Mijn moeder zaliger is ooit non geweest. Ze trad in negentienvijftig toe tot de Orde der Franciscanessen in hun klooster in het plaatsje Dongen. Een paar jaar later trad ze alweer uit. Het kloosterleven paste niet bij haar. Ze keerde terug naar het profane leven met een onderwijsakte en met een schier onuitputtelijke bron van kennis over kerk, bijbel, paus, Rome en allerlei bekende en minder bekende heiligen op zak.
Als ze over het trieste leven en de nog triestere dood van iemand als Maria Goretti verhaalde, hing haar kroost aan haar lippen. We luisterden ademloos naar Goretti’s miserabel levensverhaal en haar uiteindelijke redding: haar heiligverklaring door de paus.
Zo ging het er ook aan toe tijdens het inrichten van de kerststal. Elk jaar mochten wij, de kinderen, de beelden voorzichtig uit de kartonnen doos en de overdreven hoeveelheid krantenpapier halen en in de stal zetten. Als je zo’n homp krantenpapier uit de doos trok, had je geen idee welk beeld je in de handen hield: Maria, os of kribbeke.
Niet kindeke Jezus maar de kameel was ieders favoriet. Dat was een enorm beeld en hij hoorde uiteraard bij de drie koningen uit het oosten waar mijn moeder zó beeldend over kon vertellen dat mijn zusje en ik op een avond een kommetje met gras en een kommetje met water in de woonkamer hadden gezet, overtuigd als we waren dat de drie heren die nacht als verlate sinterklazen bij ons op bezoek zouden komen met hun geschenken. Dan hadden we, net als voor het paard van Sinterklaas, alvast wat lekkers voor de kameel neergezet. Onze schoentjes durfden we nog net niet te zetten, bang als we waren àl te hebberig over te komen bij Onze Vader.
Eenmaal in mijn leven mocht ik een van de drie koningen spelen. In de aula van de basisschool. In het kersttoneelstukje van zuster Annie. Ik was dolgelukkig. Zuster Annie gaf godsdienstles. Ze was zo oud als Methusalem en kon veel minder mooi vertellen dan mijn moeder, maar ze was wel belangrijk in mijn leven. Zuster Annie had namelijk met veel moeite en met engelengeduld het toneelstukje geregisseerd.
Elke keer als er geoefend werd, klom ik zo trots als een pauw het podiumpje op. Tien seconden lang mocht ik van links naar rechts over het toneel lopen zonder iets te zeggen. Mij maakte het niets uit. Op de avond zelf paradeerde ik rond met een prachtig gewaad aan en met een tulband op mijn hoofd en ik was de koning te rijk.
Jozef, gespeeld door klasgenootje Onno, die in het echte leven al een verschrikkelijke kletskous was, verzon op het toneel driekwart van zijn tekst erbij, tot afgrijzen van zuster Annie die in de coulissen met veel te luide stem stond te souffleren en haar hoofd stond te schudden. We waren blij toen we met alle toneelspelertjes het laatste liedje zongen, maar niemand was zo blij als zuster Annie.
Tussen vader en moeder in huppelde ik na afloop naar huis, en onder het lopen vertelde moeder over de geschenken van de drie Wijzen uit het oosten en over de symboliek achter de geschenken. Goud kende ik natuurlijk wel. En de geur van wierook snoven we in de kerk regelmatig op. Maar mirre, dat was een onbekend en mysterieus goedje. Het bleek niet alleen goed voor de huid te zijn, maar volgens moeder was het ook in staat – als in een sprookje van de gebroeders Grimm – de dood van het kindeke Jezus aan te kondigen. Wonderbaarlijk spulletje.
Die Eerste Kerstdag schreef ik verder in mijn communieboekje. Voordat er communie gedaan kon worden, moesten wij aspirant-communicantjes een jaar lang een boekje bijhouden. In dat boekje stonden allerlei opdrachten en vragen. De bedoeling was vooral sociaal-religieus wenselijke antwoorden op de vragen te geven. Dus bij de vraag: ‘Wat zou je aan Onze Lieve Heer willen vragen?’ had ik die avond waarschijnlijk ‘Vrede op aarde,’ of ‘Genoeg eten voor iedereen’ moeten schrijven. Ik schreef in koeienletters: ‘MIRRE’. Tot op de dag van vandaag heeft Onze Lieve Heer dat gebed nog steeds niet verhoord. Ach, ik zie het maar als een goed teken. Ondanks dat met het klimmen der jaren mijn huid best een goddelijk zalfje kan gebruiken, ben ik blij dat Onze Lieve Heer het blijkbaar nog steeds te vroeg mij een aankondiging van mijn aanstaande dood te zenden.Ik wens u fijne Kerstdagen toe.
*
Rick van der Made (Breda, 1968) is hoofdredacteur van Gaykrant. Hij is ook dichter en columnist. Rick woont met zijn huisgenote Pascale en hun twee katten Boris en Klaas in Hooge Zwaluwe.