De kamers van Freeland, deel 3

Naast columnist en hoofdredacteur voor Gaykrant, is Rick van der Made ook dichter en – tot 1 april van dit jaar – eigenaar van een hotel in Amsterdam. Vorige maand was het vijftien jaar geleden dat hij samen met zijn compagnon, beste vriendin en huisgenoot Pascale het ‘straight-friendly’ hotel aan het Leidseplein overnam van zijn oom Ton (1939) die het samen met zijn geliefde levenspartner Daniel twintig jaar lang in bezit heeft gehad. Speciaal voor Gaykrant heeft Rick een serie geschreven over de vele, vaak zeer kleurrijke gasten (én medewerkers) van het hotel. Vandaag deel 3 uit de serie: ‘De kamers van Freeland.’

Kamer 1 Victor

Victor was een grijze krullenbol van een jaar of vijftig met een tanig, lichtgespierd lijf en een zachte, monotone stem die zich in oude, vale, verschoten en slecht bij elkaar passende kleding hulde en die altijd een doordringend luchtje om zich heen had hangen van wiet, een toefje patchoeli en een fleem van cornflakes.

Toen we het hotel overnamen woonde Victor al in het hotel. In kamer 1, het kleinste kamertje, diep weggestopt in het souterrain. Hij woonde daar toen al zeker zes jaar. Bij ons heeft hij het nog een jaar of tien uitgehouden. Kamer 1 deelde de douche en het toilet met kamer 2, had geen keuken of kitchenette en Victor maakte nooit gebruik van het ontbijt. Om de zoveel tijd kwam onze buurvrouw Sien zijn vuile was ophalen, die hij in de receptie zette (met een biljet van vijftig euro bovenop de vuile was) en die Sien dan, samen met wat herstelde lakens van het hotel – of niet – een paar dagen later weer netjes gewassen en gestreken met haar boodschappentas op wieltjes af kwam gooien.

Zijn bed opmaken deed Victor zelf. Schone lakens en slopen lagen in het washok, tussen kamer 1 en 2 in, dus daar kon hij zo bij. Als hij het tijd vond worden om zijn kamer door ons te laten schoonmaken, kwam hij dat altijd vriendelijk vragen. Dan keken we wanneer Maria tijd had en dan zorgde Victor ervoor die ochtend of middag weg te zijn.

Maria, onze kleine, kogelronde, moeilijk verstaanbare maar oersterke en onverwoestbare Colombiaanse schoonmaakster die van alle schoonmakers het langst bij ons gewerkt heeft, was de enige die de kamer van Victor mocht schoonmaken. Voor de rest van het personeel – en eigenlijk ook voor ons eigenaren – was kamer 1 verboden terrein. Dat vond niemand een probleem. Spaanssprekende Maria kon prima overweg met Victor want Victor sprak buiten zijn moedertaal vloeiend Engels, Frans en Spaans. Voor de rest van het personeel – en vaak ook voor de eigenaren – bleef Victor een beetje de enigszins mallotige excentriekeling uit het souterrain.

Iemand die in je hotel woont, die ken je. En je kent hem niet. We wisten dat Victor een Italiaanse graaf was die onderhouden werd door zijn bejaarde moeder die op een landgoed ergens in de heuvels van Noord-Italië woonde. Hij was schrijver van uiterst onsamenhangende boekjes die hij in het Engels schreef en die hij in eigen beheer en in kleine oplages uitgaf. Victor leefde voornamelijk ‘s nachts. Maar hoe oud Victor precies was, wat hij heel de nacht deed, waar hij heenging als hij Amsterdam introk, waarom hij jarenlang in een gay-hotel verbleef, of hij ho – he – bi of pan was, met wie hij contact had en wat hij zoal at, wisten we niet. Sommige meest alledaagse dingen bleven voor ons een groot raadsel.

Als hij naar buiten ging, of zo nu en dan door het hotel dwaalde, kwam hij soms de receptie in om te kletsen. Dat waren uiterst vermoeiende momenten. Victor was zo eenzelvig dat hij alleen maar monotone monologen af kon steken, en door de jaren heen eisten de meest uiteenlopende en spectaculaire complottheorieën een steeds voornamere plek in zijn gebabbel op. Daarbij werd Victor ook meer en meer een revolutionair soort veganist die ons met steeds meer afkeur in zijn stem wees op de gevaren van diverse etenswaren, ingrediënten en voedingsmiddelen. Meestal knikte ik wat met Victor mee, en zei ik af en toe ja, och, echt en nou, terwijl mijn gedachten reeds volledig afdwaalden.

Heel af en toe bracht hij in een potje een eigen gebrouwen pasta van biologisch geteelde tarwe die je op je brood kon smeren, of een blikje door hemzelf gekarnde kokosboter waar je je vegaburgers in moest bakken die we na een uitgebreid dankjewel meteen in de prullenbak kieperden. De relatie tussen Victor en mij bekoelde ernstig toen ik op een middag achter de balie een Big Mac en een cheeseburger van McDonalds aan het verorberen was en hij mij een plastic bakje koude kikkererwtensoep met falafelballetjes wilde overhandigen.

In het begin waren zijn gebabbel en voedselwaarschuwingen nog wel vermakelijk, maar door de jaren heen werd ik zowat wanhopig van de saaie en met steeds meer vermaning uitgesproken verhalen over ufo’s, gemodificeerd zetmeel, hemelstrepen, achtste dimensies, en het assortiment fairtradevolkorenkoekjes van de natuurwinkel in de Cornelis Schuytstraat die zowel smakeloos als onbetaalbaar waren. De laatste jaren probeerde ik Victor steeds vaker te ontwijken en het kwam regelmatig voor dat als ik hem hoorde aankomen, ik even achter de balie wegdook zodat hij niet in de verleiding kwam even gezelligdrammerig met mij te komen babbelen.

Twee jaar geleden gaf Victor plotsklaps aan dat hij weer bij zijn moeder op het landgoed in Italië wilde gaan wonen. Niet over een jaar. Niet over een maand. Nee. Hij zou de week daarop reeds vertrekken. We wisten niet waarom hij deze beslissing had genomen, zoals we zo weinig van hem wisten. Misschien was zijn moeder de toelages beu geworden. Misschien was Victor het hotelleven beu geworden. Misschien had hij zich na al die jaren gerealiseerd dat hij nooit de Nobelprijs voor literatuur zou winnen en dat, met het klimmen der jaren, je dagen in een achterafkamertje in het souterrain van een middenklassehotelletje slijten steeds wat minder romantisch wordt.

Hoe het ook zij, een dag later zette hij al zijn spulletjes bij het grofvuil, sliep nog drie nachten in een lege kamer, deed zijn vale kleren, zijn elektrische typemachine en zijn onnavolgbare script in twee koffers en liep na negentien jaar en na een kort adieu, adios, ciao het hotel uit.

Dag beste Victor. Het ga je goed.

We wisten veel van Victor. We wisten niets van Victor. En we zouden nooit meer iets van hem te weten komen want we hebben nooit meer iets van Victor vernomen. Toen hij het hotel uitliep, keek ik de vale, tanige, grijze krullenbol na die in de richting van het Leidseplein liep. Ik wist niet eens hoe hij naar Italië zou terugkeren. Misschien ging hij per trein. Misschien met een huurauto van de Avis van de Overtoom. Misschien wel liftend. Of met de fiets. Met de bus. Te voet.

Of per ufo.

 

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.