Geschiedenis kan leerzaam zijn. In een tijd dat onredelijkheid lijkt te lonen, laat de geschiedenis van de homo-emancipatie zien dat vertrouwen in redelijkheid en medemenselijkheid ons als LHBT’ers ver heeft gebracht.
Dat is betrekkelijk snel gegaan. Onlangs was het vijftig jaar geleden dat er in De Haagse Post van 20 januari 1971 een artikel verscheen over een roddelcampagne om een kandidaat-Kamerlid die wel eens homo kon zijn, politiek uit te schakelen.
“Verkeerde Coos: politieke strijd nog niet gestreden”
Voor de duidelijkheid, ik was die kandidaat en de kop van het artikel luidde daarom: ‘Verkeerde Coos’. Eerlijk gezegd, schrok ik me rot. Ik wist dat er zo’n actie in de lucht hing, maar ik was helemaal nog niet uit de kast en ik was ook nog niet met mezelf in het reine. Uiteindelijk verliep de actie. Maar het thema liet me niet los. Ik was overtuigd van het belang dat homo’s uit de kast zouden komen. Vijf jaar later, op 30 maart 1976, zou ik als parlementariër deze stap zetten (zie verder mijn boek “Homo politicus“, in 2016 uitgegeven door Balans).
Als eenling kon je daarmee nog niet zo veel. Maar het taboe was wel doorbroken. Heette voorheen homoseksualiteit de smerigste zonde, die een mens zich kon voorstellen, nu had het voor de Kamerleden te maken gekregen met het liefdesleven van een collega. In debatten en persoonlijke gesprekken kon bijvoorbeeld een verschijnsel als discriminatie zomaar heel persoonlijk en concreet aan de orde komen. In 1977 werd in het Amsterdamse Concertgebouw de ‘Miami Nightmare’ gehouden, een spectaculaire actie tegen homofobie, die toen uiterst manifest was in de VS.
Om de strijd voor homorechten meer democratisch legitimatie te bieden, verzocht het organiserende gezelschap, de SVR (Stichting Vrije Relatierechten) alle Tweede Kamerfracties tijdens haar manifestatie stelling te nemen en homorechten als mensenrechten te erkennen en de homo-emancipatie als een politiek item. Ze werden zo aangesproken op hun medemenselijkheid. Behalve de godsdienstige partijen zegden alle democratische partijen hun steun toe.
Toch was er toen nog een lange weg te gaan. Eind november 2018 was deze weg een stuk afgelegd en werd het wereldwijde onderzoek gepubliceerd naar de politieke kant van de LHBT+ emancipatie. Het was opgesteld door prof. Andrew Reynolds (North Carolina), met als titel: The Children of Harvey Milk. How LGBTQ Politicians Changed the World. Reynolds laat zien dat mensen op allerlei manieren en soms heel creatief en met veel moed en doorzettingsvermogen hun politieke strijd hebben gestreden. De presentatie van het boek vond plaats in Londen in de State Rooms in het House of Commons.
“Sluit je niet op in je eigen bubble”
Ik was er op uitnodiging van Andrew Reynolds, als een van de Special Guests. Het boek werd aangeboden aan de toenmalige Speaker John Bercow, die ook sprak. Hoewel zelf hetero, hield hij een gloedvol betoog over de relevantie van LHBT+-rechten, inclusief uiteraard het recht om te worden verkozen. Volgens Bercow is het ook ieders democratische belang dat een volksvertegenwoordiging divers is samengesteld zodat zoveel mogelijk mensen zich in het beleid kunnen herkennen. Dat wil zeggen dat het beleid ook inclusief kan zijn.
Zelf kreeg ik ook het woord en werd ik een paar keer geïnterviewd. Uiteraard beklemde ik ook het goed recht van ieder mens om zichzelf te kunnen zijn. Dat is echter nog geen identiteitspolitiek. Je seksuele voorkeur, levensovertuiging en huidskleur en anderszins, zijn aspecten van je persoonlijkheid. Als ze gefnuikt worden, weet je hoe belangrijk ze zijn. Desondanks is je identiteit er niet uitsluitend door bepaald.
Al die variaties aan persoonlijkheden maken medemenselijkheid mogelijk, die de basis vormt van de democratie. De politieke kracht van de LHBT+-strijders is geweest dat ze dit onderkenden en bewust een appel deden op die medemenselijkheid. Dat is in het politieke discours opgepakt. Emancipatie is immers de consequentie van democratisch denken.
De neiging bestaat te veronderstellen dat de politieke strijd wel is gestreden. Vergis je niet. Zo zijn er te veel voorbeelden van agressie te noemen die er op wijzen dat het in de publieke ruimte voor LHBT+-mensen onveiliger is geworden. Amsterdam kan helaas geen ‘Gay Capital of Europe’ meer worden genoemd en Justitie lijkt zich daarvan nog weinig bewust. Dan bleek artikel 23 van de Grondwet, over de vrijheid van onderwijs, recent nog ronduit vijandig te kunnen worden uitgelegd ten opzichte van LHBT+-kinderen. Dat moet echt veranderen.
“Blijf het gesprek zoeken, redelijkheid loont”
Wel zo belangrijk is in deze tijd van maatschappelijke polarisatie dat we oog blijven houden voor de betekenis van redelijkheid en medemenselijkheid. Dat betekent bijvoorbeeld dat we over de grenzen heen kijken als we onze politieke keuze bepalen. Dat wil zeggen, naar welke politieke vrienden gaat internationaal de voorkeur van de partij uit waarop je denkt te stemmen? Want daar kan behoorlijk onfris volk rondlopen. Maar het betekent ook dat we ons niet gemakzuchtig opsluiten in onze eigen ‘bubble’, maar het gesprek blijven zoeken.
*
Coos Huijsen is historicus, schrijver, oud-politicus en homoactivist in hart en nieren. In 1977 kwam hij, als eerste openlijk homoseksuele parlementariër ter wereld, uit de kast. Coos was in 2009 ook medeoprichter van Het Blauwe Fonds, dat donaties en legaten werft voor projecten ter ondersteuning van de LGBT-emancipatie.