Soms is het lastig om een recensie te schrijven. Immers, elke voorstelling is een momentopname en de ervaring leert dat zelfs de beste productie het risico loopt een uitglijder te maken. Een door een kleinigheid uit balans geraakte voorstelling kan daardoor gierend uit de bocht vliegen. Dat maakt theater ook zo spannend.
Een recensie dient echter te gaan over wat er gezien is. En uit respect voor de makers dient te worden benoemd wat er op die middag of avond slaagde én wat er misging of wat er aan schortte. En liefst met de reden erbij waar dat aan lag.
De voorstelling in kwestie is Edward II, the gay King van Toneelgroep Oostpool. Ik zag het op de voorlaatste avond. Was dit een goede avond, dan is het zorgelijk. Ging het echter om een slechte avond, dan gloort er hoop.
Laat ik met het positieve beginnen: Edward II grossiert in exuberante beelden. Bij vlagen is het toneelbeeld zelfs uitzinnig; verwijzingen naar high en low culture te over. Dat is oogstrelend en het getuigt van lef. Het is ook een teken van moed om als theatermaker je nek te durven uitsteken en af te wijken van gebaande paden.
Char Li Chung beschikt over dat lef, dat is zonneklaar. Hij beschikt ook over een tomeloze fantasie én hij durft zijn eigen pad te bewandelen, niet gehinderd door theatrale normen en conventies. Bij hem kun je dan ook spreken van jongehondentoneel.
Nu kan zo’n kwaliteit twee kanten op gaan; of ze breekt met tradities en opent deuren naar vernieuwingen, of ze vliegt bij gebrek aan soortelijk gewicht uit de bocht. Voorbeelden te over hiervan in voorgaande generaties; stromingen als die van de Angry young men en ‘Actie tomaat’ deden het theaterlandschap destijds op hun grondvesten schudden.
Was Chung’s Edward II een serie van tableaux vivants geweest dan konden we spreken van het eerste. Maar worden dergelijke indrukwekkende tableaux aan elkaar geregen in een doorlopend en bewegend geheel, dan is beheersing van techniek een vereiste. En daar ging het mis. Helaas.
Met techniek doel ik in dit geval op dramaturgie, dictie, tekstbehandeling, speelstijl, en regie.
Je zou de vormgeving van deze productie kunnen vergelijken met een orgie van iconische vormen en voorbeelden; van Commedia dell’arte, via Kabuki, Brecht en slapstick naar burlesque. Hoewel het in dit geval wellicht ietwat meer boylesque betreft. En ja, dat laatste is ook een theatrale kunstvorm. En het moet gezegd, de vaak oogverblindende beelden spatten van het podium.
Zo’n vermenging van invloeden en stijlen kan prikkelend en opwindend zijn, maar het behoeft wel enige consistentie. En bovenal, het behoeft beheersing; zowel van technieken als van dosering. Hoe uitzinniger de vorm, hoe helderder, of eenduidiger de speelstijl dient te zijn. Ook verstaanbaarheid is dan van extra belang. Want: welk verhaal wil je vertellen?
In deze Instagrammiaanse mengelmoes van prikkels, hanteren Abe Dijkman en Sigrid ten Napel een duidelijke en uitgesproken speelstijl. En ze beheersen die vorm. Dat laat ook meteen een van de manco’s van de voorstelling zien. De helderheid van hun spelkeuzes geeft hun personage verdieping, waardoor zichtbaar wordt dat de andere personages niet voorbij het stadium van karikatuur zijn gekomen. Was die heldere acteervorm de norm geweest dan had deze productie aan inhoud gewonnen en had zij zowel hilariteit als ontzetting kunnen oproepen. En ik verzin het niet; in potentie was het allemaal al aanwezig.
Christopher Marlowe, tijdgenoot en collega van Shakespeare, schreef met zijn Edward II een van de eerste historische Elizabethaanse koningsdrama’s. Ook voerde hij als eerste, als je de klassieke Grieken even vergeet, openlijke homoseksuele personages ten tonele. Het onnoembare werd genoemd, het verbodene werd zichtbaar gemaakt. Als belangrijkste thema voerde Marlowe aan hoe macht corrumpeert. Sterker nog, hij verhevigde dit thema tot absolute macht corrumpeert. De keuze van dit stuk getuigt van een vooruitziende blik. De hedendaagse voorbeelden hiervan liggen voor het oprapen.
Echter, zo’n thema met bagatelliserende knipogen en grappigdoenerij afhandelen roept op z’n minst vragen op. Dat laatste valt altijd toe te juichen, je hoeft als maker immers je publiek niet alles voor te kauwen. Maar heb als makers dan wel helder voor ogen welke vragen je wilt oproepen.
Waarom deze verhandeling?
Omdat duidelijk is dat er veel talent aanwezig was bij deze productie. Omdat ook duidelijk is dat jongehondentoneel sturing nodig heeft. Niet elk wiel hoeft opnieuw uitgevonden te worden. Omdat met enige bijsturing de spetterende energie gekanaliseerd kan worden; zodat de bruisende levenslust die aan deze productie ten grondslag heeft gelegen middelpuntzoekend had kunnen uitpakken in plaats van de middelpuntvliedende werking die het nu had. En omdat loze pathos zuurstof aan voorstellingen onttrekt.
Het was best schokkend dat de eenvoud van het slotbeeld, twee innig tongzoenende mannen, niets meer en niets minder, de grootste impact had. Helder, integer, intiem. Eindelijk een oprecht en ontroerend moment.
Dat er een grote behoefte is aan voorbeelden op toneel van openlijke LHBTI+ personages heeft Chung goed begrepen. En hij is er de man ook naar om dat, schoppend tegen heersende normen, aan te pakken en vorm te geven. Maar soms moeten stokpaardjes daarvoor even de kast weer in; kill your darlings heet dat in theatertaal. Het kan nooit kwaad om tussentijds af en toe terug te gaan naar de teken- en schrijftafel om te checken of je nog op koers zit. En dan kan het wat mij betreft daarna niet queer genoeg zijn.
*
Edward II, the Gay King
Gezien 11 maart 2022
Theater Frascati Amsterdam
*
Jules Opstap werd ergens in de vorige eeuw, vanwege een fikse etnische DNA mix en met zijn Antilliaanse achtergrond, door zijn zus bestempeld tot ‘koninkrijkskind’. Het kwartje viel, en dat beviel wel. Jules schrijft als profi graag voor en over theater, en in zijn gedachten woont hij half in Londen.
*