Ik zit nu aan de ronde eettafel in mijn ouderlijk huis in Rotterdam. En ik zeg wel mijn huis, maar eigenlijk voelt het niet meer zo. Mijn tweelingbroer WJ is naar hockeytraining en mijn ouders zijn een week weg. Ik ben dus alleen.
Voor het eerst sinds anderhalf jaar heb ik weer in mijn oude kamer geslapen. Behalve het bureau dat weg is, is er niet veel veranderd. In de kledingkast die ik altijd met WJ deelde, liggen nu alleen nog zijn kleren. De boekenkast tegenover de kast staat volgestampt met boeken, zoals elke boekenkast in ons huis. Op de bovenste plank staan een paar knuffels van vroeger en op de onderste plank vind ik de plakboeken van vroeger.
Ik sla er zomaar eentje open, gewoon om te kijken. ‘Schooljaar 2004-2005’. Ik zat dat jaar op de creche. Vele jaren voor mijn transitie. Bij het openslaan werd ik geconfronteerd met mijn oude naam, ook al voelt het sinds lange tijd niet meer als mijn naam, dat blijft dat toch altijd nog een ding.
Verschillende tekeningen en foto’s komen voorbij. Het is bijna onmogelijk te beseffen dat ik dit plakboek bijna zeventien jaar geleden met dezelfde handen heb aangeraakt en heb gemaakt.
Als ik een paar lades van de kast tegenover de deur opentrek, zie ik een aantal kleine doosjes opgestapeld liggen. Ik open er een paar en kom tot de ontdekking dat dit alle sieraden zijn die ik ooit heb gekregen. Daarnaast liggen een paar potjes met nagellak. Ik vraag me af waarom deze hier nog liggen. Niemand gaat er immers nog iets meedoen, dan kun je ze toch net zo goed weggooien of weggeven?
Op de muur naast de boekenkast hangt een schilderij. Dit had mijn tante gemaakt, vlak na onze geboorte. Onze namen staan er met enorme letters op en daarom heen sieren bladeren en bloemen de letters. Ook op mijn bed staat mijn oude naam.
Het dekbedovertrek is roze, met bloemen.
Toen ik thuiskwam vertelde WJ dat ik beter in een slaapzak kon slapen, omdat een vriendin van hem die deken altijd gebruikt. ‘Kamperen in mijn eigen huis’, zei ik lachend.
Toen ik de eerste avond in bed lag, realiseerde ik me dat dit de kamer was die ik bijna achttien jaar heb gehad. De eerste jaren van mijn leven deelde ik deze kamer met WJ. Daarna kreeg hij een andere kamer en ik kreeg deze kamer voor mezelf. De kamer waarin ik me voorbereidde op mijn eerste topografietoets op de basisschool. De kamer waarin ik voor het eerst alleen sliep. Waarin ik me helemaal kapot heb geleerd voor mijn examen. De kamer waarin ik mezelf kon zijn. En mezelf werd.
De vierkante meters van deze kamer waren drie jaar lang de enige veilige ruimte in het huis. Want die waren van mij. Ik kende elk hoekje. Nu, na anderhalf jaar – en na mijn transitie – is het gewoon een kamer. Ondanks de vele herinneringen, voelt het niet meer eigen. De kamer is dusdanig aangetast dat ik niks van mezelf erin terug herken omdat mijn moeder met de grootst mogelijke moeite geprobeerd heeft deze kamer en dus haar overtuigingen in stand te houden. Om haarzelf ervan te overtuigen dat dit de kamer van haar dochter is.
Ook al is haar dochter er allang niet meer.
Mijn oude kamer.
Haar roze droom.
*
Nick is een trans man van 19. Hij werd in 2001 geboren, enkele minuten na zijn tweelingbroer. In zijn pubertijd had hij het gevoel dat het lichaam dat hem was meegegeven niet bij hem paste. Eind 2017 kwam hij op de wachtlijst voor transitie van het VUMC in Amsterdam. Na anderhalf jaar begonnen de gesprekken. Begin 2020 kreeg hij de borstverwijderende operatie. In augustus van dat jaar begon hij aan hormonen.