Op vijf mei vierden we de bevrijding van Nederland. Het land en mijn huis werden in oranje gehuld. Gelukkig kon thuis al het oranje blijven hangen: over niet al te lange tijd zou het voetbal losbarsten.
Inmiddels schieten (slechte) voetbalhits uit de speakers, is er op televisie heel veel voetbal en oranje, zijn de oranje vlaggetjes overal uitverkocht (geen probleem) en worden de partytenten opgebouwd. De confrontaties worden uitgebreid geanalyseerd en natuurlijk allemaal in het voordeel van Nederland. Onze jongens gaan het immers doen voor Nederland. De saamhorigheid en spanning die ontstaan naarmate de belangrijkere wedstrijden dichterbij komen, worden steeds voelbaarder.
Een soort oergevoel.
Nu ben ik alweer vele jaren dierenartsassistente, en ik heb me vaak verdiept in het (oer)gedrag van dieren. Het boeit me vooral hoe menselijk gedrag op het dierlijk gedrag lijkt.
Vooral tijdens voetbalkampioenschappen.
Mijn analyse van een wedstrijd begint eigenlijk al wanneer voetbalfans naar het stadion lopen. Zij bewegen zich als een oranje mierenhoop in een gestaag tempo naar het stadion. Dit gaat in een soort golfbeweging. Mieren bewegen zich ook altijd op ditzelfde gestage tempo naar de zoetigheid die op het picknickkleedje ligt. Strak in één lijn recht op hun doel af.
Eenmaal in het stadion, kan het spel beginnen. Elf afgetrainde mannen die heel hard achter een bal aanrennen om ervoor te zorgen dat hij in een doel terecht komt zo’n honderd meter verderop. Aan de andere kant van hetzelfde veld staan elf mannen van hetzelfde kaliber die dat proberen tegen te houden. Ik zie zo’n stadion een beetje als een apenrots: als je naar bavianen kijkt, denk ik dat als je er een bal in gooit, je ook best een boeiend spel zult krijgen.
Het eerste wat er op het voetbalveld gebeurt is het afbakenen van het territorium door middel van neussnuiten of spugen. Ik kijk dan altijd even de andere kant op. Ik vind dat lamagedrag nooit zo smakelijk. Vervolgens zetten de spelers een woest gezicht op en beginnen de shirtjes langzaam wat vochtig te worden van de zweetdruppels die ze verliezen. Paarden hebben dat ook heel sterk: als zij iets spannend vinden, zijn ze binnen enkele minuten kletsnat van het zweet. Kom je verder in de wedstrijd, dan komen de spelers steeds dichter bij elkaar en wordt er af en toe geduwd. Met het hele lichaam. De spelers vertonen baltsgedrag waar de kraanvogel jaloers op kan zijn.
En dan worden na het spel de kletsnatte T-shirts uitgetrokken en als een soort verzoening aan de tegenstander overhandigd en lopen de afgetrainde torso’s zonder shirt het veld af. Ik kan voor dat moment even geen vergelijking vinden uit het dierenrijk: ik heb dieren nog nooit een T-shirt uit zien trekken. Maar een andere vergelijking gaat wel op, want al ligt mijn interesse totaal niet bij het voetbal, als biseksuele vrouw vind ik de man achter de bal wél interessant. Het vrouwtje dat zich na de wedstrijd plotsklaps aangetrokken voelt tot testosteron, vechtersbazen en de winnaars van de ‘survival of the fittest’. Of van een schijnoverleving, want meer is het spelletje uiteraard niet.
Mijn analyse zal niet gedragen wordt door voetbalminnende Nederlanders. Maar ja, ik ben ook dan gewoon een vrouw die in alle vooroordelen niet van voetbal houdt en zich bij elk partijtje voetbal zich weer afvraagt waarom ze toch gebiologeerd naar de televisie blijft staren.
Ik wens iedereen die ervan houdt fantastische voetbalweken toe.
*
Floor Brands (Rolde, 1979) is woonachtig in Bedum, samen met haar vrouw en drie kinderen. Met een enthousiaste groep mensen om zich heen zet zij zich in voor de verborgen LHBT+ers. Voornamelijk in haar buurt, maar ook daarbuiten. Zij draagt als ‘B’ uit het LHBT+regenboogpalet haar maandelijkse steentje bij aan Gaykrant.