Gastcolumn: non-meneer

Iedereen kent ze, de rijen oorlogsgraven, herkenbaar aan de duizenden witte kruizen. Soms ligt er onder zo’n wit kruis een geïdentificeerd persoon, soms ook niet, zo onherkenbaar verminkt was het stoffelijk overschot dat op deze plek eindelijk rust vond.

Iedereen kent ze, de oorlogsmonumenten waarin duizenden namen zijn  gegraveerd om ons te helpen herinneren door wie en hoe onze huidige vrijheid bevochten werd. Het zijn veelal mannennamen. Namen van mannen die in onmenselijke regimes werden gedwongen om te doden. Mannen die vrienden in honderd stukjes uit elkaar hebben zien spatten, mannen die soms onverdoofd amputaties op elkaar moesten verrichten om te kunnen overleven. Vaak tegen beter weten in. De dood was voor hen zoals de lucht die men inademt: alom aanwezig. De dood was altijd daar, lag op de loer en maakte geen onderscheid. Partijdigheid is de dood vreemd.

Al die mannen, die vanaf hun geboorte in een keurslijf werden geperst waarin hardheid boven emotie stond. Waarin kracht werd aangemoedigd, medeleven afgeleerd. Gevoelens vermoord. Mannen die hun nakomelingen niet met liefdevolle affectie konden opvoeden omdat zoiets hen vreemd was. Het werd ze afgeleerd.

De man, met zijn bonkige, gespierde uiterlijk, borstelige wenkbrauwen, handen als werktuig, lijkt gemaakt om als defensief dier de roedel te beschermen die de volgende generaties moet waarborgen. Het lijf is erop gebouwd, de zware stem erop afgestemd, de emoties afgeschermd. Het was zo bedoeld. Een noodzakelijk kwaad in een gewelddadige wereld.

Het leven van vele mannen in de generaties voor ons was één groot trauma. Zij leken slechts nodig als kanonnenvoer, afweermechanisme, verrichten vaak fysiek loodzwaar werk. Ooit in jungles waar voedsel verzameld werd, toen in gitzwarte mijnen, later in fabrieken, waardoor tallozen niet eens de zestig haalden.

Het leek evolutionair zo bepaald dat de man als bom van testosteron vrouw en kind beschermde. Het was nooit anders; er werd nooit over nagedacht. Miljoenen mannenlevens werden verwoest op slagvelden waar geen emoties golden, maar domme kracht. De enige levensvreugde die voor hen leek weggelegd, was hun onmeetbaar trouwe broederliefde.

Pas sinds drie generaties is een deel van de mannelijke aardbewoners ontheven van deze zware taak. Kapitalisme richtte de Westerse maatschappij in op een manier die nooit eerder voorkwam. De man was ineens niet meer het oerwezen, geschapen om te veroveren en te vechten, maar werd geëmancipeerd.

Dit proces is moeizaam. Zo kan ik mijzelf nog herinneren – geboren in de jaren zestig en kind uit de jaren zeventig – dat ingesleten, antropologische zekerheden ook mijn opvoeding bepaalden. Als twaalfjarige werd ik geacht mijn speelgoed te laten voor wat het was: ik was nu een man werd mij verteld, en als man speel je niet meer met playmobil. Op voorkeuren voor meer feminine uitingen, zoals tekenen, dansen, muziek werd afkeurend gereageerd. Dat deed je gewoon niet als jongeman. Je moest stoer zijn. Sterk. En vooral niet gevoelig.

Zo werden en worden miljoenen mannelijke wezens van hun authenticiteit ontdaan. Als een soort van monsterachtige folklore. Omdat mannen ook maar mensen zijn, versterkten zij dat gevoel als zij onder elkaar waren. Week je af van de norm, dan was je simpelweg een mietje. Je keek wel uit.

De evolutionaire wijze waarop de man zich ontwikkelde, de wijze waarop mannen warden opgevoed -in grote delen van de wereld nog altijd als moordmachines ter verdediging van stam, huis en haard – is iets wat zelden wordt meegenomen in de beoordeling van de huidige, moderne en Westerse man, die enerzijds wordt geregeerd door een inwendig biologisch evolutionair systeem, en anderzijds alle zeilen bij moet zetten om te voldoen aan de norm die vandaag de dag aan ze gesteld wordt: de geëmancipeerde, feministische zienswijze die pas sedert enkele generaties ons Westerse doen en laten bepaalt. De man worstelt met dit gegeven, met deze ongekend snelle evolutionaire verandering van rol.

De huidige (Westerse) generatie, die vaak niet eens meer weet wat het is om echt te moeten vechten voor vrijheid, zichzelf wereldwijs en überintelligent acht in vergelijking met hun voorvaderen, zouden zich wat dat betreft best eens kunnen bekwamen in een lesje empathie, antropologie en geschiedenis, in plaats van slechts te beoordelen en te veroordelen zonder zichzelf af te vragen wat er zich in de duizenden jaren voor hun geboorte afspeelde en wat daarin het wereldbeeld en de plaats van de man bepaalde.

Nu, in onze onnatuurlijk ingerichte kapitalistische maatschappij lijkt overdreven mannelijkheid een zinloze exercitie, maar als je het van een afstand bekijkt, hebben we het over een microseconde in het hele tijdsgewricht. Onze breinen kunnen zulke snelle veranderingen niet aan, hoe hard ze ook hun best doen. En God, wat doen ze hun best. De Westerse man past zich aan als een malle, maar wordt geplaagd door zijn evolutionair bepaalde plek.

Die oerman zit nog verklonken in de hedendaagse man, hoe graag hij ook zou willen dat het anders was. Het merendeel van hen zou willen dat het anders is, maar het is de maatschappij die hen in hun rol houdt. Ook heden ten dage.

De foute man is daarmee een maatschappelijk, antropologisch vraagstuk en geen psychologisch. Zolang dat niet wordt erkend, zolang mannen worden opgevoed en geconditioneerd zoals de mensheid dit nu eenmaal al miljoenen jaren deed, zal de weg naar gelijkheid een zware zijn.

Zijn we echter bereid om verder te kijken dan onze neus lang is en willen we ons reptielenbrein erkennen, dan kunnen er grote stappen worden gezet. Stappen die van de zogenaamd gewetenloze man ook een mens maakt met alles wat daarbij hoort. Erkenning van zijn evolutionaire achterstelling, de opoffering van al die onschuldige strijders en soldaten die moesten, niet wilden. Dat inzicht is het allerbelangrijkst.

Moesten, niet wilden.

Er was tot voor kort simpelweg geen keus.

*

John Thobokholt (pseudoniem: Bernard John Jansz) is schrijver en zelfbenoemd provocateur. Hij publiceerde in Mens en Gevoelens en is columnist voor Gay News, Gaykrant en het Tijdschrift voor Verzorgenden. In het dagelijkse leven is hij persoonlijk begeleider en teamleider verstandelijk beperkten.

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.