M’n ex: ‘Ed was aan z’n eerste liefje blijven hangen’ | Bo uit Delft

Als ik de naam Gijs hoorde, of zelfs een woord met dezelfde klank, sloeg mijn kinderlijke tienerhart op hol. Vijftien jaar later projecteerde ik mijn seksuele verlangens op Gijs’ evenbeeld Ed en werd opnieuw verliefd. Maar Ed bleek a. geen Gijs, en b. een bij uitstek ongeschikte liefdeskandidaat.

Redactie: Rits de Wit
Illustratie: Wilbert van der Steen

Als kind van negen of tien jaar was ik gefascineerd door een knul die geregeld bij en met mijn buurjongen in de tuin speelde. Ik weet nog dat ik toen dacht dat hij veel ouder was dan ik, een man bijna, terwijl hij toch nog opvallend kinderlijk was in zijn gedrag. Ik zag hem meestal in dezelfde broek – of hij had meer van dezelfde, dat kan ook – die bij zijn billen zo strak zat dat ik de kuiltjes aan de zijkant van de kont kon zien als hij liep, holde, sprong, of achter op het gras op de grond gehurkt op en neer wiebelde, vaak met een paardenbloem of een grasspriet in zijn mond.

Die kuiltjes vond ik zo ongelooflijk spannend dat ik erover droomde; in een stiekem boekje probeerde ik de dromen op te schrijven, wat moeilijk was, want meestal leek zo’n droom een ontzagwekkend verhaal tot ik het probeerde te noteren, dan was het alleen nog een gevoel, een volstrekt woordeloze, letterlijk onbeschrijflijke nachtelijke ervaring.

Kuiltjes

Ter compensatie probeerde ik de kuiltjes te tekenen, schetsend met potlood en balpen, en ik herinner me dat ik vurig hoopte die kuiltjes ooit in het echt te zien, zonder broek eroverheen, omdat ik nieuwsgierig was naar de exacte diepte ervan en hoe het zou zijn om er met je vingers in te gaan. Ikzelf had ze niet, die verdiepinkjes, naast mijn kont was het recht, of eerder bol dan hol zelfs, en mijn broer ook niet, althans niet zichtbaar in zijn veel te wijde ribbroeken. Soms zag ik ze wel bij andere mannen en jongens op school en in het dorp, even, als de zon er net schuin op scheen, maar ze waren nooit zo mooi als die van dat schoolvriendje van die buurjongen, die ze overigens zelf ook niet had en er – hoe onvoorstelbaar – ook geen belangstelling voor leek te hebben bij dat vriendje.

‘Ik was benieuwd naar de exacte diepte, naar hoe het zou zijn om er met m’n vinger in te gaan’

Als ik, staand op onze regenton, over de schutting hing en naar hen keek, de buurjongen en zijn vriendje dat volgens mijn moeder Gijs heette, deed hij, Gijs, altijd of hij me niet zag, zelfs die keer dat ik hoi had geroepen had hij niks teruggezegd en niet eens gekeken, maar toen ik hem een keer bij een winkel met zijn moeder tegenkwam, ik was daar met mijn eigen moeder, lachte hij breed naar me en stak hij een vinger op. Dat had me van puur geluk zo van streek gemaakt dat ik minstens een week niet meer over de schutting had durven kijken, puur uit angst dat hij me weer gewoon zou negeren.

Ik was zo in de ban van Gijs na dat moment in die winkel, dat vanaf dat ogenblik het niet alleen de kuiltjes waren die me fascineerden maar ook zijn betrekkelijk brede schouders en, verder omhoog, zijn dicht bij elkaar staande ogen met daarboven z’n weelderige krullenbos. Ik weet nog als de dag van gisteren dat ik al een buikkramp kreeg als ik ergens een woord hoorde of las dat op Gijs rijmde, de klank en het beeld van die ‘lange ij-es’ brachten me in een pré-puberale vervoering.

Vreemd dat ik dat nog weet, terwijl ik vergeten ben of het een seksuele aantrekkingskracht was, althans of het zo enigszins voelde, of ik er ook een stijve van kreeg bijvoorbeeld, maar in mijn herinnering kreeg ik die überhaupt niet, en was er sowieso geen connectie tussen mijn hersenen, of mijn hart, en mijn pik, dat waren toen waarschijnlijk nog volstrekt gescheiden werelden.

‘Ik fantaseerde dat de buurjongen dood was en dat Gijs voortaan bij mij kwam spelen’

Het was wél een verliefdheid, van mij op Gijs, dat lijkt me volstrekt helder; een heel grote dikke amoureuze situatie, want het boekje dat bestemd was voor de dromen heb ik uiteindelijk volgekliederd met fantasietjes over Gijs, over hoe het zou gaan als de buurjongen ineens morsdood was en Gijs voortaan altijd bij mij zou komen spelen, hoe ik hem zou verwennen met kleine cadeautjes en gedichtjes, hoe ik van klei een medaille zou maken met daarop ‘mijn allerbeste vriend voor altijd’ en hem die hoogstpersoonlijk omhangen om hem voor eeuwig aan me te verbinden, en over hoe ik zijn blanke armen zou insmeren met zonnebrand als de zomer een aanvang nam.

Drie pagina’s staan bijna vol met woorden die ik kennelijk tegenkwam die op Gijs rijmen, en her en der maakte ik knullige tekeningetjes op lege bladzijdes, pogingen de gestalte van Gijs vast te leggen, zijn smalle, krachtige gezicht en haardos, zijn bekende pose in het gras, want wat zou hij mij hebben bewonderd als ik hem herkenbaar had kunnen tekenen en hem de afbeelding had durven overhandigen!

Spaans

Waarom vertel ik dat in deze rubriek, M’n ex? Deze Gijs was nooit mijn ex, want op den duur verhuisde hij met zijn moeder naar de stad en zag ik hem nooit meer terug. Het gekke is wel dat ik hem terugzag in Eduard, die ik op mijn vijfentwintigste leerde kennen tijdens een zomercursus Spaans in de buurt van San Sebastian aan de Golf van Biskaje. Eduard, een rasechte Rotterdammer die zelfs zijn Spaans met een hardnekkig Rotterdams accent uitsprak, leek zo verschrikkelijk op Gijs – op hoe ik mij Gijs had voorgesteld op latere leeftijd – dat ik op slag opnieuw verliefd werd.

Uiteraard hielpen daarbij de omstandigheden; het schitterende weer, de prachtige omgeving, de wijn, het eten, het passievolle Spaans dat ons werd geleerd. Maar ook het feit dat Eduard de achternaam Brijs bleek te dragen (jawel, met lange ij) bracht mijn magisch brein op hol; dit moest, wist ik, voor mij de ware wezen.

Eduard, een lieve jongen die bij gebrek aan balls en daadkracht was blijven hangen aan zijn eerste vriendinnetje met wie hij een latrelatie had, hapte onmiddellijk toe, waarschijnlijk omdat nog nooit iemand hem zo overtuigend de liefde had verklaard. Terug in Nederland zette hij vrijwel direct het meisje aan de dijk en trok ik bij hem in. Vanuit het hippe flatje in Noord zocht en vond ik werk in de horeca.

‘Toen ik pas een foto van Gijs zag op Insta, voelde ik even een vleugje jaloezie’

Ed bleek geen Gijs. Natuurlijk niet. Na een half jaar zag ik hoe Eduards krullenbos op de kruin flink begon te dunnen en hoe de kuiltjes bij zijn billen dichtgroeiden met vet. Bovendien bleek Ed een bijzonder slechte luisteraar en een hardnekkige loner. Steeds meer kreeg ik het idee dat ik getolereerd werd in zijn huis, maar dat als ik zou vertrekken Ed opgelucht zou ademhalen. Ik vroeg het hem; hij zei van nee, maar deed van ja. Na ruim dertien maanden besloot ik een huisje te kopen in Vlaardingen en Ed zijn rust te gunnen. Dat was een goede beslissing: Ed ging terug naar een afstandsverhouding met zijn vriendinnetje dat inmiddels in Taiwan woonde, zodat hij op zichzelf kon zijn in zijn eigen wereldje zonder echt alleen te hoeven zijn.

Fake en vermoeid

Ik zag onlangs een foto van Gijs op Instagram. Even voelde ik een vleugje jaloezie, want als ik het goed begrijp is hij getrouwd met een mannelijke advocaat met wie hij in Leiden woont. Gijs lijkt totaal niet op Ed, en ook niet meer op de knul die hij was in de tuin van de buren; hij is een gladde, stereotype schoonheid geworden, krulloos, gebruind, symmetrisch en oververzorgd. Zijn tanden zijn duidelijk gebeugeld en gebleekt, zijn lach is geforceerd, fake en vermoeid.

Ed heeft geen Facebook of Insta, anders had ik ze naast elkaar kunnen houden en zien hoe ongelooflijk mijn brein me voor de mal heeft gehouden, twee mannen die in mijn hoofd ooit in één plaatje pasten, dat van object van mijn begeerte. In niets lijken de mannen op elkaar, zo lijkt het nu, en bovendien voldoen ze beiden in geen enkel opzicht meer aan mijn ideaalbeeld.

Ik had Ed natuurlijk nooit mogen kiezen vanwege zijn vermeende gelijkenis met Gijs; dat was absurd, bij nader inzien; hij moest de Gijs zijn zoals die in mijn fantasie vorm had gekregen, een volstrekt onmogelijke en onredelijke opgave.

Flarden

Het kleine boekje met die ideale Gijs, in mijn kinderlijke woorden en beelden vastgelegd, heb ik een paar weken geleden teruggevonden in een doos met oude agenda’s. Ik heb het met een glimlach (en her en der een portie schaamte) doorgebladerd, daarna verminkt en in flarden bij het oud papier gedaan. Eén pagina heb ik eruit gescheurd en gered; het gedichtje dat ik daarop heb geschreven, met een duidelijk versgeslepen potlood, vond ik zo schattig dat ik heb besloten dat te bewaren in mijn doosje met liefdesrelikwieën. Daarmee sluit ik een langdurige episode af, het is mooi geweest, ik leid immers al jaren een Gijs-loos bestaan, en dat bevalt me uitstekend; ik kan het nu alleen.

Wil jij jouw verhaal over een jammerlijk mislukte relatie ook in deze rubriek? Neem contact met ons op via redactie@gaykrant.nl

*

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.