‘Sorry gast, je zult nooit meer in je gouden koets paraderen. In de paleistuinen kun je nog rondscheuren misschien, maar niet meer op de openbare weg,’ riep ik witheet tegen mijn telefoon toen ik las wat de koning had gezegd: “De Gouden Koets zal pas weer kunnen rijden als Nederland daar klaar voor is en dat is nu niet het geval.”
‘Hoe kan Nederland hier ooit weer klaar voor zijn?’ dacht ik. Dus ik onderweg naar het Museumplein, op zondag is het daar tegenwoordig altijd gezellig. Snel een spandoek gekalkt, riot gear uit de kast getrokken en een tegel uit de stoep gesloopt. Met het zwart voor mijn ogen heb ik in de trein de video bekeken waarin de koning zijn uitspraak deed. Aangekomen op Amsterdam Centraal heb ik de eerst volgende NS-rit terug gepakt, met het schaamrood op mijn kaken. Als je verder kijkt dan je neus lang is, zie je dat de koning zijn best doet om twee tegenover elkaar staande groepen te verenigen. Door er tussen in te gaan staan. Volkomen kwetsbaar, in een videoboodschap, vast niet zijn favoriete communicatieinstrument: verlegen, zonder charisma of enige spontaniteit. Gewoon zoals hij is, zichzelf; altijd goed. (De makkelijke weg was een voor de hand liggend persbericht geweest waar zo’n statement normaal gesproken in verdwijnt. Heeft ‘ie niet voor gekozen. Chapeau.) In het Amsterdam Museum staat de koets tentoongesteld binnen de context van de geschiedenis. Het ontstaan, het gebruik en het discours van vandaag worden allemaal belicht. Zo kunnen we ons een beeld vormen van de beweegredenen van de ander met wie we het in eerste instantie wellicht oneens zijn. Om ons – zo helpe ons God almachtig – met elkaar te verbinden. Willem-Alexander zegt hierover in zijn vlog: ‘Er is een gezamenlijke inspanning nodig, die dieper gaat en langer duurt. Een inspanning die ons verbindt in plaats van verdeelt.’ En: ‘We kunnen het verleden niet herschrijven, We kunnen wel samen proberen ermee in het reine te komen. Dat geldt ook voor het koloniale verleden.’ Onze koning doet zijn best. Hij maakte ook excuses tijdens zijn staatsbezoek aan Indonesië voor de wandaden die daar door Nederland gepleegd zijn. En hij was kritisch op overgrootmoeder Wilhelmina tijdens de dodenherdenking op een lege Dam, die zich volgens hem te karig had uitgesproken over het lot van de Joden tijdens en na WOII. En hij is niet de enige. Oud-minister Ingrid van Engelshoven (OCW & Emancipatie) maakte vorig jaar excuses voor de mensonterende oude transgenderwet. In die wet stond dat een geslachtsverandering in je paspoort enkel mogelijk was na een fysieke transitie, waarbij je je ook verplicht onomkeerbaar moest laten steriliseren. De D66-politica deed dit tijdens een bijeenkomst in de Ridderzaal, waar transgender en intersekse personen aanwezig waren. ‘Niemand van jullie had moeten meemaken wat jullie hebben meegemaakt. En het spijt me diep dat het toch zo is geweest.’ En we zijn er nog niet, dus laten we doorpakken.*
Ranjith Postma (1976) werd de eerste maanden van zijn leven verzorgd in een Sri Lankaans weeshuis met meer baby’s dan wiegjes. Daarna volgde adoptie en groeide hij op in een Gronings dorp met meer koeien dan huizen. Vijfenveertigjaar geleden werd er over een bruin kindje gesproken. Tegenwoordig woont hij in Hilversum en schrijft hij over de zoektocht van geadopteerden naar hun identiteit. Een worsteling die hij zelf nog niet gewonnen heeft.