M’n ex: ‘Ik moest met me laten pronken op zijn feestjes’ | Toine uit Bilthoven

Van de liefde heb ik overvloedig geproefd mag ik wel zeggen, maar van desillusie niet minder. Misschien bestaat er een soort mens dat uiteindelijk toch beter af is alleen. Niet in eenzame isolatie, maar in autonomie – met lotgenoten, beschermengelen, bloedverwanten, onenightstands en trouwe vrienden om zich heen die het besef van eigenwaarde waar nodig helpen stutten. Ik ben dan één van hen, een éénling, de gedoodverfde vrijgezel.

Redactie: Rits de Wit
Illustratie: Wilbert van der Steen

Op het moment dat ik de knoop doorhakte bij hem weg te gaan bezat ik al minstens een jaar mijn fietswinkel in de binnenstad. Boven de werkplaats beschikte ik over een ruimte, een soortement studiootje, met een primitief keukentje en een minuscule douchecel, waar ik mijn intrek nam nadat ik bij Tio de deur definitief achter me had dichtgetrokken.

Mijn omgeving dacht dat ik daar nooit zou kunnen wennen, logisch, met Tio had ik immers jaren in zijn luxueus verbouwde boerderij buiten de stad gewoond, waar ik, veel meer dan Tio zelf, intensief gebruik had gemaakt van de bijzondere huisfaciliteiten als de sauna, het inpandige zwembad, de zonneweide met whirlpool achter de schuur en de volledig ingerichte gym op de gigantische zolder.

Twijfelaar

Maar de opluchting van het feit dat ik bevrijd was, verlost van de man die me, ondanks de letterlijke ruimte en weelde die hij me bood om met hem in te leven, enorm had geclaimd en pijn gedaan, maakte dat ik me de koning te rijk voelde in het primitieve miniparadijsje boven mijn bedrijf. De gordijnen van mijn oude jongenskamer werden door mijn moeder vernaaid en in ere hersteld voor aan de ramen aan de straatkant, de oude twijfelaar van mijn ouders, waarin ik en mijn broers waarschijnlijk nog waren verwekt, plaatste ik in de donkerste hoek van de ruimte, waar jarenlang een tiental dozen met onderdelen en enkele karkassen van zeldzame fietsen hadden gestaan, wachtend op het moment dat ik de tijd zou nemen ze een nieuw leven te geven en goed te verkopen aan liefhebbers in het land. Ik maakte tijd om eens gigantisch op te ruimen en toen ik daarmee klaar was bedacht ik dat ik, op mijn zaak na, feitelijk niets meer bezat, maar dat ik in lange tijd niet meer zo verschrikkelijk gelukkig was geweest.

‘Mijn nieuwe leefruimte was, zo constateerde ik, bezaaid met prachtige mensen’

Om dat te vieren nodigde ik die zomer mijn vrienden, moeder en broers uit voor een heuse housewarming, hoewel ‘warming’ niet het eerste was waarop ik zat te wachten: onder het dak, waar voortdurend de zon op had gestaan, was het die dag bloedheet geworden, ik hoopte eerder dat de feestelijke avond verkoeling zou brengen.
Het zou een van de mooiste momenten van mijn leven worden. Het platte dak van de winkel, via het grote achterraam van mijn studiootje bereikbaar, had ik gedeeltelijk belegd met pallets en houten terrastegels, ik had er wat planten uit de winkel en de oude schemerlamp van mijn opa geplaatst om het bij de feestruimte te betrekken.

De avond was uitermate zwoel geweest, ik herinner me hoe ik rond half twaalf beneden naar het toilet was gegaan en via de metalen trap weer bovenkwam om daar, geëmotioneerd, te aanschouwen hoe mijn nieuwe leefruimte bezaaid was met prachtige mensen, ja, overal waren ze, op kratjes, gammele klapstoeltjes en krukjes, op de grond, geanimeerd met elkaar in gesprek, dichtbij elkaar. Mijn moeder genoot zichtbaar, zittend in de versleten oorfauteuil die mijn oude studievrienden die middag als cadeau voor mij bij de kringloop hadden gescoord, van het kleurrijke mensvolk dat hier voor haar jongste zoon was samengekomen, ik zag haar schaterend steen-papier-schaar doen met de nieuwe liefde van mijn eerste verkering Jeroen, met wie ik altijd goed bevriend was gebleven.

Feest

Later bedacht ik dat ik die heerlijke avond niet of nauwelijks aan Tio had gedacht, er waren hooguit emotionele momenten geweest waarop ik me realiseerde hoe ik dit gemist had, mijn eigen bestaan, hoe ik opgeprikt had geleefd met hem, hoe ik op mijn tenen had moeten lopen om te voldoen aan de verwachtingen van de vrienden en familie van Tio, hoe ik gepoogd had me aan te passen aan het soort mensen in de buurt waarin hij woonde, waarin wij woonden, waar Tio met mij wilde pronken op buurtfeesten, verjaardagen en avondjes van zijn tennisvereniging en het schouwburgbestuur, hoe ik hem meestal teleurstelde door ongepoetste schoenen te dragen of de verkeerde dingen te zeggen, hoe hij mij daarvoor bij thuiskomst vaak woedend gestraft had, en hoe ik dat vaak ook nog ‘ns terecht had gevonden.

‘Ik zie op de foto vooral twee paar harige benen tegen elkaar’

Ik was die avond van mijn feestje blij dat Maike, het meisje dat stage liep in mijn werkplaats en op wie al mijn klanten dol waren, ook gehoor had gegeven aan mijn uitnodiging; met opgetrokken benen zat ze tegen de muur, in conversatie met Max en zijn mooie, blinde vriend David, met wie ik bevriend was sinds ik hen een tandem had bezorgd, een bijzonder fietsmobiel dat ik vervolgens volledig naar hun wensen had gecustomized. De twee jongens zaten in korte broekjes op mijn bed (waarop ze na deze avond vaker zouden vertoeven, maar dat terzijde), op de foto’s die mijn moeder en broers maakten (tientallen kiekjes die, in al hun technische onbeholpenheid, perfect de sfeer van die avond weergeven) zie ik, op één foto heel duidelijk, vooral twee paar diepbruine harige benen tegen elkaar en daarnaast, een bedhoogte lager, de gladde melkflessen van Maike, mollig en meisjesachtig.

Ik zag die avond hoe rijk ik was met al deze verschillende mensen om me heen, hoe ik jaren in angst en geestelijke armoe had geleefd met Tio, die naar mijn stellige overtuiging nooit echt van me gehouden had.

Toen mijn broer Frank die avond de gitaar ter hand nam en speelde, op mijn verzoek, en Simon&Garfunkel zong, mijn moeder deed de heldere tweede stem, huilde ik stilletjes van geluk; Tio had dit altijd stom gevonden, oubollig; hij wilde ‘dit soort amateuristische optredens’ niet hebben in zijn huis, zeker niet als er anderen bij waren.

Spijt

Ik zou liegen als ik zou beweren dat ik later helemaal nooit spijt heb gehad van mijn besluit bij Tio weg te gaan. Zoals na mijn relatie met Max en David. Ons driemansverbond, dat enkele dagen na mijn feestje in volle hevigheid losbarstte (omdat we elkaar fantastisch en aantrekkelijk en interessant vonden en alle drie verlangden naar een situatie waarin we heel veel en vaak bij elkaar konden en zouden zijn) hield ruim twee jaar stand, maar spatte daarna vrij plotseling dramatisch uit elkaar; alle drie gingen we teleurgesteld onze eigen weg.

Praten, seks en knuffelen hielpen niet meer, en hoewel ik met David nog contact hield omdat we samen een cursus Spaans volgden en ik hem regelmatig hielp met studeren (wat ook wel eens in mijn bed gebeurde, met alle gevolgen van dien) was de werkelijke band ontbonden, ik voelde nu hoe hij me van zich afduwde zodra hij was klaargekomen, hoe hij naar huis wilde, of vooral weg van mij, hoe hij de komst van zijn taxi nauwelijks kon afwachten, het duurde hem dan te lang, hij kon mij en mijn geur niet meer verdragen.

Het was goed dat hij niet kon zien hoe verdrietig me dat maakte, want ik begreep het, David had immers eigenlijk altijd vooral bij Max gehoord, ik was, achteraf, voor hun een tijdelijk spannend extraatje geweest, misschien waren ze zonder mijn komst in de relatie wel nooit uit elkaar gegaan. Ik verlangde toen terug naar Tio, voor wie ik de enige, de belangrijkste was geweest, daar was ik althans voor de overzichtelijkheid altijd vanuit gegaan.

‘Ik ontdekte dat ze samen kerken bezochten en veelvuldig plasseks bedreven’

Later ben ik nog met Erik getrouwd, ook een klant uit mijn zaak, die met een lekke band bij me kwam en me, tijdens het afrekenen al, vroeg of ik met hem wilde gaan fietsen in de Ardennen, waar hij een huisje had met een sauna en een piano waarop hij graag speelde. Ik besloot mijn zaak spontaan een weekje te sluiten en ging met hem mee, volledig in de ban van zijn sportiviteit en muzikaliteit, van zijn enorme drang iets bijzonders van het leven te maken. Een maand of vijf later waren we in het geheim gehuwd, hij wilde geen feest of plechtigheid, dat hoorde volgens hem thuis in de categorie verplichtingen, en daar wilde hij verre van blijven, zo speldde hij me op de mouw.

Nog geen twee weken na onze officiële verbintenis ontdekte ik per toeval dat hij er nog een ander liefje op na hield, een oudere, ongelukkig getrouwde biman met wie hij, in binnen- en buitenland, al jaren kerken en kastelen bezocht en veelvuldig plasseks bedreef, en toen ik Erik met deze wetenschap confronteerde meldde hij geheel vrijwillig dat er nóg iemand was, een derde dus, een jonge, boomlange kunstenaar met wie hij inmiddels ook een liefdesrelatie had, hij vond het maar burgerlijk dat ik daar ‘een beetje boos’ om werd, van liefde kon je immers nooit teveel geven en ontvangen.

Toen ik hem zei dat ik het toch op zijn minst prettig had gevonden als hij dit soort zaken gemeld had voordat ik hem (in de veronderstelling een exclusieve positie in zijn leven te bekleden) het jawoord had gegeven, lachte hij me snoeihard uit om mijn bekrompenheid.
De scheiding verliep moeizaam, Erik werkte me in alles tegen, en ik heb in die periode met enige regelmaat terugverlangd naar Tio, naar zijn macht en kracht en de veiligheid van zijn imperium, ik heb hem toen zelfs een keer gebeld, ik wilde hem om raad vragen en weten hoe het met hem ging. Hij vertelde toen, met een rust in zijn stem die ik eigenlijk niet kende van de jaren dat we samen waren geweest, dat hij mij ook miste, hij wilde langskomen, me komen halen, we zouden het opnieuw proberen.

Jokken

Net op tijd kwam ik tot het besef dat dat het domste zou zijn wat ik zou kunnen doen. Het flitste me weer door het hoofd hoe ik vaak had moeten jokken tegen mijn moeder en vrienden over de wonden, breuken en beurse plekken die ik opliep als ik Tio weer eens had teleurgesteld, ik had zelfs een keer met een gebroken kaak en dito ribben in het ziekenhuis gelegen, mijn moeder had ik toen, terwijl ze op de bedrand met betraand gezicht mijn haren streelde, via pen en papier (ik kon enige tijd niet verstaanbaar praten) duidelijk gemaakt hoe ik was gevallen en ongelukkig terecht was gekomen. Of ze het geloofde weet ik niet, maar ik geloofde Tio wél toen hij met een opzichtige bos bloemen naar het ziekenhuis kwam om zijn excuses aan te bieden en te beloven dat hij het nooit meer zou doen, dat hij van me hield en voor me wilde zorgen.

Het risico dat ik hem op een onbewaakt ogenblik weer zou geloven was te groot, nu, tijdens de scheiding van Erik: het was dan ook beter het contact met Tio volledig te verbreken dan het opnieuw aan te gaan.

Drie maanden geleden overleed mijn moeder plotseling. Ter voorbereiding van de afscheidsdienst zocht ik naar bruikbare afbeeldingen van haar, ik wilde haar in al haar facetten tonen en eren, en vond de foto’s van mijn housewarming. Ik raakte intens ontroerd, niet wetende waarom precies, of het mijn moeder was of de herinnering aan die betoverende avond waarop ik een nieuw begin had gemaakt, een nieuw leven was gestart, me geliefd wetend door zoveel fijne mensen. Onder wie, in het bijzonder, mijn moeder, maar ook Max en David, die overigens nu, na drieënhalf jaar, weer bij elkaar zijn. Ik heb onlangs een supersonische elektrische duofiets voor hen geregeld; samen met Maike, die ik voor acht uur per week in dienst heb kunnen nemen, heb ik die in elkaar gezet en gecustomized.

‘Ik had hem niet voor niets niks laten weten’

Tio had voor op de kist van mijn mama een belachelijk groot, protserig bloemstuk laten bezorgen. Van wie hij had vernomen dat zijn ex-schoonmoeder was gestorven weet ik niet, maar in een appje had hij me laten weten zelf niet te kunnen komen, drukdrukdruk, kennelijk in de veronderstelling dat ik het op prijs had gesteld als hij er wél bij was geweest; ik had hem echter niet voor niks niets laten weten.

Sinds deze week bewoon ik de bovenetage van het oude huis van mijn moeder. Mijn broer Bas betrekt vanaf volgende maand de begane grond van de woning, hij is eindelijk weg bij zijn vriend van wie hij, naar eigen zeggen, allang niet meer houdt.

Een housewarming komt er voorlopig niet, dat behoort immers nu, tijdens de pandemie, niet tot de mogelijkheden. Maar ik voel me hier sowieso al thuis, op mijn ouderlijk nest, op de plek waar ik geboren en getogen ben, met al zijn herinneringen, en bovendien, straks weer, mijn bloedeigen broer. Maar ik voel me vooral weer heel erg thuis in mijn eigen lijf en leven; ik heb volledig vertrouwen in de toekomst, met mijzelf als belangrijkste levenspartner, ook al heb ik nog heel, heel veel te leren.

Wil jij jouw verhaal over een jammerlijk mislukte relatie ook in deze rubriek? Neem contact met ons op via redactie@gaykrant.nl

*

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.