Even voor ik de laatste journaaluitzending uit wilde zetten, hoorde ik het overlijdensbericht van de zwarte filmster Sidney Poitier (1927-2022). De dood van de ene publieke figuur doet je meer dan de andere, maar dit bericht kwam binnen!
In 1958 had ik Sidney Poitier in Amsterdam zien spelen in The Defiant Ones. Deze Amerikaanse film was in meerdere opzichten erg bijzonder en zeer relevant. De twee hoofdrolspelers, de witte Tony Curtis en de zwarte Sidney Poitier, speelden de rol van gevangenen, die samen hadden weten te ontsnappen. Zij waren echter aan elkaar vastgeketend terwijl ze elkaar eigenlijk niet konden luchten of zien. Doordat ze zo extreem op elkaar waren aangewezen, leerden ze elkaar, ondanks hun racistische vooroordelen, uiteindelijk toch waarderen.
Dat de hoofdrolspelers hart voor het onderwerp hadden, spatte van het scherm. Hun spel was ongemeen sterk, en dan waren ze allebei nog eens supersexy.
Op overtuigende wijze lieten Curtis en Poitier zien dat rassenverschil ondergeschikt is aan medemenselijkheid. Deze diep ontroerende prachtfilm werd achtmaal genomineerd en kreeg twee Oscars. In 1964 won Sidney Poitier de Academie Award voor beste acteur voor zijn rol in Lilies of the Field. Hij werd baanbrekend in de strijd tegen racisme.
Sidney Poitier werd geboren als zoon van straatarme tomatentelers op de Bahama’s. Op vijftienjarige leeftijd ging hij naar Miami om er werk te zoeken, maar al gauw koos hij ervoor om naar New York te gaan. Ondanks dat hij enorme barrières had te overwinnen – hij was straatarm, kon nauwelijks lezen en had een zwaar Caraïbisch accent – wist hij de theateropleiding, The American Negro Theater in Harlem, met succes af te leggen en werd vervolgens een uiterst populair theaterspeler en filmster.
Poitier was dan ook een bijzonder sympathieke en elegante verschijning, Eigenlijk de ideale acteur voor regisseurs die racisme en discriminatie aan de kaak wilden stellen. Zijn eerste film No Way Out (1950), waarin Poitier een plattelandsarts is die te maken krijgt met een racistische patiënt, was in dit opzicht meteen raak en er zouden er nog vele van dit genre volgen.
Onder radicalere activisten waren er wel kritische geluiden dat het wat braaf was, te veel ‘Uncle Tom’. Maar door als zwarte een belangrijke theaterrol te vervullen, doorbrak hij in die tijd al een taboe. Door de manier waarop, maakte hij het bovendien veel mensen gemakkelijker zich te identificeren met een mondige zwarte, die sympathiek en uitermate charmant bleek.
Oprah Winfrey zei over Poitier dat hij ‘de elegantste man’ was die zij ooit had gezien. ‘Zijn das wit, zijn huid was zwart’ en nog nooit had zij een zwarte man ‘zo geëerd zien worden.’ Voor een zwart meisje dat gewend was dat haar moeder doodmoe thuiskwam van de werkhuizen had dit een enorme impact. Verschillende jonge zwarten zoals Eddie Murphy en Denzel Washington vertelden ook dat zij zich door Poitier gesterkt voelden.
Zoals het spreekwoord zegt, leiden er meer (kunstzinnige) wegen naar Rome en dat blijkt vaak ook te gelden op het terrein van de emancipatie, waar ook meerdere wegen mogelijk zijn. De waardering voor Poitier doet bijvoorbeeld niets af aan de kwaliteiten van iemand als de eveneens zwarte generatiegenoot, de schrijver James Baldwin (1924-1987).
In zijn boeken gaat het over racisme maar ook over homoseksualiteit en biseksualiteit. Jammer dat de laatste thema’s niet aan de orde komen in de film ’I am not your negro’ van Raoul Peck over het leven van Baldwin want deze onderwerpen zijn absoluut niet uit zijn leven weg te denken. Films kunnen emanciperen, maar ook verzwijgen.
Beide grote, zwarte activisten hadden ieder zo hun eigen geluid, maar in essentie ging het hen beiden om medemenselijkheid.
*
Coos Huijsen (1939) is schrijver, oud-politicus en columnist. Hij was in 1976 de eerste parlementariër ter wereld die openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkwam.
*