Diep van binnen voelde ik het, erin geslagen door mijn vader, in plaats van eruit, zoals zijn bedoeling was. Hij kende God persoonlijk, wie was ik om daar vraagtekens bij te plaatsen? Natuurlijk trad ik in mijn vaders voetsporen, de Heer had ook mij uitverkoren.
Als hoofd van mijn gezin had ik verantwoordelijkheid, als dominee aanzien, als dienaar Gods een missie: de jeugd redden van hun verdorven levenswijze. Ik bevond mij in de fortuinlijke positie dat ik wist waar de pijn zat, de onzekerheid, het verlangen. Ik kende Hem, zoals mijn vader dat had gedaan. Daar twijfelde niemand aan. Ik ook niet. Handoplegging, zegening en gebed kuisten niet genoeg. Ik ontwikkelde mijn eigen methode, zamelde geld in en zette een stichting op. Door mij werd het gesprek aangegaan, de weg getoond die Jezus bewandeld zou hebben en gedeeld wat er in de Bijbel geschreven was. Ik liet de dorstigen zien wie ze werkelijk waren. Dat ze van die gevoelens af konden komen. Mits zij het ware woord geloofden en daar naar handelden, was er plaats voor hen in het Koninkrijk Gods. Als ze begonnen te huilen, trillen of flauwvielen sloeg ik ze niet, zoals veel andere geestelijken. Dat was niet de weg van de Heiland. Ik luisterde, toonde begrip en praatte op ze in: hun gedrag was niet normaal. Iedereen die wilde delen, die het gevoel had zijn of haar leven niet langer in zonde te willen vervullen, was welkom om via mij Jezus te volgen. In gesprekken achterhaalde ik waar die verwerpelijke belangstelling voor dezelfde sekse of de wens om van geslacht te veranderen, vandaan kwam. Meestal lag de oorzaak bij de ouders. Een dominante moeder of afwezige vader. Dan deden we een rollenspel en speelden we op de grond met speelgoed of oefenden tafelmanieren. Natuurlijk moesten de zoekenden afscheid nemen van sommige mensen om hen heen; discipelen van de duivel die de jongeren verleidden hen te volgen richting hel. Dat behandelden we in groepsgesprekken waar gehuild, gebeden en tot God geschreeuwd werd. Het gezamenlijk beleven van wanhoop werkte, kreeg ik door van boven. Tot ik tijdens een zondagse preek die ik gaf, ik was eenenvijftig, geen woorden meer ontving. Stilte. Op de kansel barstte ik in huilen uit. Ik zat fout. Niet voor niets noemden ze me op de lagere school in plaats van McKrae, McGay. Omdat ik liever hinkelde met de meiden dan hutten bouwde met de jongens. Als ik alleen thuis was trok ik de jurken van mijn oudere zus aan om te zien hoe het me stond en ik danste liever dan ik rugbyde. Toen ik net negentien was, gooide mijn pa mij het ouderlijk huis uit. Ik had mijn gevoelens voor jongens besproken met onze eigen dominee die hem gewaarschuwd had. Op zoek naar een liefhebbende vaderfiguur, werd ik verliefd op mijn nieuwe buurman die twintig jaar ouder was. Maar dat vertelde ik er niet bij als ik tegen de jeugd zei: ‘God heeft jou niet zo bedoeld. Als jij dat gelooft en je je daar niet naar gedraagt, is er plek voor jou aan Zijn voeten.’ De afgelopen twee decennia deelden duizenden jongelingen hun grootste angst en diepste kwetsbaarheden met mij en mijn team. Zij vroegen mij om hulp en rekenden op mij. Ik daarentegen heb hun vertrouwen beschaamd en levens vernield. Velen van hen hebben geprobeerd zelfmoord te plegen. Met de hand op mijn hart, ik weet van niemand bij wie dat gelukt is. Ooit had ik een boek geschreven. Dat ging niet over homoseksualiteit of genderdysforie maar over transparant zijn over wie je bent. Naar jezelf toe vooral. Helaas had ik in die tijd zelf geen idee wat dat betekende en hoe dat moest.Die twintig jaar ligt achter mij. Ik ben tot inzicht gekomen. Maar over de hele wereld geloven velen nog steeds dat er iets mis is met henzelf of met mensen die ervoor kiezen om te leven als lid van de regenbooggemeenschap. Ik kan enkel mijn dankbaarheid tonen nu juist die groep mij waardeert zoals ik ben en mij niet verwerpt op basis van wie ik was.
De schadelijke vicieuze cirkel van schaamte, veroordeling en verwoesting moet doorbroken worden. Mensen gaan daar dood aan en ik was daar wellicht mede de oorzaak van. Alsjeblieft, vergeef me. Het spijt me.Hou van je zelf en van anderen.
———- Noot van de schrijver:Er is hoop, ook voor Max Pam, Jan Kuitenbrouwer en Bart Collard.
Spreuken 24:14 Zie wijsheid als de honing voor je leven. Als je wijsheid vindt, heb je een toekomst, je hoop gaat niet verloren. Hoewel het verhaal is geïnspireerd door waargebeurde feiten, is het fictie. Alle overeenkomsten met personen en gebeurtenissen zijn toeval.*
Ranjith Postma (1976) werd de eerste maanden van zijn leven verzorgd in een Sri Lankaans weeshuis met meer baby’s dan wiegjes. Daarna volgde adoptie en groeide hij op in een Gronings dorp met meer koeien dan huizen. Vijfenveertigjaar geleden werd er over een bruin kindje gesproken. Tegenwoordig woont hij in Hilversum en schrijft hij over de zoektocht van geadopteerden naar hun identiteit. Een worsteling die hij zelf nog niet gewonnen heeft.