In 2017 verscheen de roman Aristoteles & Dante ontdekken de geheimen van het universum van Benjamin Alire Sàenz. Deze roman over twee Mexicaans-Amerikaanse jongens is inmiddels een klassieker onder de Young Adult gay boeken en na vier jaar wachten worden de fans eindelijk beloond met het tweede deel: Aristoteles & Dante duiken in de wateren van de wereld. Morgen verschijnt het in de boekwinkel, en wij mogen alvast de eerste hoofdstukken publiceren.
Inleiding: Dennis Mulder – boeken@gaykrant.nl
Let op: deze voorpublicatie bevat spoilers voor het eerste deel.
*
Aristoteles & Dante duiken in de wateren van de wereld
Eén
Hier was hij, Dante, met zijn hoofd op mijn borst. In de stilte van de ochtend klonk alleen het geluid van zijn ademhaling. Het was alsof het hele universum was opgehouden waar het mee bezig was, gewoon om naar deze twee jongens te kijken die zijn geheimen hadden ontdekt.
Terwijl ik Dantes hartslag tegen mijn handpalm voelde, zou ik willen dat ik mijn hand in mijn borst kon steken, mijn hart eruit kon rukken en Dante alles kon laten zien wat daarin zat.
En er was nog iets: liefde deed niet alleen iets met mijn hart – het deed ook iets met mijn lichaam. Ik had me nog nooit zo levend gevoeld. En op dat moment wist ik, wist ik éíndelijk wat het woord ‘verlangen’ inhield.
Twee
Ik wilde hem niet wakker maken. Maar we konden niet voor altijd zo blijven liggen. We konden moeilijk ons hele leven in de laadbak van mijn truck doorbrengen. Het was laat, de dag was al begonnen, onze ouders zouden ongerust worden. We moesten naar huis. Ik gaf hem een zoen op zijn hoofd. ‘Dante? Dante? Wakker worden.’
‘Ik wil niet wakker worden,’ fluisterde hij.
‘We moeten naar huis.’
‘Ik ben al thuis. Ik ben bij jou.’
Ik glimlachte. Echt iets voor hem om dat te zeggen.
‘Kom op, laten we gaan. Volgens mij gaat het regenen. En je moeder vermoordt ons.’
Dante lachte. ‘Ze vermoordt ons niet. We krijgen alleen zo’n blik van haar.’
Ik trok hem omhoog, en even bleven we staan en keken naar de hemel.
Hij pakte mijn hand. ‘Zul je altijd van me houden?’
‘Ja.’
‘En hield je vanaf het begin van me, zoals ik meteen van jou hield?’
‘Ja, ik denk het wel. Voor mij is het moeilijker, Dante. Dat moet je proberen te begrijpen. Voor mij zal het altijd moeilijker zijn.’
‘Niet alles hoeft altijd ingewikkeld te zijn, Ari.’
‘Niet alles is zo simpel als jij denkt, Dante.’
Hij wilde nog iets zeggen, dus zoende ik hem. Zodat hij zijn mond zou houden, denk ik, maar ook omdat ik het fijn vond om hem te zoenen.
Hij lachte. ‘Eindelijk snap je hoe je een discussie van me kunt winnen.’
‘Yep,’ zei ik.
‘Voorlopig werkt dat wel,’ zei hij.
‘We hoeven het niet altijd met elkaar eens te zijn,’ zei ik.
‘Dat is waar.’
‘Ik ben blij dat je niet hetzelfde bent als ik, Dante. Als je hetzelfde zou zijn als ik, zou ik niet van je houden.’
‘Zei je nou dat je van me hield?’ Hij lachte.
‘Laat maar zitten.’
‘Laat wát maar zitten?’ vroeg hij, en toen zoende hij mij. ‘Je smaakt naar regen,’ zei hij.
‘Ik hou van regen.’
‘Weet ik. Ik wou dat ik de regen was.’
‘Je bént de regen, Dante.’ Eigenlijk wilde ik zeggen: je bent de regen en de woestijn, en je bent de gum die het woord ‘eenzaamheid’ uitgumt. Maar dat zou te veel zijn, en ik was de jongen die te weinig zei en Dante was de jongen die te veel zei.
Drie
Op weg naar huis zwegen we.
Dante was stil. Te stil misschien. Hij, die nooit om woorden verlegen zat, die altijd wist wat hij moest zeggen en hoe hij het moest zeggen zonder bang te zijn. En toen kwam de gedachte in me op dat Dante misschien ook altijd bang was geweest, net als ik. Het was alsof we samen een kamer binnen waren gegaan zonder te weten wat we daar eigenlijk moesten doen. Of misschien, of misschien, of misschien. Ik kon niet ophouden met over de dingen na te denken. Zou er een moment komen dat ik niet meer over al die dingen hoefde na te denken?
En toen hoorde ik Dantes stem. ‘Ik wou dat ik een meisje was.’
Ik keek naar hem. ‘Wát? Het is heel heftig om een meisje te willen zijn. Zou je dat echt willen?’
‘Nee, ik bedoel, ik vind het prima om een jongen te zijn, ik vind het prima om een piemel te hebben.’
‘Ik ook.’
En toen zei hij: ‘Maar als ik een meisje zou zijn dan konden we trouwen en… nou ja, je weet wel.’
‘Dat gaat niet gebeuren.’
‘Dat weet ik, Ari.’
‘Niet verdrietig worden.’
‘Nee, ik word niet verdrietig.’
Maar ik wist dat hij wel verdrietig zou worden.
En toen zette hij de radio aan en zong met Eric Clapton mee, en hij fluisterde dat ‘My Fathers Eyes’ misschien wel zijn nieuwe lievelingsnummer was. ‘Waiting for my prince to come,’ fluisterde hij. En hij glimlachte.
En hij vroeg: ‘Waarom zing jij eigenlijk nooit?’
‘Als je zingt ben je vrolijk.’
‘En jij bent nooit vrolijk?’
‘Alleen als ik met jou ben.’
Ik vond het heerlijk als hij moest lachen om iets wat ik zei.
Toen we voor zijn huis stopten liet de zon bijna zijn gezicht zien, klaar voor een nieuwe dag. En zo voelde het precies – als een heel nieuwe dag. Maar het kwam in me op dat ik misschien wel nooit zou weten – of nooit zeker zou weten – hoe de nieuwe dag eruit zou zien. En ik wilde echt niet dat Dante zou merken dat ik vanbinnen bang was, want dan zou hij kunnen denken dat ik niet van hem hield.
Ik zou nooit laten merken dat ik bang was. Dat beloofde ik mezelf. Maar eigenlijk wist ik al dat ik me niet aan die belofte zou kunnen houden.
‘Ik wil je zoenen,’ zei hij.
‘Yep.’
Hij sloot zijn ogen. ‘Laten we doen alsof.’
Ik glimlachte, en terwijl hij zijn ogen dicht had, lachte ik hardop.
‘Je lacht me uit.’
‘Helemaal niet. Ik zoen je.’
Hij lachte en keek me aan. Uit zijn ogen straalde zo veel hoop, zo veel verwachting. Hij sprong uit de truck en sloeg de deur achter zich dicht. Toen stak hij zijn hoofd door de raamopening. ‘Ik zie een verlangen in je, Aristoteles Mendoza.’
‘Een verlangen?’
‘Ja. Een hunkering.’
‘Hunkering?’
Hij lachte. ‘Die woorden straal je uit. Zoek ze maar op.’
Ik keek hoe hij makkelijk hij het trapje van de veranda op liep. Met de soepele bewegingen van een zwemmer. Gewichtloze, zorgeloze stappen.
Hij draaide zich om en zwaaide, met die lach van hem. Ik vroeg me af of die lach genoeg zou zijn.
God, laat zijn lach alsjeblieft genoeg zijn.
Vier
Volgens mij was ik nog nooit van m’n leven zo moe geweest. Ik liet me languit op mijn bed vallen – maar de slaap had geen zin om te komen.
Been sprong naast me op het bed en likte me in mijn gezicht. Toen ze hoorde hoe hard het buiten waaide kroop ze dicht tegen me aan. Ik vroeg me af wat volgens haar onweer was en of honden eigenlijk wel over dat soort dingen nadachten. Ik was in elk geval blij met het onweer. Dit jaar was een jaar vol stormen, de vreemdste stormen die ik ooit had meegemaakt. Ik moest in slaap gevallen zijn, want toen ik wakker werd goot het van de regen.
Ik had trek in koffie en besloot naar beneden te gaan. Mijn moeder zat aan de keukentafel – een beker in haar ene hand en een brief in haar andere.
‘Hé,’ fluisterde ik.
‘Hé,’ zei ze, met die glimlach van haar. ‘Jij was laat thuis.’
‘Of vroeg – het is maar hoe je het bekijkt.’
‘Vroeg is voor een moeder altijd laat.’
‘Was je ongerust?’
‘Ik ben niet iemand die snel ongerust is.’
‘Dan lijk je op mevrouw Quintana.’
‘Het zal je verbazen hoeveel mevrouw Quintana en ik met elkaar gemeen hebben.’
‘Ja,’ zei ik. ‘Jullie denken allebei dat jullie zoons de knapste jongens van de wereld zijn. Jij komt niet vaak buiten, hè mam?’
Ze leunde naar voren en ging met haar vingers door mijn haar. En toen keek ze me aan met zo’n blik waaruit je kon opmaken dat ze een verklaring verwachtte.
‘Dante en ik zijn achter in mijn truck in slaap gevallen. We hebben niet…’ Ik maakte mijn zin niet af en haalde mijn schouders op. ‘Er is niks gebeurd.’
Ze knikte. ‘Het is ingewikkeld, hè?’
‘Ja,’ zei ik. ‘Is het altijd zo ingewikkeld, mam?’
Ze knikte. ‘Liefde is eenvoudig en ingewikkeld tegelijk. Bij je vader en mij ging het ook zo. Ik wilde ontzettend graag dat hij me aanraakte. En tegelijkertijd was ik ontzettend bang.’
Ik knikte. ‘Maar jullie waren tenminste wel…’
‘Ja, dat wel. Ik was een meisje en hij een jongen.’
‘Ja…’ Ze keek naar me met die blik waarmee ze altijd naar me keek en ik vroeg me af of ik ooit zo naar iemand zou kunnen kijken, met ogen waarin je al het goede van de wereld kon zien, alle goede dingen van het hele universum.
‘Waarom, mam? Waarom ben ik zo? Misschien verander ik nog en vind ik meisjes op een dag wel leuk, zoals ik ze leuk hoor te vinden, bedoel ik. Misschien is dat wat Dante en ik nu voelen gewoon een fase, ik bedoel, wat ik voel, voel ik alleen voor Dante. Dus wie weet val ik niet echt op jongens en vind ik Dante gewoon leuk omdat hij Dante is.’
Ik zag dat ze eigenlijk moest glimlachen. ‘Hou jezelf niet voor de gek, Ari. Je kunt hier niet voor weglopen en je kunt er geen verhaal omheen verzinnen.’
‘Waarom doe je nou alsof het niks is, mam?’
‘Alsof het niks is? Dat wil ik helemaal niet zeggen. Toen, met tante Ophelia, heb ik het er heel moeilijk mee gehad. Maar ik hield van haar. Net zoals ik van jou hou en van je zussen en je vader.’ Ze zweeg even. ‘En van je broer.’
‘Ook van mijn broer?’
‘Dat ik het niet over hem heb, wil niet zeggen dat ik niet aan hem denk. Mijn liefde voor hem is een verzwegen liefde. In die stilte bevinden zich duizenden dingen.’
Daar moest ik nog eens een keer over nadenken. Door naar haar te luisteren begon ik de wereld op een andere manier te bekijken. Als ik haar stem hoorde, hoorde ik liefde.
‘Dit is natuurlijk niet de eerste keer dat ik aan zet ben.’ Ze had die krachtige en vastberaden uitdrukking op haar gezicht. ‘Jij bent mijn zoon. En je vader en ik hebben besloten dat zwijgen geen optie is. Kijk waar die stilte over je broer toe geleid heeft – niet alleen met jou, maar met ons allemaal. Die fout maken we niet nog een keer.’
‘Betekent dat dat ik alles moet vertellen?’
Ik zag dat ze tranen in haar ogen kreeg en ik hoorde de vertedering in haar stem toen ze zei: ‘Niet alles. Maar ik wil dat je weet dat je geen vreemdeling bent. Het is een harde wereld en er zullen altijd mensen zijn die je het gevoel willen geven dat je hier niet thuishoort, niet in dit land, en in geen enkel ander land. Maar hier hoor je thuis, Ari. Jij hoort bij ons en wij horen bij jou.’
‘Maar is het verkeerd om homo te zijn? Dat denkt iedereen kennelijk.’
‘Niet iedereen. Het is een domme en een gemene opvatting. Tante Ophelia geloofde het. Ze kerfde de woorden “ik hoor er niet bij” in haar hart. Het heeft heel lang geduurd voor ze die woorden kon vergeten. Ze moest ze letter voor letter wissen. Ze wilde het begrijpen. Ze wilde veranderen, maar dat kon ze niet. Op een gegeven moment ontmoette ze een man die van haar hield. Wie hield er nou niet van een vrouw als Ophelia? Maar ze kon het niet, Ari. Ze wist dat ze hem ongelukkig zou maken omdat ze nooit van hem zou kunnen houden zoals ze van Franny hield. Ze moest een deel van haar leven geheimhouden, en dat is triest, Ari. Je tante was een bijzonder mens. Ik heb zoveel van haar geleerd.’
‘Wat moet ik doen, mam?’
‘Weet je wat een cartograaf is?’
‘Natuurlijk weet ik dat. Van Dante geleerd. Dat is iemand die kaarten maakt. Ik bedoel, zo iemand brengt de wereld in kaart zodat mensen weten wat er allemaal is.’
‘Precies,’ zei ze. ‘En dat is wat jullie moeten doen. Dante en jij moeten een nieuwe wereld in kaart brengen.’
‘En we zullen een heleboel fouten maken en we moeten alles in het geheim doen, toch?’
‘Het spijt me dat de wereld niet anders in elkaar zit. Maar je zult leren hoe je je moet redden. Je zult een ruimte voor jezelf moeten creëren waar je je veilig voelt en je zult moeten leren om de juiste mensen te vertrouwen. En dan kun je echt gelukkig zijn, Ari. Ik zie nu al aan je dat Dante je gelukkig maakt. En dat maakt mij gelukkig. Want ik vind het verschrikkelijk als ik zie dat je somber bent. En Dante en jij hebben ons en Soledad en Sam. Jullie hebben al vier mensen in je team.’
‘Voor een goed honkbalteam hebben we er negen nodig.’
Ze lachte.
Ik wilde tegen haar aankruipen en huilen. Niet omdat ik me op dat moment schaamde, maar omdat ik wist dat ik een heel slechte cartograaf zou zijn.
En zonder erbij na te denken fluisterde ik: ‘Waarom heeft niemand me verteld dat verliefd zijn zo’n pijn doet?’
‘Als ik het je verteld had, waren de dingen dan anders gelopen?’
Vijf
De zomer was al bijna voorbij. Het zou nog een paar dagen blijven regenen en dan zou het weer net zo droog worden als daarvoor. Terwijl ik in de kelder met gewichten trainde, dacht ik na over een hobby. Misschien moest ik iets gaan doen waardoor ik een beter mens zou worden, of iets waardoor ik niet altijd maar in mijn hoofd zat. Maar ik was nergens echt goed in. Niet zoals Dante, die zo’n beetje overal goed in was. Ik had bedacht dat ik helemaal geen hobby’s had. Aan Dante denken, dat was mijn hobby. Mijn hobby was aan Dante denken en dan voelen hoe mijn hele lichaam begon te trillen.
Misschien zou ik het te druk hebben voor een hobby omdat ik mijn leven geheim moest zien te houden. Miljoenen jongens zouden me willen vermoorden, vermóórden, alleen maar om wat ik vanbinnen voelde. En vechten was geen hobby, dat was iets wat ik moest leren om te overleven.
Ik ging onder de douche en daarna besloot ik om een lijst te maken van dingen die ik wilde doen:
– gitaar leren spelen
Ik streepte ‘Gitaar leren spelen’ meteen weer door, want ik wist dat ik er nooit goed in zou zijn. Ik had het niet in me om een Andrés Segovia of Jimi Hendrix te worden. Dus ging ik verder met mijn lijst.
– me aanmelden voor de universiteit
– meer lezen
– vaker muziek luisteren
– een reis maken (of misschien gewoon gaan kamperen met Dante?)
– elke dag in mijn dagboek schrijven (of het in elk geval proberen)
– een gedicht schrijven (dom)
– met Dante naar bed
Dat streepte ik door. Maar de woorden bleven door mijn hoofd spelen. Een verlangen dat je vanbinnen voelt kun je niet doorstrepen.
Zes
Ik dacht aan die keer dat die klootzakken Dante in elkaar hadden geslagen, aan hoe bang hij moest zijn geweest toen ze boven op hem waren gesprongen en hem daarna bloedend hadden achtergelaten. Hij had wel dood kunnen zijn. En dat kon die gasten niks schelen. En ik was niet bij hem geweest om hem te beschermen. Ik had er moeten zijn. Ik kon het mezelf niet vergeven dat ik er toen niet voor hem was.
Zeven
Onder het lezen was ik in slaap gevallen. Toen mijn moeder me wakker maakte lag Been naast me. ‘Dante aan de telefoon.’
‘Waarom lach je?’ vroeg ik.
‘Lach ik?’ vroeg ze.
‘Mam. Hou op.’
Ze schudde haar hoofd en haalde haar schouders op. Lichaamstaal voor: ‘En wat dan nog?’
Ik liep naar de woonkamer en pakte de hoorn op. ‘Hoi.’
‘Wat was je aan het doen?’
‘Ik was een boek aan het lezen maar ik ben in slaap gevallen.’
‘Welk boek?’
‘En de zon gaat op.’
‘Dat heb ik nooit uitgelezen.’
‘Wát???’
‘Hoezo: wát? Maak je een grap?’
‘Ja, maar een grap die je alleen uithaalt met iemand die je leuk vindt.’
‘O, dus je vindt me leuk?’
‘Je zit te vissen.’
‘Yep.’ Ik zag voor me hoe hij lachte. ‘En ga je nog vragen wat ik aan het doen was?’
‘Dat wilde ik je net vragen.’
‘Nou, ik zat met mijn vader te praten. Hij spoort echt niet helemaal. Hij ging me vertellen welke beroemde mensen er allemaal homofiel waren.’
‘Wat?’
We schoten alle twee in de lach.
‘Hij doet zijn best om heel cool te doen over homo’s en zo. Het is echt lief om te zien.’
‘Dat is het woord. Lief,’ zei ik.
‘Hij zei dat ik Oscar Wilde moest lezen.’
‘Wie is dat?’
‘Dat was die Engelsman, of misschien was hij Iers, ik weet het niet. Beroemde schrijver uit de victoriaanse tijd. Volgens papa was hij zijn tijd vooruit.’
‘En je vader leest zijn boeken?’
‘Tuurlijk. Mijn vader is echt een lezer.’
‘En hij vindt het niet erg dat… je weet wel, dat hij dus…’
‘Ik denk niet dat mijn vader moeite heeft met het idee dat iemand homo is. Volgens mij is hij wel een beetje verdrietig omdat hij weet dat het niet makkelijk voor mij zal zijn. Verder is hij nieuwsgierig, hij is niet bang voor andere ideeën. Van ideeën ga je niet dood. Dat zegt hij heel vaak.’
Ik dacht aan mijn eigen vader en vroeg me af wat er in hem omging. Ik vroeg me af of hij verdrietig was voor mij, en of hij in de war was.
‘Ik mag je vader,’ zei ik.
‘Hij mag jou ook.’ Hij was even stil. ‘Hé, heb je zin om iets af te spreken? School begint alweer bijna.’
‘Ah, de cyclus van het leven.’
‘Je hebt een hekel aan school, hè?’
‘Zoiets, ja.’
‘Leer je er niks?’
‘Dat zei ik niet. Ik heb alleen het gevoel dat het tijd is voor een volgende fase. Ik heb het gehad met die lockers, de gangen en die klootzakken, en, nah, ik heb er gewoon nooit bij gehoord, en, shit, nu ga ik er zeker niet bij horen.’
Aan de andere kant van de lijn bleef het stil. Tot Dante eindelijk zei: ‘Je vindt dit allemaal heel erg, hè, Ari?’ Ik hoorde die gekwetste ondertoon in zijn stem.
‘Luister, ik kom eraan. En dan gaan we samen iets doen.’
Dante zat op het trapje voor zijn huis. Blootsvoets.
‘Hoi.’ Hij zwaaide. ‘Ben je boos?’
‘Hoezo? Omdat je geen schoenen aanhebt? Dat kan me niks schelen.’
‘Dat kan niemand iets schelen, behalve mijn moeder. Die vertelt me altijd wat ik moet doen.’
‘Dat is wat moeders doen. En waarom? Omdat ze van ons houden.’
‘Correcto. Zo zeg je dat toch, in het Spaans?’
‘Nah, zo zegt alleen een gringo het.’
Hij rolde met zijn ogen. ‘O. En hoe zegt een echte Mexicaan het dan? Niet dat jij een echte Mexicaan bent.’
‘Daar hebben we het al een keer over gehad, toch?’
‘Ja, en over dat onderwerp zullen we het nog heel vaak hebben, omdat dit over ons leven gaat. Wij wonen in dit bizarre niemandsland dat “Amerikaanse identiteit” heet.’
‘Maar we zijn Amerikanen, toch? Jij ziet er niet eens Mexicaans uit.’
‘Jij wel, maar ben je daarom Mexicaanser dan ik? Onze achternamen verraden alles en dus zullen er altijd mensen zijn die ons nooit als echte Amerikanen behandelen.’
‘Wie wil er nou een echte Amerikaan zijn?’
‘Ha, daar ben ik het mee eens, babe.’ Hij glimlachte een beetje.
‘Ben je het aan het uitproberen, met dat “babe”?’
‘Ik wilde het in ons gesprek eh… verwerken, zodat je het niet zou opmerken.’
‘Ik merkte het wel op.’ Ik rolde niet met mijn ogen, maar ik keek hem wel met een blik aan die duidelijk maakte dat ik met mijn ogen wilde rollen.
‘Wat vind je ervan?’
‘Nou, ik bedoel, ik ben misschien een babe,’ zei ik, ‘maar “bábe”?’
‘Je hoeft niet meteen arrogant te doen, hè, ook al ben je een babe.’ Aan zijn stem kon je horen dat hij het grappig vond, maar dat hij zich tegelijkertijd ergerde. ‘Dus “babe” werkt voor jou niet. Hoe moet ik je dan noemen?’
‘Wat denk je van “Ari”?’
‘Wat denk je van “schatje”?’ Ik wist dat hij een grap maakte.
‘Fuck. Echt niet.’
‘En “mi amor”?’
‘Beter, maar dat zegt mijn moeder ook tegen mijn vader.’
‘Ja, mijn moeder ook.’
‘We willen toch niet hetzelfde klinken als onze moeders?’
‘Echt niet,’ zei Dante. Ik vond het heerlijk dat hij dat pathetische-melancholische-jongens-ding, waar ik altijd mee worstelde, zo veel lichter kon maken. En ik wilde hem zoenen.
‘Weet je, Ari. We zijn de lul.’
‘Ja, we zijn de lul.’
‘We zullen nooit Mexicaans genoeg zijn. We zullen nooit Amerikaans genoeg zijn. En we zullen nooit straight genoeg zijn.’
‘Klopt,’ zei ik. ‘En ik durf te wedden dat we op een dag ook niet gay genoeg zullen zijn.’
‘We zijn de lul.’
‘Ja… dat zijn we echt,’ zei ik. ‘Homomannen gaan dood aan een ongeneeslijke ziekte. En volgens mij zijn veel mensen daarom bang voor ons. Ze zijn bang dat wij ze op de een of andere manier kunnen besmetten. En het valt ze nu op dat we met heel veel zijn. Ze zien ons met z’n allen door de straten van New York en San Francisco lopen, door Londen en Parijs en alle andere grote steden in de wereld. En er zijn heel veel mensen die het niks zou kunnen schelen als we allemaal dood zouden gaan. Dit is echt heel ernstig, Dante. En jij en ik, wij zijn de lul. Ik bedoel. Wij zijn echt de lul.’
Dante knikte. ‘Ja, dat zijn we.’
We zaten naast elkaar en werden steeds somberder. Te somber.
Maar Dante wist ons weer aan het lachen te maken. Hij zei: ‘Hé, maar als we toch de lul zijn, denk je dan dat we misschien een keer met elkaar naar bed kunnen gaan?’
‘Geen slecht idee. We kunnen in elk geval niet zwanger worden.’ Ik zei het zo gewoon mogelijk. Terwijl met hem naar bed gaan zo’n beetje het enige was waar ik aan kon denken. Maar ik ging ik hem dus echt niet vertellen dat ik fucking gek werd bij de gedachte daaraan. We waren jongens. En zo zijn jongens, of ze nou homo zijn of straight of wat dan ook.
‘Maar als een van ons tóch zwanger zou worden, dan zouden we mogen trouwen. Nee, dan zouden we zelfs móéten trouwen.’
‘Dat is het slimste en het domste wat ik je ooit heb horen zeggen.’
En man, wat wilde ik hem graag zoenen. Echt zoenen, bedoel ik.
Acht
‘Laten we naar de film gaan.’
‘Oké,’ zei ik. ‘Welke?’
‘Er draait een film die ik graag wil zien. Stand by Me. Ze zeggen dat-ie heel goed is.’
‘Waar gaat hij over?’
‘Een stel jongeren die op zoek gaan naar een dode jongen.’
‘Klinkt leuk,’ zei ik.
‘Doe niet zo sarcastisch.’
‘Oké.’
‘Hij is goed.’
‘Maar je hebt hem nog niet gezien.’
‘Ik beloof je dat hij goed is.’
‘En als ik hem niet goed vind?’
‘Dan krijg je van mij je geld terug.’
Het was namiddag, midden in de week, dus er waren niet veel mensen in de bioscoop. We gingen op een van de achterste rijen zitten en er zaten bijna geen mensen bij ons in de buurt. Er was een jong stelletje, studenten zo te zien, dat zat te zoenen. Hoe zou dat zijn, vroeg ik me af, als je iemand die je leuk vond zomaar kon zoenen? Terwijl iedereen je kon zien. Ik zou nooit weten hoe dat voelde. Nooit van m’n leven.
Maar het was heel erg fijn om in de donkere bioscoop naast Dante te zitten. Ik moest lachen, want het eerste wat hij deed was zijn gympen uittrekken. We aten samen uit een grote bak popcorn en soms raakten onze handen elkaar.
Terwijl ik naar de film keek voelde ik af en toe zijn blik naar mij gaan. Ik vroeg me af wat hij zag, welk beeld hij van me maakte als hij naar me keek. ‘Ik wil je zoenen,’ fluisterde hij.
‘Kijk naar de film,’ zei ik.
Hij zag dat ik glimlachte.
En toen zoende hij me.
In de donkere bioscoop, waar niemand ons kon zien, zoende een jongen me. Een jongen die naar popcorn smaakte. En ik zoende hem ook.
Negen
Toen ik naar Dantes huis terugreed, zette hij zijn voeten op het dashboard van mijn truck.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Hé!’
‘Wat is er zo grappig?’
‘Je hebt je gympen in de bioscoop laten liggen.’
‘Shit.’
‘Zal ik omkeren?’
‘Nee, ik zal ze niet missen.’
‘Maar je moeder wel.’
‘Die komt er nooit achter.’
‘Wedden van wel?’
Tien
Toen we voor Dantes huis stopten, zaten zijn ouders op de veranda. Dante en ik liepen het trapje op.
‘Waar zijn je schoenen, Dante?’
‘Jullie worden niet geacht om op de veranda op me te gaan zitten wachten. Dat noemen ze uitlokking.’
Meneer Quintana schudde zijn hoofd. ‘Misschien moet je je artistieke ambities opzijzetten en advocaat worden. En mocht je denken dat ik hierdoor zou vergeten dat je geen antwoord hebt gegeven op mijn vraag, dan zou ik daar als ik jou was nog eens goed over nadenken.’
‘Waarom vind je het zo leuk om te zeggen: “daar zou ik als ik jou was nog eens goed over nadenken”?’
Mevrouw Quintana hoefde hem alleen maar aan te kijken.
‘Ik heb ze uitgetrokken, in de bioscoop. En ik ben ze vergeten.’
Meneer Quintana lachte niet, maar ik zag aan hem dat hij zich moest inhouden. ‘Er zit niet echt vooruitgang in, hè, Dante?’
‘Dat ligt eraan. Wie bepaalt er eigenlijk wat vooruitgang is?’
‘Ik. Ik ben de vader.’
‘Weet je, vader, het werkt voor mij niet als je opeens de volwassene gaat uithangen.’
Mevrouw Quintana hoefde niet te lachen.
En toen moest Dante wel doorgaan. Hij kon niet anders. ‘Luister, probeer het eens van een andere kant te bekijken. Iemand zal ze aantreffen en ze mooi vinden en ze mee naar huis nemen. En dan heeft diegene een paar nieuwe gympen. En misschien hebben zijn ouders geen geld om nieuwe schoenen voor hem te kopen. Dus dan is het eigenlijk beter zo.’
Ik kon die jongen wel zoenen. Dante wist niet dat hij grappig was. Hij zei die dingen niet om mensen aan het lachen te maken. Daar was hij veel te oprecht voor.
Dantes vader schudde zijn hoofd. ‘Dante, geloof je zelf wat je allemaal zegt?’
‘Ik denk het wel. Ja.’
‘Daar was ik al bang voor.’
Meneer Quintana en Dante gingen nog even door met hun verbale schaakspel, en ik stond erbij en keek naar hen. Het viel me op dat mevrouw Quintana er erg zwanger uit begon te zien. Oké, misschien nog niet héél erg, maar toch. Zwanger. Wat een raar woord, eigenlijk. Misschien zou er een mooier woord moeten zijn voor een vrouw die een baby krijgt. Toen ze uitgepraat waren, keek mevrouw Quintana naar mij en vroeg: ‘Hoe was de film?’
‘Heel goed. Ik denk dat u hem ook mooi zou vinden.’
Meneer Quintana kneep even in haar hand. ‘Soledad houdt niet van films. Ze werkt liever.’
Ze keek haar man met een schamper lachje aan. ‘Dat is niet waar,’ zei ze. ‘Ik lees alleen ook graag boeken.’
‘Ja. Maar dan wel een boek over de nieuwste theorieën van psychologische ontwikkelingen of de nieuwste theorieën over hoe gedragsveranderingen nou echt plaatsvinden.’
Ze lachte. ‘Ik heb toch ook geen commentaar op jouw voorliefde voor postmoderne poëzie?’
Ik vond het leuk hoe zij met elkaar omgingen. Ze pesten elkaar op een speelse, lieve manier. Er was zo veel genegenheid binnen Dantes gezin. Misschien was mevrouw Quintana strenger dan meneer Quintana. Maar ze was aardig. Ze was streng én ze was aardig.
Dante keek naar zijn moeder. ‘Heb je al een naam bedacht?’
‘Nog niet, Dante.’ Aan haar stem kon je horen dat ze zich ergerde aan Dantes nieuwe hobby en dat ze het grappig vond. ‘We hebben nog vier maanden de tijd om te beslissen.’
‘Het wordt een jongen, wist je dat?’
‘Het maakt me niet uit. Een jongen. Een meisje.’ Ze keek naar meneer Quintana. ‘En ik wil niemand beledigen, maar ik hoop dat de baby op de moeder lijkt.’
Meneer Quintana keek haar aan. ‘Echt waar?’
‘Ja, en laat dat “echt waar?” maar zitten, Sam. Ik ben in de minderheid. Dante gaat jou achterna. Ik deel het huis met twee jongens. Dit gezin heeft nog een volwassene nodig.’
Daar moest ik om lachen. Daar moest ik heel erg om lachen.
‘Zal ik mijn lijst voorlezen?’
‘Lijst?’
‘Ja, van namen die ik heb bedacht voor mijn broertje.’ Hij lag op zijn bed en ik zat in zijn stoel. Hij keek me indringend aan.
‘Moet je nou lachen?’
‘Nee, helemaal niet. Hoor je mij soms lachen?’
‘Vanbinnen lach je. Ik zie het aan je.’
‘Ja, vanbinnen lach ik. Je bent onverbeterlijk.’
‘Dat woord heb je van mij geleerd.’
‘Klopt.’
‘En nu gebruik je het tegen me.’
‘Inderdaad.’ Ik keek hem even aan. ‘Hebben je ouders nog iets in te brengen?’
‘Als het aan mij ligt niet.’
Hij stond op, haalde een geel blocnote uit de la van zijn bureau en liet zich weer op bed vallen. ‘Dit zijn de namen die ik tot nu toe het mooist vind: Rafael…’
‘Mooi.’
‘Michelangelo.’
‘Dat is belachelijk!’
‘Zegt de jongen die Aristoteles heet.’
‘Hou je bek.’
‘Ik hou mijn bek niet.’
‘Dat heb ik in de gaten.’
‘Ari, ga je nog luisteren? Of ga je alleen maar commentaar geven?’
‘Ik dacht dat dit een gesprek was. Jij zegt altijd dat ik te weinig zeg. En nu zeg ik wat en dan is het niet goed. Maar ik hou mijn mond al. Ik weet namelijk hoe dat moet.’
‘Ja, ja,’ zei hij.
‘Ja, ja,’ zei ik.
‘Luister gewoon naar mijn lijst, en bewaar je sarcasme en ironie voor later, oké?’
‘Ik doe niet aan ironie.’
‘O, nee?’
God, wat wilde ik hem graag zoenen. En zoenen en zoenen en zoenen. Ik dacht dat ik gek werd. Draaiden mensen door als ze op iemand verliefd werden? Wie was ik? Ik herkende mezelf niet meer. Shit.
‘Oké,’ zei ik. ‘Ik luister. Lees voor.’
‘Octavio. Javier. Juan Carlos. Oliver. Felipe of Philip. Constantine. Cesar. Nicholas. Benjamin. Niet Ben, maar Benjamin. Adam. Santiago. Joaquin. Francis. Noel. Edgar. Dat is wat ik tot nu toe heb. Ik heb alle gewone namen doorgestreept.’
‘Gewone namen?’
‘John, Joe, Michael, Edward, et cetera. Wat vind je ervan?’
‘Heb je gemerkt dat bijna al die namen heel Mexicaans klinken?’
‘Wat wil je daarmee zeggen?’
‘Niks. Ik zeg het alleen.’
‘Ik wil dat hij Mexicaans is, Ari. Ik wil dat hij alles is wat ik niet ben. Ik wil dat hij Spaans leert. Ik wil dat hij goed in wiskunde is.’
‘En je wilt dat hij heteroseksueel is.’
‘Ja,’ fluisterde hij. De tranen liepen over zijn wangen en ik kon het niet aanzien. ‘Ja, Ari. Ik wil dat hij hetero is.’ Hij ging rechtop zitten, hield zijn handen voor zijn gezicht en huilde. Dante en tranen.
Ik ging naast hem op zijn bed zitten en trok hem tegen me aan. Ik zei niks.
Ik liet hem gewoon tegen mijn schouder snikken.
*