Napels is geen easy lover. Ze kan zelfs erg offensief zijn als je er voor het eerst komt. De Zuid-Italiaanse metropool heeft tal van geheimen de ze niet makkelijk prijsgeeft. Alleen de onbevangen avonturier zal achter de oppervlakkige urbane chaos haar ware schoonheid en mystiek kunnen waarnemen. Samen met twee vrienden, de kunstenaars Ben en Max, huurde ik een week een appartement in de historische stadskern om van daaruit stad en omgeving te verkennen. Met enige regelmaat zal ik schrijven over mijn ervaringen.
Tekst en foto’s: Rik Alexander
Vandaag deel 1: Onderdak
Het is even zoeken, een paar keer Google Maps checken. Het nauwe straatje dat van de drukke stadsboulevard ‘Via Carbonara’ naar mijn verblijf voor deze week voert ligt enigszins verscholen. De weg loopt op. Om de meter beklim ik een traptrede. Links en rechts zijn deuren en poorten geopend. Kleine bedrijfjes huizen op de begane grond. In de eerste helverlichte, maar bedompte ruimte, die ik passeer zitten vrouwen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds achter naaimachines. In een volgende werkplaats worden dozen in elkaar geniet en voorzien van een bloemetjespatroon. Opbergdozen waarschijnlijk, die later te koop zijn in prijsstunters en woonwarenhuizen. De chemisch-frisse geur van wasgoed, die overal buiten te drogen hangt, begeleidt me op mijn weg naar boven toe.
A casa di Nonna Catarina’ is ‘t appartement dat twee vrienden en ik een week als onze woning mogen beschouwen. Het is gelegen in de Centro Storico, het oude stadscentrum van Napels dat tussen de Middeleeuwen en de 17 eeuw ontstaan is. Het patroon van smalle steegjes en drie brede hoofdwegen volgt precies het stratenplan dat de Grieken in de Antieke Oudheid hadden aangelegd.
Een grote groene poort, de Porte-cochère, blijft tegenwoordig gesloten voor koetsen, maar ik mag er wel doorheen. Door een klein deurtje, die in de grote poort is gemaakt, stap ik een andere wereld binnen en een paar honderd jaar terug in de tijd. Op straat doet werkelijk niets vermoeden dat er achter de poort een parel schuilgaat. Een vierkant binnenplein verwelkomt me en spreekt tegelijk een toverspreuk uit. Van Guido, de verhuurder, weet ik dat deze Palazzo rond 1640 gebouwd is volgens de traditionele Napolitaanse architectuur van die tijd.
Het trappenhuis is elegant en open vormgegeven, het doet ook een beetje Oriëntaals aan. De hardstenen treden die ik op weg naar het appartement beklim zijn door de eeuwen heen uitgesleten door de vele voetstappen van devote en minder vrome mensen die onderdak zochten in een van de appartementen. Pelgrims en mensen die in het nabijgelegen klooster werkten waren de eerste bewoners van dit huis en de omringende woningen. ‘A casa die Nonna Catarina’ ligt op de derde verdieping. Een trap hoger dan het huisaltaar dat gewijd is aan Padre Pio. De woning die Guido verhuurt was van zijn grootmoeder, Nonna Catarina dus, en is een oase van rust in de urbane chaos die de stad kan zijn. Een van de weinige geluiden die binnendringen is het luiden van de kerkklokken van de tegenover gelegen Chiesa dei Santi Apostoli. De sobere, vervallen gevel van het gebedshuis verbergt een van de mooiste en meest mystieke barokke interieurs van de stad!
De verhuur van mijn oma’s appartement is een belangrijke inkomstenbron’, zegt Guido. Hij gaat verder: ‘Dat geldt voor veel Napolitanen. De Coronapandemie heeft hard toegeslagen. Het aantal besmettingen en slachtoffers was hier enorm hoog, maar ook de economische gevolgen waren ingrijpend. Veel mensen verloren hun baan en inkomsten. Alles kwam stil te liggen. De toeristen bleven weg, in de haven legden minder vrachtschepen aan en de horeca moest sluiten. Het verhuren van woonruimte is een van de manieren om te kunnen voorzien in ’t dagelijks brood en omdat er voor de rest weinig geld binnenkomt zijn de huurprijzen het afgelopen jaar aanzienlijk gestegen. Er was sowieso al een tekort aan goede en betaalbare woonruimte in de stad, maar nu is de situatie nog schrijnender.’
Dat ondervindt ook Sacha die sinds een maand in Napels woont. Nou ja woont, hij zwerft rond van airbnb naar vrienden waar hij een nacht op de bank mag slapen en omgekeerd. Via dating-app Grindr raak ik in gesprek met deze 33-jarige Fransoos. We spreken af voor een avondwandeling. Als hij me tegemoet komt bungelen er tassen van kledingwinkels aan zijn rechterarm. ‘Ik had weinig kleding meegenomen van thuis dus ik moest nog wat dingen kopen. Het is moeilijk voor een trotse Fransman zoals ik, maar ik moet toegeven dat de mensen hier echt ontzettend goed gekleed zijn!’ zegt hij met een glimlach.
Het is een van de weinig goede dingen aan de metropool, want hij maakt al snel duidelijk dat hij op z’n zachtst gezegd niet gecharmeerd is van de Mediterraanse kuststad. Ook hij viel ten prooi aan de pandemie: ‘In de Bourgogne waar ik vandaan kom werkte ik in de toeristensector en als wijnmaker. Ik verloor mijn baan vorig jaar tijdens de lockdown en moest iets anders verzinnen. Nu volg ik een opleiding aan de Apple Developer Academy tot webdesigner en codeur, maar als het me niet lukt om een eigen plek te vinden moet ik alsnog weg. Het is noodzakelijk om ergens ingeschreven te staan, omdat ik anders geen verzekering kan afsluiten of een bankrekening kan openen.’
Het is acht uur ’s avonds als we het Piazza Cavour naderen. Dit plein markeert de grens van het gebied waar je ’s avonds redelijk veilig kan lopen en waar je absoluut weg moet blijven, omdat je er geheid beroofd zult worden. Er is veel leven op straat, mensen zitten op terrasjes, doen boodschappen of zijn onderweg.
We passeren een auto waarin een poppetje van de lokale volksfiguur Pulcinella uit de Commedia dell’arte hangt. De Pulcinella is een mysterieus figuur die een half masker draagt en vol tegenstellingen zit. Het kan een man zijn of vrouw, het goede en kwade vertegenwoordigen en weet overal een slaatje uit te slaan. Sacha: ‘Als de held van de streek iemand is die een masker draagt dan zegt dat natuurlijk veel over de volksaard. Naar mijn idee hebben de mensen hier ook vaak een masker op.
In mijn huizenjacht merk ik dat bijvoorbeeld goed. Ik heb al veel appartementen bekeken, maar ze zijn allemaal vies en onderkomen. Twee jaar geleden betaalde je zo’n 400 euro voor een studio, tegenwoordig is het normaal bijna het dubbele neer te tellen. Voor dat geld krijg je meestal een woning op de begane grond, zonder ramen! Alleen door de voordeur open te zetten krijg je licht en frisse lucht binnen. Dat is veel te gevaarlijk. Bovendien wil ik niet het gevoel hebben in een mausoleum te wonen.
Het is hier ook standaard om een huurcontract voor één, twee of vier jaar af te sluiten, maar het liefst sluiten verhuurders geen contract af. Dan hoeven ze geen belasting te betalen.’ Bij de Piazza Cavour blijven we stilstaan. De Fransman is op weg naar een borrel met medestudenten. Als ik hem zeg de moed niet te verliezen en te accepteren dat het een chaos kan zijn zie ik hem nadenken. ‘Weet je. Volgens een Italiaans gezegde moet een Noord-Italiaan twee keer huilen als hij in Napels komt. De eerste keer bij aankomst en de tweede keer bij het afscheid. Volgens mij geldt dat voor mij ook, omdat er waarschijnlijk een tijd komt dat ik onbewust toch van deze stad ga houden.’ We nemen afscheid, maar ik beloof een wijntje te komen drinken zodra hij een eigen plek heeft gevonden.
*
Rik Alexander (Heerlen, 1982) heeft gewerkt als programmamaker en redacteur voor radio, tv en queer media. In 2019 verhuisde hij van Amsterdam naar Berlijn om zijn levensmotto ‘iedere dag groter worden door klein te blijven’ ten volle waar te maken.