Peter Brouwer over zijn roman ‘Het oog van de kraanvogel’

Onlangs verscheen zijn tweede roman met de titel Het oog van de kraanvogel. Het is een ontwapenend verhaal over de verbondenheid tussen twee mannen. Tegelijkertijd is het een psychologische roman over coming-out in de brede zin van het woord. Persoonlijkheid, identiteit en seksualiteit zijn de thema’s waar het om draait in dit boek. Gaykrant heeft een openhartig gesprek met schrijver en vertaler Peter W.J. Brouwer.

Tekst: Paul Hofman
Auteursfoto: Inge Ellen de Groot

Zijn werk is meerdere malen bekroond of genomineerd. Peters poëzie verschijnt regelmatig in bloemlezingen en landelijke tijdschriften. Zijn werk blijkt meerdere malen bekroond of genomineerd te zijn voor schrijversprijzen. Naast het schrijverschap is Peter muzikant en theatermaker. De afgelopen jaren toerde hij in Nederland en Vlaanderen rond met een liedjesprogramma rond Jacques Brel.

Je bent een creatieve duizendpoot: je bent tekstschrijver, theatermaker, muzikant en auteur. Waar komt jouw passie vandaan voor deze vakgebieden?

Als kind had ik belangstelling voor alles wat met creativiteit verband hield, ik wilde zelf dingen maken. Als ik niet schreef, zat ik hele dagen te tekenen. Ik speelde goed piano, maar op mijn achttiende koos ik in plaats van een muziekopleiding voor een talenstudie – nou ja, kiezen … Ik kom uit een onderwijsgezin, kunst werd wel gestimuleerd, zolang het een hobby bleef.

Voor het ‘onbekende’ moet je als jongere sterk in je schoenen staan, autonoom zijn. Dat was bij mij niet het geval. Wel was het zo dat ik van jongs af aan schrijver wilde worden, dat zat diep.

Maar er was ook besluiteloosheid. Na mijn studie heb ik een tijd professioneel muziek gemaakt met zangers en zangeressen, dat aspect komt in mijn beide romans naar voren: in Het Siamees moment is de hoofdpersoon filmcomponist en vindt een ontmoeting plaats met Jouannest, de vaste pianist en begeleider van Jacques Brel. In Het oog van de kraanvogel volgen we twee jongens die een conservatoriumopleiding volgen, een #MeToo-kwestie met een dirigent, orkestrepetities in Suntory Hall, een Japanse jazzcoryfee, noem maar op.

In mijn leven komt de muziek altijd weer op mijn pad, ze lijkt wel een kruisbestuiving aan te gaan met mijn schrijven. Muziek vormt dikwijls een decor of referentiekader in mijn werk. De afgelopen jaren heb ik twee muziektheaterprogramma’s gemaakt, eerst met televisie- en theatermaker Michael Abspoel, en recentelijk solo. Dat laatste programma, dat juist over de spagaat van niet kunnen kiezen ging, kwam door de coronacrisis stil te liggen. Ik heb de tijd benut om mijn nieuwe roman te voltooien.

Waaruit kreeg jij inspiratie bij het schrijven van deze roman?

Ik wilde een boek over vriendschap schrijven. Ik heb altijd over relaties geschreven, in mijn poëzie en in mijn vorige roman. Maar dan ging het over verhoudingen, liefde, man, vrouw, seksuele identiteit. Toen ik begon te schrijven aan dit boek, bleken dat toch weer containerbegrippen: juist doordat de hoofdpersonen, Marcus en Arthur, tegengestelde verwachtingen hebben, komen liefde en seksualiteit als vanzelf weer om te hoek kijken. Genegenheid, identiteit en voorkeur spelen een subtiel spel binnen hun vriendschap.

De basis voor het verhaal vormt een persoonlijke ervaring op mijn negentiende, die een onuitwisbare indruk op me heeft achtergelaten. Ik durfde er pas vijfendertig jaar later over te schrijven. Deels omdat ik nu geen terughoudendheid meer voel naar onderwerpen die ik in mijn boek beschrijf en ik seksuele geaardheid ‘an sich’ totaal onbelangrijk vind. Deels ook uit respect en met een zekere ontroering om de jongens die wij ooit waren. Uiteindelijk is er meer dat je koestert dan dat je wilt vergeten, voor mij geldt dat zeker.

Zit het verhaal al in je hoofd voordat je het aan papier vertrouwt of komt het spontaan?

Zoals ik al zei, was er een basisverhaal, een gebeurtenis in mijn leven die voldoende uniek was en het verdiende om voor altijd opgetekend te worden. Maar een idee voor een fictief verhaal dat boven de gebeurtenissen uitstijgt, komt spontaan. Aan het einde van Het oog van de kraanvogel volgt er een woordenwisseling tussen de twee mannen, waarin de verhoudingen op scherp worden gesteld en niets helemaal is wat het lijkt. Die finale had ik als eerste in mijn hoofd zitten en daar heb ik ook het meest aan gesleuteld.

Over spontaniteit: ik heb talloze ‘vondsten’ gedaan in het loop van het schrijfproces, waarin details de onderliggende thematiek versterken en dingen op hun plaats vallen.

Kun je de titel van het boek toelichten?

Aan het einde van het boek zitten Marcus en Arthur in een nachtclub in Tokio, ze raken verwikkeld in een gesprek dat steeds heftiger wordt. Er worden verwijten over en weer gemaakt waarbij karaktereigenschappen als trouw, loyaliteit, geduld – eigenschappen die aan kraanvogels worden toegeschreven – voorbijkomen. Op een zeker moment voelt Marcus zich bekeken door een opgezette kraanvogel die schuin boven de bar hangt, ‘zijn kraalogen keken hem recht aan.’

De spanning wordt bijna tastbaar in deze roman. Was dit moeilijk om op te bouwen?

Het was vooral een uitdaging: niets weggeven tot aan het einde aan toe. Maar het is ook een logisch gevolg van de tegengestelde verwachtingen tussen de twee jongens, later volwassen mannen. Het is de essentie van het verhaal dat dingen ‘niet doorgaan’, anders aflopen dan je misschien zou hopen. Juist door de verschillen en het feit dat de hoofdpersonages in de loop van hun levens evolueren.

In hoeverre is het een uitdaging in gevoelens te wroeten? Hoe interpreteer je de vriendschap tussen Marcus en Arthur?

Het is voor een schrijver altijd een uitdaging om te wroeten, je wilt weten hoe dingen op allerlei niveaus zitten’, je bent niet tevreden met de voor de hand liggende antwoorden. Antwoorden moeten nieuwe vragen oproepen, zoveel heb ik ook van de poëzie geleerd. Niets hoeft te zijn wat het lijkt. Dat geldt zeker voor de gevoelswerelden van mijn hoofdpersonages. Hoe goed kennen zij zichzelf, dat is voor mij altijd de hoofdvraag.

Het is een vraag die me mateloos fascineert: hoe goed kennen we onszelf, hoe diep zijn we bereid in onszelf af te dalen, en ook: is dat altijd wenselijk? Wie durft er werkelijk over zijn schaduw heen te springen, en waaruit blijkt zoiets dan? De vriendschap tussen Marcus en Arthur is wat dat betreft veelzeggend: er is van alles in hun gevoelswereld dat tegenstrijdig lijkt, dat onder het oppervlak loert en broeit, zonder dat het een vorm krijgt. Later wordt dat wel uitgesproken. Welke verbondenheid er uiteindelijk tussen de twee mannen bestaat, die vraag mag de lezer zelf beantwoorden – even als de vraag voor wie hij/zij meer sympathie voelt.

Door de sprongen van tijd en plaats krijgen Marcus en Arthur meer diepte. Hoe is het schrijfproces verlopen?

Het einde van het boek stond al vroeg vast. Maar ik ben begonnen met het beschrijven van hun adolescente jaren, het middendeel van het boek. Dat leest als een dagboek en vormt het DNA voor de rest van het verhaal. Het boek bestaat uit vier delen die elk chronologisch zijn geschreven. Natuurlijk is het schrijfproces een stuk chaotischer begonnen dan de indruk die ik je nu geef – er zijn minstens honderd pagina’s gesneuveld door verhaallijnen die te veel afleidden.

Maar het schrijfproces zelf is wel heel gestructureerd verlopen. De gebeurtenissen hadden even goed in andere steden kunnen plaatsvinden, maar zijn nu stevig in twee culturen en twee tijden verankerd, waardoor het mogelijk is om te schakelen zonder jou als lezer uit het verhaal te trekken, in tegendeel zou ik bijna zeggen.

De aanslag tijdens de marathon van Boston in 2013 speelt een terugkerende rol in jouw roman. Wat is de gedachte daarachter?

Het gaat om de persoonlijke betekenis van die aanslag: Marcus kan niet omgaan met de televisiebeelden ervan, meer in het bijzonder het accepteren dat hij het werkelijk heeft gezien. In zijn leven zijn vaker beelden van situaties op zijn netvlies achtergebleven. Hij kan ze niet ontkennen, al zou hij ze het liefst wegpoetsen. Dat is een belangrijk motief in mijn boek, omdat Marcus niet alleen weigert ze te accepteren maar hij ook het inzicht daartoe lijkt te missen.

De mannen bewegen als een soort dansers om elkaar heen. Welke rol speelt erotiek een rol in jouw boek?

Voor tegenspeler Arthur is het eigenlijk van meet af aan duidelijk: hij voelt zich aangetrokken tot Marcus. Marcus daarentegen blijft ‘hangen’ in het vriendschapsgevoel naar Arthur. Die speelt het sluw, door hem te bevragen over ‘wat een vriendschap volgens Marcus zou horen te zijn.’

Maar waar Arthur een openhartige oprechte brief aan Marcus schrijft over zijn gevoelens, zoekt Marcus het in een fascinatie, een fetisj haast, voor een kledingstuk, dat hij koopt maar veilig weghangt helemaal achterin zijn kledingkast. Zodat zijn vriendinnetje het niet hoeft te zien. Wanneer de mannen elkaar later opnieuw ontmoeten, dansen ze weer om elkaar heen, maar zijn erotiek en seksuele identiteit een motief voor dieper liggende tegenstellingen.

Erotisch is ook het spel van zien en bekeken worden dat Marcus graag met vrouwen speelt. Maar ook daar speelt erotiek een verklarende rol: Marcus’ fascinaties zijn latenter dan je aanvankelijk zou vermoeden.

Zitten er in jouw roman autobiografische elementen?

De basis van het verhaal is een persoonlijk ervaring is die me op mijn negentiende overkwam, die veel indruk op me heeft gemaakt en waarover ik pas later kon schrijven. In die tijd was ik vooral boos naar ‘mijn tegenspeler’, omdat ik me geïntimideerd en geclaimd voelde en in zekere zin ook emotioneel gechanteerd. Terugkijkend op die periode voel ik nu eerder vertedering en meen ik die vriend van vroeger te begrijpen in de worsteling die hij heeft doorgemaakt. Ook heb ik begrepen dat ik een grote liefde in zijn leven ben geweest, iets waar ik als heteroseksuele zoekende jongere uiteraard helemaal niets van wilde weten. Het heeft bij mij uiteindelijk geresulteerd in compassie.

Voor zover het boek al een boodschap heeft, bestaat die erin dat het goed is om jezelf en de ander te leren kennen zoals jij bent, zoals een ander is. Niet zoals je jezelf en die ander wenst. En ook dat vriendschap en liefde geen uitgemaakte zaak zijn maar containerbegrippen waaraan invulling moet worden gegeven. De roman vertelt overigens niet mijn persoonlijke verhaal maar een nieuw verhaal dat fictief is, met personages die me dierbaar zijn geworden. Het bijzondere aan mijn roman is volgens mij, dat twee adolescenten verstrikt raken in de coming-out van een van hen, en dat dit gegeven nu eens wordt beschreven vanuit een heteroseksueel perspectief. Maar ook daarin is niet alles wat het lijkt te zijn.

*

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.