Windkracht 56

De wind slaat het oude ziekenhuis meedogenloos om de antieke oren. Niet dat de dikke betonnen muren er zich iets van aantrekken. Het oude gebouw trotseert al bijna tien decennia weer en wind en staat nog altijd fier overeind.

Het balkon op de derde verdieping is duidelijk later geplaatst en feitelijk onbeschermd. De koele noordenwind die deze zomernacht gijzelt raakt me dan ook recht in het gezicht. Het deert me niet na die enkele glazen whisky die ik vanavond achterover sloeg. Ik heb tegenwoordig maar weinig nodig.

Als je lang in de donkerte staart valt op dat duisternis ook straalt. Het is omgedraaide zonnekracht en het maakt van de wereld een negatieve dia. Het licht wordt als door een magneet omhoog gezogen en de achterkant van dat licht beschijnt even liederlijk de gietijzeren dakpannen waar ik overheen kijk als de zon overdag doet.

Alles glanst en schittert en de zwierige, onderdanige buiging van de bomenmassa tegenover de afdwingende, stormachtige atmosfeer creëert stoere ruis. De bladeren glanzen, net zoals de dakpannen, en ook al zijn ze groen, nu lijken ze donkerblauw. De dakpannen ook. Glimmend donkerblauw dat verloren nachtvlinders, verdwaalde vleermuisjes en nachtjagende vogels bijschijnt in hun eeuwige overlevingsdrang.

Wat lijkt de nacht toch kalm als je niet goed oplet, maar net als overdag vindt er een slagveld plaats van jewelste. Er wordt gedood en gevreten, gevochten en gepaard. Liederlijk. Schaamteloos. Hebzuchtig.
Leven wordt reddeloos gelaten terwijl het tegelijkertijd ontspruit. Je hoort de aarde knisperen, s’nachts. Als een haardvuurtje dat lijkt te doven, maar waarin het overgebleven hout vecht om de vlammen. In de vroege ochtend zal het nog steeds fonkelen.

Vijfenvijftig jaren overdenk ik en het stemt wat weemoedig. De weersomstandigheden passen daarbij als een gouden lijst om een onderschat schilderij. De kou lijkt vreemd genoeg op warmte, ik gloei. Verschrikte meeuwen, even verderop, vervullen hun rol als meewarige soundtrack voortreffelijk. Steeds als ik even indut of mijn gedachtes met me aan de haal gaan, geven ze een teken van leven. Letterlijk. Het moet voor kleiner gevogelte klinken als het alarm dat wij mensen iedere eerste maandag van de maand moeten verduren.

Donkere wolken drijven voorbij. Ik tel ze. Ik heb al veel donkere wolken geteld tijdens mijn leven, in lang doorwaakte nachten. Ze stellen niet zoveel voor. Het is hun uiterlijk vertoon dat afschrikt. Ze drijven het liefst onopgemerkt voorbij. Alsof ze zich schamen voor wat er zich in de door hen ontstane duisternis allemaal afspeelt.

Ik denk aan de afgelopen dag, aan hoe lichte wolken de regie voerden. Aan hoe geur en tastzin wedijverden en ongezien wild de liefde bedreven.

Het leek een perfecte dag, die dag waarop mijn zesenvijftigste levensjaar begon, maar ook op zulke dagen volgt een nacht die geen woorden behoeft, die je doet verzinken in een poel van donker, glinsterend blauw, waarin niets echt lijkt en de enige zekerheid die je lijkt te hebben het alleen-zijn van de ziel is.

*

Bernard John Jansz is schrijver en zelfbenoemd provocateur. Hij publiceerde in Mens en Gevoelens en is columnist voor Gay News, Gaykrant en het Tijdschrift voor Verzorgenden. In het dagelijkse even is hij persoonlijk begeleider en teamleider verstandelijk beperkten.

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.