M’n ex: ‘Ik verloor vier van mijn vijf geliefden aan de dood’ | Luuk uit Roermond

Een diepe bromtoon – van een airco, een droger of een ander dagelijks gebruiksapparaat – confronteert me nog altijd met mijn afschuwelijke, maar ogenschijnlijk onverbrekelijke relatie met de dood. Met mijn huidige man, die me gekscherend De Zwarte Weduwe noemt, zal ik de vloek verbreken: hij zal leven.

Redactie: Rits de Wit
Illustratie: Wilbert van der Steen

Ik verloor, en dat lijkt me uitzonderlijk, vier van mijn vijf geliefden aan de dood. De eerste en de derde kregen kanker en stierven in mijn armen, de één na een langdurig slopend ziekbed, de ander na een korte, hallucinante periode van ziekenhuisbezoeken, slechtnieuwsgesprekken en een short stay in een – overigens geweldig – hospice. Nummer twee brak zijn nek in een te ondiep Zeeuws zwembad en nummer vier pleegde zelfmoord.

Met deze laatste, de zelfmoordenaar, had ik de mooiste tijd van mijn leven, maar ook de moeilijkste, omdat het leven met hem een volstrekte illusie bleek. Het is een vreemd verhaal. David en ik werden verliefd in Drenthe, waar we allebei voor een zomerweek deelnamen aan een kunstworkshopevenement in de buitenlucht. Hij voor de spreekwoordelijke driehonderd zesentwintigste keer, ik voor het eerst.

Op het kampeerterrein van het evenement was alleen pal naast zijn iglotentje nog een plekje voor mijn werptent; minsten vijftig procent van het grasveld was na een heftige regenbui veranderd in één grote modderpoel, dus voor een laatkomer als ik was er weinig plek over om me te vestigen, alleen nog bij hem. Puur daardoor raakten we in gesprek. Tot mijn grote genoegen.

‘Ik maakte toen mijn grootste inschattingsfout ooit: ik zag in hem een levenslustig jongmens’

Borsthaar

David, een lange, sliertige vroeg-dertiger met sierlijke vingers, pikzwart borsthaar en een dito hoofdbegroeiing, voelde zich geroepen mij, een betrekkelijk aantrekkelijke debutant van een jaar of tien ouder, de weg te wijzen. Mij essentiële informatie te verschaffen over de workshops, maaltijden en gedragsregels waarover ik allang op de website gelezen had. Uiteraard liet ik hem begaan en genoot ik van zijn korte, feitelijk ongepaste aanrakingen, de jongensachtige blik in zijn donkerbruine ogen, zijn zoete adem als hij in zijn enthousiasme iets te dichtbij kwam. Ik maakte daar, toen, mijn grootste inschattingsfout ooit: ik dacht in hem een levenslustige, zelfverzekerde jongeman te zien die het leven volop vierde, op een volstrekt eigen, onconventionele wijze.

Als ik, gestimuleerd door enthousiaste workshopleiders, de dagen na de kennismaking met David in groepsverband danste, close harmony zong of een hilarische vorm van toneel bedreef, voelde ik steeds, ogenschijnlijk per ongeluk, de streling van Davids armbeharing in mijn gezicht, mijn nek of op mijn handen, voelde ik zijn ogen op mij gericht, zijn magere, in dunne gewaden gehulde heupen vlak bij de mijne. Ik was opeens volstrekt gelukkig; David was verse lucht en frisse adem voor me, sterker nog: ik voelde idioot veel liefde voor hem en alle dingen die we deden, ik genoot huilend van zijn kwetsbare lichaam, poedelnaakt en oneindig prachtig, als hij bij me in de tent kroop omdat hij in de zijne ‘natte voeten’ had gekregen.
Met David vergat ik de dood die zich in mijn leven al te veel had aangediend en liet ik mijn somberheid varen.

Toen, twee maanden na onze ontmoeting, in Boxmeer het appartementje naast mij te koop kwam sloeg hij, tot mijn grote verbazing, gedecideerd zijn slag. Hij verliet zonder aarzeling zijn woonplaats Amsterdam en kocht het exacte spiegelbeeld van mijn woning met een erfenis van zijn stief-grootmoeder, vond direct een baan in de gehandicaptenzorg en maakte mijn bestaan tot een ongekend feest: iedereen in mijn leven was pro-David, hij was als een frisse bloem aan de dorre plant van mijn bestaan, ik zong zijn naam in de auto, op de fiets, in de supermarkt en in zijn oor als hij me, keer op keer, de meest schitterende seksuele ervaring bezorgde die ik ooit had gekend.

‘Hoe meer ik David kon loslaten, hoe dichterbij hij leek te komen’

Het jaar dat volgde was bijzonder. David liet me zien hoe alles anders bleek te kunnen; ik liet mijn vastgeroeste ideeën over het concept relatie los, waarin seksuele trouw, wederzijdse verplichtingen en versleten tradities een beknellende rol speelden. Hoe meer ik David en mijn eigen conventies kon loslaten, hoe dichterbij hij leek te komen; ik laafde me aan zijn jeugdige wijsheid, zijn eindeloze creativiteit, zijn geestelijke en lichamelijke vrijheid; voor het eerst schaamde ik me er niet voor om volledig en zichtbaar naakt te zijn, David liet me voelen dat ik mooi was zoals ik was en dat hij hield van iedere vierkante centimeter van mijn lichaam.

Het was lente, uitgerekend het meest hoopvolle seizoen, toen ik merkte dat mijn gelukniveau echter ook met David aan de zwaartekracht onderhevig was.

Wantrouwen

Na een paar kleine voorvalletjes geloofde ik niet meer alles wat hij zei, ik ging zijn woorden en zijn wijsheid wantrouwen. Ik trof hem steeds vaker onder invloed aan, ik wist niet wat hij gebruikte, maar de uitwerking ervan was meestal dat ik geen contact meer met hem kreeg, dat hij me van zich afduwde, letterlijk, en nare dingen riep, of me juist overdreven naar zich toehaalde met onbegrijpelijke woorden en gebaren.

Ineens vreesde ik dat het de werkelijkheid was die zich aan me opdrong: ik realiseerde me dat ik vooral had willen fantaseren over een prachtige toekomst met David, en dat ik in dat kader zijn groeiende cynisme vergoelijkte, zijn botte afwijzingen en woedeaanvallen vergaf en vergat, zijn totale afwezigheid, soms een week of langer, trachtte te begrijpen en duiden. Had ik hem inmiddels beterschap beloofd en mezelf van alles verweten – ik zou niet naar hem geluisterd hebben, hem geclaimd hebben, niet getracht hebben hem te begrijpen en steunen – plots zag ik in dat ik juist mijn stinkende best had gedaan en dat ik mezelf compleet voorbij holde.

‘Hij keek door me heen alsof hij überhaupt niets registreerde’

Op een snikhete zomerdag nam ik een besluit. Ik vroeg de middag vrij van mijn werk om David in alle rust te vertellen dat ik per direct afstand wilde, dat hij hulp moest zoeken en dat ik liever had dat hij ergens anders zou gaan wonen.

Davids antwoord was een cynische schaterlach. Hij trok zich terug in zijn appartement, waar we doorgaans samen sliepen, maar waarvan de deur al snel vakkundig werd gebarricadeerd. Als ik David tegenkwam op straat groette ik hem, en soms mompelde hij iets terug, met een ongekende holheid in zijn ogen, maar steeds vaker leek ik lucht voor hem, hij keek door me heen alsof hij me niet herkende, alsof hij überhaupt niets registreerde. Ik kon niet geloven dat dit gebeurde.

Zijn familie, met wie hij nauwelijks contact onderhield, leek geen interesse te hebben in zijn situatie. Bezorgde mailtjes van mij aan zijn zus werden beantwoord met ‘OK’, ‘En wie bent u?’ of ‘Dat is zijn eigen pakkie-an, wij hebben het opgegeven, wilt u ons met rust laten’. Heel eerlijk: hoe groter het raadsel David werd, hoe sneller mijn aversie groeide jegens hem en alles wat met hem te maken had.

Ik was een week met mijn beste vriendin naar Berlijn geweest, toen ik ’s nachts, mijn eerste nacht weer in mijn eigen bed, werd wakker gehouden door een apparaat dat ergens in het gebouw een diepe zoem, of eerder brom produceerde. Tot mijn grote ergernis kon ik niet slapen, het geluid drong zelfs moeiteloos door mijn oordoppen heen en het peinzen sloeg toe. Terwijl ik klaarwakker naar het plafond staarde bedacht ik woedend dat de benedenbuurvrouw waarschijnlijk een luidruchtig airco-apparaat had aangeschaft, of dat David het nodig vond om midden in de nacht zijn wasmachine te laten draaien.

Maar daarvoor duurde het geluid te lang, een was zou immers na verloop van tijd klaar zijn, en deze brom, waarin – afhankelijk van de plek in huis waar ik ging staan luisteren – zich bovendien een ritme aftekende, een voortdurende, zich repeterende aanzet, waardoor slapen helemaal onmogelijk werd. De volgende ochtend ging ik geradbraakt op onderzoek uit. Aan de voorzijde van het pand zag ik dat bij David een raam openstond, zijn slaapkamerraam, waar de brom vandaan leek te komen. Ik werd onmiddellijk boos, maar wist dat bij hem aanbellen geen zin had: hij zou niet opendoen.

‘Ik wist wat het was, plotseling, en moest kokhalzen’

Onbeschrijflijk

De benedenbuurvrouw deed dat wel, ze leek te schrikken toen ze me zag. Ik informeerde of ze ook had wakker gelegen van een brom, ja zei ze, waarop ze me vroeg of ik dan van niets wist. Nee, zei ik, nee. De jonge vrouw vroeg me binnen, ik verbaasde me een ogenblik over de bedompte sfeer, in een flits vroeg ik me af hoe iemand zo een fijne ruimte, identiek aan de mijne, zo onprettig kon maken, maar er waren belangrijker zaken aan de orde: David was gevonden, na een week, hij had zich van het leven beroofd, althans dat was wat werd gezegd, en zij had de politie gebeld toen ze hem een week niet de trap af had zien komen en geen dagelijks gestommel had gehoord.

Ik hoorde het apparaat door het plafond heen zoemen, ik wist wat het was, plotseling, en ik moest kokhalzen. Ik zag alles glashelder voor me: hoe hij op bed had gelegen in zijn favoriete blauwe, maar besmeurde gewaad, met smerigheid om zich heen, lege flessen, etensresten, vuil ondergoed, volgespoten handdoekjes en plastic zakken met rommel, hoe het leven uit hem was weggetrokken en hoe de dood nog meer viezigheid had gebracht, de onbeschrijflijke stank van vergankelijkheid, het onvoorstelbare beeld van een onvermijdelijk mislukt leven. Ik voelde geen verdriet.

Het apparaat zoemde voort, tot in al mijn diepste vezels, de brom vibreerde in iedere cel van mijn lijf en hield nooit op, waar ik ook was in huis, zelfs beneden in het trappenhuis kon ik het voelen.

De vereniging van eigenaren kon geen informatie verschaffen. Privacy meneer, dat snapt u wel. Dat hij vanwege mij daar was komen wonen en mijn partner was geweest maakte niets uit, de wet schreef voor wie op welke informatie recht had. Waar David is begraven, of gecremeerd en uitgestrooid, weet ik niet. Eigenlijk weet ik niets, ook niet wanneer het apparaat gestopt is met brommen. Toen ik na een noodzakelijk verblijf bij mijn ouders (ik kon thuis niet meer slapen) terugkeerde in mijn appartement was het er stil, en toch hoorde ik het nog zoemen, continu, tot in mijn tenen, en zag ik David steeds weer liggen aan de andere kant van de muur, in stille ontbinding, als een klap in mijn gezicht, als een dikke, smerige, angstaanjagende middelvinger naar mij en alles wat hij me beloofd had.

Nog steeds triggert de brom van een apparaat – en dat kan van alles zijn, een wasmachine of een airco – mijn angst, de verlammende vrees dat ik veroordeeld ben tot het leven met de dood als partner. Mijn huidige vriend, met wie ik samenwoon in Roermond, noemt me wel eens gekscherend de Zwarte Weduwe, hij maakt grapjes over zijn eigen lot nu hij mijn ‘volgende slachtoffer’ is. Het is het mooiste wat hij kan doen: ik voel me innig geliefd door deze sterke, stabiele, soms wat saaie man, die met mij de vloek van de dood gaat verbreken.

Wil jij jouw verhaal over een jammerlijk mislukte relatie ook in deze rubriek? Neem contact met ons op via redactie@gaykrant.nl

*

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.