Het was augustus 2001. Mijn moeder kon elk moment van ons bevallen. Wij werden op 7 augustus geboren. Voor mijn ouders een koningsdroom: een tweeling. En dan ook nog een jongen en een meisje.
Naarmate de jaren verstreken, bleken de koningsdroom en de verwachtingen van mijn ouders in duigen te vallen. Ik was zestien toen ik vertelde dat ik transgender was en dat ik een man was, ondanks het omhulsel dat bij mijn geboorte had meegekregen. Maar mijn broer had ook een verhaal.
Vroeger toen wij klein waren werd er al gefluisterd dat mijn broer misschien op jongens zou kunnen vallen. Toen wij beiden zestien waren, was ik al bezig met het uitwerken van mijn eigen verhaal. Het verhaal dat eigenlijk alleen van mijzelf was, tot het moment dat ik het aan iemand vertelde. Zo gaat het met alle verhalen: als iets zwaars vanbinnen groeit en het verhaal is voor jezelf werkelijkheid geworden, wordt het gevoel minder zwaar als je het aan de buitenwereld vertelt. Dan is het echt. Gedeeld.
Toen ik mijn verhaal vertelde was ik bang voor de reacties van mijn ouders, maar het meeste voor die van mijn broer. Wij waren met elkaar opgegroeid. Wij waren samen één. De verjaardagen vierden we altijd met elkaar, uiteraard. We werden elk jaar samen en tegelijkertijd een jaartje ouder. Tweelingen zijn schept een band die je met niemand anders kunt delen.
Hoewel mijn broer en ik tweeling zijn en hij twaalf minuten ouder is dan ik, heb ik altijd het gevoel gehad dat ik ouder was. Ik heb altijd het idee gehad dat ik voor hem moest zorgen. Ik wilde dat het hem aan niets ontbrak. En als hij ergens mee zat, wilde ik hem helpen. Van jongs af aan wist ik dat WJ misschien moeite zou krijgen met zijn geaardheid. Toen hij in groep vier bleef zitten en in een totaal nieuwe klas kwam, zag ik de worsteling die hij had. Hij kon niet gemakkelijk meekomen met de rest, en van een aantal mensen hoorde ik dat hij soms nogal gemeen over kon komen en anderen mensen irriteerde. Een beeld van mijn broer dat ik totaal niet herkende.
Ik zag hoe hij worstelde. Hij neigde meer naar de vrouwelijke kant. En natuurlijk is het ontzettend bekrompen om dat te zeggen. En natuurlijk hoort dat niet. Maar ik zou geen andere manier weten hoe ik het beter kan omschrijven. Hij speelde van jongs af aan met playmobil en raceautootjes, en op het moment dat we een ipod kregen, downloadde hij alleen maar spelletjes en keek hij youtube over die spelletjes. In die zin was hij niet vrouwelijk. Hij droeg ook nooit jurkjes. Hij maakte zich nooit op. En toch had hij iets vrouwelijks. Vreemd. Als ik dit opschrijf vraag ik me af of hij dan hetzelfde gevoel had als ik. Dat hij zich beperkt voelde in wie hij mocht en wilde zijn. Ik had hem op mijn zestiende mijn verhaal al verteld. Dat ik transgender was. Dat ik man wilde zijn.
Hij was zeventien toen hij aan mij vertelde dat hij biseksueel was. Hij had gevraagd of ik mee naar zijn kamer wilde komen. Dus we liepen de trap op naar boven. Het blauwe tapijt dat altijd warm aan mijn voeten voelde, voelde nu koeler aan dan normaal. Door een trilling in zijn stem had ik gehoord dat er iets was. Iets wat binnen nu en vijf minuten van zijn hart moest. Ik voelde zijn spanning. Hoe zijn hart sneller tegen zijn borstkas klopte dan normaal. Ik volgde hem zwijgend naar boven. Eenmaal in zijn kamer sloot hij geruisloos de deur achter ons. Het voelde alsof we op het punt stonden iets te bespreken wat eigenlijk niet besproken mocht worden.
Ik ging op zijn bed zitten. Hij begon ongemakkelijk en gehaast zijn kamer schoon te maken. Iets wat hij nooit deed, behalve als er vriendinnen langs kwamen. Hij had zijn boekenkast opnieuw ingericht en liet met trots zien wat zijn nieuwe indeling was. Op de bovenste plank stond al zijn camera-apparatuur. Een glimlach vormde zich op mijn gezicht. Ik kon me voorstellen dat hij hier trots op was. Toen ik eenmaal weer ging zitten, merkte ik dat hij het niet zomaar zou vertellen. Ik zou hem een zetje moeten geven, hem een hand moeten aanreiken.
‘Ik zit hier met een reden toch?’ vroeg ik.
‘Ja,’ zei hij.
‘Wat wil je mij vertellen?’
Hij was stil en begon met een geel doekje zijn camera schoon te maken, terwijl ik in de verste verte geen stofje op dat ding kon ontdekken. Hij was zenuwachtig. En doordat hij zenuwachtig was, was ik dat ook. Alsof ons hart als een klopte. Hij zocht de juiste woorden. Ik hoopte dat hij mij zijn verhaal zou vertellen. Ik was zijn buitenwereld.
‘Ja Kee, ik denk dat ik op jongens val. Maar ook op meisjes hoor.’
Ik was even stil. Ik wist dat als ik de verkeerde reactie gaf, het voor hem kon voelen alsof ik hem de grond intrapte.
‘Zoiets dacht ik al,’ zei ik. ‘Heb je het aan vrienden verteld?’
Ja, een paar. Die reageerden wel goed.’
Stilte. Mijn hersens kregen even de tijd om goed na te denken. Ik stond op, gaf hem een knuffel en zei dat ik trots op hem was. Ik had een brok in mijn keel. Wetende dat het gevecht dat hij met zichzelf had gevoerd hiermee nog niet voorbij zou zijn.
Nadat we niet zo heel lang na elkaar onze verhalen aan elkaar hadden verteld, begonnen we steeds meer naar elkaar toe te groeien. Iets wat ik de jaren daarvoor ongemerkt toch had gemist. We waren er wel, maar toch ook weer niet. We waren tweelingen, maar niet langer de tweeling die ik had gehoopt te zijn. Nu, nadat we voor elkaar konden zijn wie we waren, voerden we gesprekken. Over zijn homoseksualiteit (en niet langer zijn biseksualiteit). Over crushes. Vriendinnen. Vrienden. En over seks. We konden er heel open over praten zonder dat het raar was, of zonder dat er bepaalde gedachtes achter lagen. We waren het er beiden over eens: het leven biedt de mogelijkheid om lief te hebben. Om te ontdekken wat je wilt. Wie je wilt.
Toen ik moest verhuizen door de omstandigheden – mijn moeder accepteerde niet dat ik transgender was – had ik het heel moeilijk met de plotselinge afstand tot mijn broer. Met het feit dat ik niet even bij hem langs kon gaan. Op zijn bed kon gaan zitten. We woonden nu anderhalf uur van elkaar vandaan. Voor ons was het een grote leegte. We spraken het naar elkaar uit. Dat gemis heeft moeten slijten. En daarna was het oké. zoals het daarvoor ook al oké was tussen ons.
Zonder mijn broer ben ik niks,
Hij is alles wat ik nog heb.
En hij is alles wat ik altijd zal koesteren.
*
Nick is een trans man van 19. Hij werd in 2001 geboren, enkele minuten na zijn tweelingbroer. In zijn pubertijd had hij het gevoel dat het lichaam dat hem was meegegeven niet bij hem paste. Eind 2017 kwam hij op de wachtlijst voor transitie van het VUMC in Amsterdam. Na anderhalf jaar begonnen de gesprekken. Begin 2020 kreeg hij de borstverwijderende operatie. In augustus van dat jaar begon hij aan hormonen.