Schrijfster Floortje Zwigtman: ‘Over tien jaar zal er een ander literair landschap zijn’

Gaykrant en Hebban organiseren deze maand de verkiezing van de Regenboogboek Top 100. Op 7 augustus zal Boris Dittrich de uitslag ervan bekend maken. Gedurende de verkiezingen laat Gaykrant diverse schrijvers aan het woord. Deze keer spreekt hoofdredacteur Rick van der Made met Floortje Zwigtman (Terneuzen, 1974), de schijfster van onder andere de trilogie Een groene bloem met daarin de zestienjarige, homoseksuele Adrian Mayfield in het Londen van koningin Victoria en van Oscar Wilde.  

Tekst: Rick van der Made
Foto’s: Hester Kraaijeveld en Anna A Ros 

Je zit de afgelopen tijd een beetje in de lappenmand. Hoe is het nu met je? 

Hoogstwaarschijnlijk heb ik afgelopen jaar in de zomer corona opgelopen, al kan het ook met mijn hormoonhuishouding te maken hebben. Of misschien een combinatie van beide. Ik heb vermoeidheidsverschijnselen, mijn hart is inmiddels onderzocht en ik heb fysiotherapie om weer opnieuw te leren ademen. Ik heb last van de grilligheid van het ziektebeeld: soms kan ik een uur lang goed doorwerken, een andere keer moet ik tijdens de was ophangen drie keer uitrusten.  

Ik herken een groot gedeelte van dit verhaal van iemand uit mijn omgeving. Lastig. Lichamelijk, maar ook geestelijk. 

Zeker. Ik won vorig jaar augustus de Zilveren Griffel voor Het geheime boek van Sinterklaas en daar was ik uiteraard erg blij mee. Maar ik kon alleen maar huilen omdat ik opzag tegen alle publiciteitsverplichtingen die zo’n mooie prijs met zich meebrengt. Ik had er de energie niet voor. Ik dacht nog: ‘Ik hoop maar dat ik de Gouden Griffel niet win.’  

Goud of zilver: je bent inmiddels niet meer weg te denken uit de canon van de Nederlandse jongvolwassenenliteratuur. Ik heb zelf nog het vak Kind- en Jeugdliteratuur gegeven op een Hbo-opleiding en mijn studenten verslonden jouw boeken. 

Dat is grappig dat je dat zegt, want ik werd op het juiste spoor gezet door mijn docent Kind- en Jeugdliteratuur van de Pabo toen ik daar studeerde. Na de middelbare school was ik wel even klaar met lezen en met de Nederlandse volwassenenliteratuur, maar deze docent liet mij een ander soort literatuur zien en opende een schatkamer aan verhalen. Ik weet nog hoeveel indruk De meester van de Zwarte Molen op mij maakte. Dat boek is ook een inspiratiebron geweest voor mijn boek Wolfsroedel.   

Je bent ook bezig met een volwassenenroman. Heb je de volwassenenliteratuur herontdekt?  

Ja. Maar voornamelijk door Engelse, Duitse en Spaanse literatuur. Ik vind de Nederlandse literatuur erg op zichzelf gericht. ‘Write about what you know’. De wereld is groter dan de Amsterdamse grachtengordel of het gereformeerde milieu van de Biblebelt. Er is wel een voorzichtige verandering gaande naar meer diversiteit en variëteit – ik ben lid van de beoordelingscommissie van het Letterenfonds en in die hoedanigheid lees ik veel – en ik vermoed dat er over tien, vijftien jaar een ander literair landschap zal zijn ontstaan. Meer divers, weg van het persoonlijke. Meer richting maatschappelijke oriëntatie.

Buiten onze Nederlandse leventjes ligt er nog een heel grote wereld op ons te wachten. Daarbij zou ik het goed vinden als er meer schrijvers uit meer diverse maatschappelijke lagen zouden kunnen doorbreken. De Nederlandse literatuurwereld is een wereld van voornamelijk academisch opgeleiden en hun leef- en ervaringswereld is voor een belangrijk deel bepalend voor wat als ‘goede literatuur’ wordt aangemerkt. Terwijl nogal wat van deze kwaliteitscriteria gebaseerd zijn op aannames. Het zijn geen heilige wetten. Die aannames kunnen en moeten we blijven bevragen.  

Aannames die jij in je werk eveneens regelmatig bevraagt. 

Ik vind het interessant de vanzelfsprekendheid van waarden en normen nader te onderzoeken. Neem een waarde als ‘vergeving’: een christelijk gekleurd begrip dat in de Romeinse tijd een minder prominente rol had dan in onze huidige wereld. Of begrippen als homoseksualiteit en heteroseksualiteit. Tijdens het Romeinse Rijk zou geen mens geweten hebben wat daarmee werd bedoeld. Met wie jij het deed, maakte jou in die tijd geen homo- of heteroseksueel. Bij het schrijven van historische romans ben ik op zoek naar de verhalen achter de werkelijkheid.  

En die werkelijkheid is voor een kind anders dan voor een volwassene. Geef een kind een doos en het wordt in zijn fantasie een schip waarmee het naar een schatteneiland vaart. Op dat moment is de doos voor het kind ook echt een schip en geen doos meer.  

Het dualisme – concreet, abstract bijvoorbeeld, is een overblijfsel uit de joods-christelijke traditie maar van oorsprong stammen wij af van het animisme. Ieder mens – en zeker ieder kind – wil soms een ziel geven aan de levende en levenloze fenomenen die hij om zich heen ziet. Het kind met zijn speelgoedbeer bijvoorbeeld. Die heeft een naam, een karakter, is soms lief en soms stout, heeft een verleden, een heden en een toekomst. Voor het kind heeft de speelgoedbeer absoluut een ziel.  


Voor veel lezers bezitten boeken – jouw boeken – misschien ook wel een ziel.  

Ik heb lange tijd voor mijn zieke vader gezorgd. Na zijn overlijden moest ik zijn huis leegruimen en tijdens het opruimen kwam ik een stapel brieven van lezers tegen die ik weer eens doornam. ‘Je hebt over mij geschreven,’ stond er in een brief. Zoveel mensen die zich in mijn boeken herkennen. Die zich gezien voelen en die ik met mijn boeken misschien wel perspectief kan bieden. Dat doet me veel, zulke reacties van lezers. Mijn boeken vinden nog steeds hun weg naar de lezer toe en daar ben ik blij mee. Heel blij. En mijn boeken mogen schuren.

In mijn roman die ik nu aan het schrijven ben ga ik 2000 jaar terug de tijd in en behandel ik thema’s die nu actueel zijn en waar in die tijd zo anders over werd gedacht. Slavernij, bijvoorbeeld. Een slaaf werd in die tijd gezien als een gebruiksvoorwerp met een stem. En als een slaaf zijn vrijheid herwon, werd hij plotseling weer mens. Of vrouwenonderdrukking. Verwerking van trauma’s. Ik behandel ze zonder blind te zijn voor mijn eigen rauwe randjes. Het is veilig je als schrijver te vereenzelvigen met een hoofdpersoon die deugt, maar het wordt pas interessant als je een vrouw bijvoorbeeld niet alleen als slachtoffer neerzet, maar ook iemand met een eigen wil. En soms ook als dader. Het mag schuren. 

En je blijft schrijven. 

Ik moet niet vergeten schrijver te zijn. Ik word soms ook opgeslokt door mijn privéleven en mijn zaak. Ik moet er meer tijd voor inruimen en ik hoop dat in de toekomst ook te gaan doen want het afgelopen jaar heeft me veel gekost. Ik kan nu weer luisteren naar het verhaal dat ik wil gaan vertellen. Naar wat het verhaal wil. Daar word ik gelukkig van. Het is nog zoeken naar een structuur want regelmaat helpt bij het schrijven. Ik schrijf graag ’s morgensvroeg of ’s avonds laat. Ik schrijf nooit van negen tot vijf. De randvoorwaarde is dat je met het verhaal moet gaan zitten, dat het verhaal onderdeel van je ritme wordt.  

Je staat met meerdere titels in de Regenboogboeken Longlist. Op 7 augustus maakt Boris Dittrich de Top 100 bekend en hebben we dus eigenlijk meteen een soort canon van de Regenboogliteratuur samengesteld. Vind je het belangrijk dat je daarin staat?   

Het liefst heb ik een wereld waarin een verhaal over een LHBT+er gewoon een mooi verhaal voor iedereen moet kunnen zijn, maar ik weet ook dat dat nog te hoog gegrepen is. In heel veel levens zijn LHBT+ers niet zichtbaar en zijn LHBT+verhalen nog steeds hard nodig voor de buitenwereld. Ik vind het zeker belangrijk, al vraag ik mij soms af waarom het nodig is elk boek dat iets van de regenboog in zich heeft meteen een sticker op te plakken. Misschien moeten we als LHBT+er meer arrogantie tonen: ‘Het maakt ons geen donder uit wat je van ons vindt: wij zijn er en wij gaan niet weg’. Maar de Nederlandse volksaard is een aard van rechte dijken en afgebakende polders. Wij willen graag hokjes en afbakening. Wij willen mensen kunnen plaatsen.  

Tijdens de begrafenis van mijn vader liepen mijn vriendin en ik voorop en dan krijg ik toch vragen als: ‘Hoe zit het nou precies met jullie?’ En die mentaliteit zie ik terug bij de benadering van literatuur: ‘Ja maar is het nou jongvolwassen- of volwassenliteratuur?’ ‘Is het autobiografisch of fictie?’ ‘Is het LHBT+of niet?’ en zodra je ‘regenboogvriendelijk’ schrijft, word je al snel in dat hokje geplaatst. Nederland is weinig fluïde, ondanks al dat water. Maar aan de verre horizon zie ik de verandering.  

*

Breng hier je stem uit voor de Regenboog Top 100

 

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.