ik te veel aandacht geef aan die en die, of te weinig aan die en die, of dat ik überhaupt een podium geef aan bepaalde stemmen.

 Mijn documentaire is ook niet compleet. Er zijn heel veel mensen geweest die we hadden benaderd die niet mee wilden werken. Sommige gelovigen wilden niet met me praten omdat ik een afvallige ben, bang dat ik met een te kritische blik naar de islam kijk. En queer moslims die het niet aandurfden om voor de camera hun verhaal te doen. Vanuit allerlei hoeken waren veel mensen angstig om hierover te spreken: moslims over LHBTI+ers, queer moslims over de islam, witte Nederlanders over Marokkanen en over LHBTI+gerelateerd geweld: er zit blijkbaar een enorme kramp in alle maatschappelijke geledingen als het over dit onderwerp gaat. Ik vond het maken van de documentaire een heel intens proces, maar ben blij met alle bijzondere en persoonlijke gesprekken die ik heb gevoerd.’

Waar lag voor jou de intensiteit met name?

‘Dit is mijn eerste documentaire, dus alles was nieuw en spannend. Je hebt met zoveel mensen en partijen te maken: voor de camera, achter de camera. Je hebt een zender, een omroep, een producent, een regisseur. Je hebt hevige inhoudelijke discussies over de vorm, focus en toon, je moet op zoek naar gesprekspartners. En binnen een bepaalde tijd moet je het materiaal binnen hebben en moet het goed zijn. Het is een group effort om een documentaire te maken en ik vind het normaal heel prettig om in mijn eentje te schrijven, dus ik moest leren controle uit handen te geven. Dat vond ik wel eens lastig.

Mijn achtergrond hielp ook niet per se. Het was althans veel moeilijker dan ik had verwacht. Het feit dat ik de eerste twintig jaar van mijn leven praktiserend moslim ben geweest, dat ik er al heel lang en met veel nuance over schrijf, dat ik half-Pakistaans en half-Nederlands ben, dat ik altijd respectvol over religies in het algemeen schrijf: ik dacht dat dat allemaal zou helpen om mensen voor de camera te krijgen, maar dat was dus niet zo. En als mensen de deur dichtdoen en niet met me willen spreken kom je er ook niet meer achter waarom ze niet met me willen spreken. Dus een aantal zaken liep anders. Maar goed, ik denk dat we met deze documentaire een goed overzicht geven van de stand van zaken.

‘Ik heb het veel makkelijker dan andere LHBTI+ers met een islamitische achtergrond.’

Het is vooral een journalistiek onderzoek: waar staan we in het debat, welke geluiden zijn er? Ik stel mezelf daar nederig in op. Ik had graag drie afleveringen willen maken, zodat we alles veel meer konden uitdiepen, maar we hebben er maar één van vijftig minuten en daarin ben je dus beperkt. Ik zie het als een manier om het gesprek open te breken en als een startpunt voor queer moslims om hopelijk steeds meer op de voorgrond te treden en anderen daarmee te inspireren. Ik zou graag zien dat die LHBTI+rolmodellen veel zichtbaarder worden, ook voor de bredere islamitische gemeenschap, dat al die progressieve bewegingen – al die grijze en roze tinten binnen de islam die er wel degelijk zijn – veel zichtbaarder worden. Ik wil de kramp rondom het onderwerp graag wegnemen zonder te stigmatiseren, maar ook zonder de ogen te sluiten voor de problemen die er zijn.’

Na de documentaire volgt er op tv een discussie met diverse gasten onder leiding van Karim Amghar.

‘Ik ben benieuwd hoe op de documentaire en het gesprek erna gereageerd gaat worden. Je weet van tevoren niet hoe mensen gaan reageren op zo’n gevoelig thema. Ik heb geen idee hoe de documentaire zal landen. Ik bespreek pijnpunten, maar ik heb ook geprobeerd er optimisme in te stoppen. Ik hoop dat mensen dat er ook uithalen, dat Nederlandse kijkers zeggen: ‘Oh, bestaan er ook gay imams?’’

Ben je positief over de toekomst?

‘Hoewel ik een optimistisch persoon ben, maak ik me wel snel zorgen over zaken die in de samenleving spelen. Daar kan ik soms pessimistischer in zijn. Als het over de acceptatie van LHBTI+ers binnen islamitische gemeenschappen gaat, denk ik dat er nog een lange weg te gaan is. Ik zou graag zien dat moderne moslims veel meer een persoonlijke invulling geven aan het geloof, en dat zij dat mogen doen zonder dat de geloofsgemeenschap dat bestraft.’

In Nederland ging de LHBTI+emancipatie hand in hand met de vrouwenemancipatie én met de ontkerkelijking van het land. Dat is iets wat nu binnen de islam in Nederland anders loopt.  Wat ik wel zie is een sterker wordende vrouwenbeweging binnen de islam.

‘Absoluut. Ik zie dat ook in de islamitische landen waar ik geweest ben: de progressieve krachten komen vanuit de vrouwen. Zij komen voor zichzelf op, zijn veel meer open minded, geven veel meer om het welzijn van hun kinderen, ondanks de sociale druk. Daar ligt de vooruitgang. Ook in mijn boek besteed ik veel aandacht aan Pakistaanse vrouwen, omdat die grote stappen maken en vaak veel interessantere verhalen vertellen. Daarom vind ik het mooi om te zien dat een Marokkaans-Nederlandse kapper in mijn documentaire zegt: ‘Als mijn dochters later lesbisch zijn, maakt me dat niet uit: als ze maar gelukkig zijn.’

*

Het M-woord
Haroon Ali
Donderdag 19 mei
NPO 3
20.24 uur

 

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

One thought on “‘Het M-woord’ van Haroon Ali: ‘Er is nog een lange weg te gaan.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.