Stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam, de Amsterdamse welzijnsorganisatie SOOZ, werkgroep Grey Pride Zuid en de Gaykrant werken samen om levensverhalen van LHBT-bewoners van het stadsdeel in kaart te brengen. Tien weken lang zijn deze verhalen hier te lezen, met vandaag Gerard Lembekker over glitter, glamour en gebed.
Tekst: Paul Hofman
Foto’s: Anita Muschner
Zijn ouders komen uit Indonesië maar Gerard wordt in Laren geboren als zijn vader op verlof is in Nederland. Als nakomertje groeit hij op in Surabaya, tot het gezin naar Nederland verhuist, hij is dan 11 jaar.
Meer dan veertig jaar woont voormalig fotomodel Gerard Lembekker (72) in Amsterdam-Zuid. Hij heeft een ‘tropentuin’ met twee grote palmbomen achter zijn huis. Hoewel hij elk jaar teruggaat naar het land van zijn afkomst, is Zuid zijn basis. “Ik zou nooit ergens anders kunnen aarden.”
Zijn huis is gezellig ingericht. Vooral de Balinese kleden en schemerlampen springen in het oog. “Sinds 1980 woon ik hier. Het pand was destijds legaal gekraakt. Om er te mogen wonen moest ik alles wel vernieuwen.”
Balzalen
Hij vertelt over zijn jeugd: “Ik kom uit een koloniaal gezin met veel huisregels. Protocol was belangrijk. Ik groeide niet op als een gewoon kind, omdat wij tot de rijke families in Surabaya behoorden. Mijn vaders wil was wet, vaderliefde heb ik niet gekend. Hij was alleen bezig met zijn succesvolle baan als zakenman. Mijn moeder was voor mij de enige. Ik leefde in mijn eigen wereld.
Elk jaar verbleven we twee maanden in Nederland omdat mijn vader er voor zijn werk (bij een oliemaatschappij) moest zijn. Ik vond het niet leuk en was veel liever in Surabaya waar je met je vriendjes buiten kon spelen. Op mijn autoped reed ik overal naar toe. Met een Chinese buurjongen ging ik in een badjak (bakfietstaxi) naar een restaurant om soto te eten.” In Nederland voelde het vreemd op school te zitten, het was koud en donker. “Ik hoorde daar niet. We hadden in Surabaya een huis met zeventien kamers en tien bediendes. De woonkamers waren balzalen. Veel feesten en ontvangsten.”
Schoolvriendjes
Eind jaren vijftig verhuist het gezin definitief naar Amsterdam waar hij vanaf dan altijd zal blijven. Zijn ouders scheiden snel daarop. Gerard blijft met zijn moeder en twee broers achter. “Ik heb een fantastische jeugd gehad, ondanks die scheiding.” Op zijn dertiende begint hij te experimenteren met seks. Zo heeft hij verschillende schoolvriendjes met wie hij ‘het’ doet.
“Mijn moeder ontdekte dat ik van jongens hield toen ze mij eens zag vrijen met een jongen. Ik schaamde me diep. Na een radiostilte van twee weken vertelde ze mij dat ze me aanvaardde zoals ik was. Mijn geluk was belangrijk voor haar.” Wat ze toen had gezien zou ze tot in haar graf meenemen zei ze hem. Het raakt hem nog steeds zichtbaar diep. Maar als zijn moeder later vertelt dat, als hij gelukkig was met een jongen, zij dat ook zou zijn “was het ijs was gebroken: Sindsdien was ik open naar mijn moeder. Ze werd mijn beste vriendin. Ik kon alles aan haar vertellen.”
Terugkijkend op die jaren: “Ik had geen leuke schooltijd. Omdat ik maatkleding droeg en speelde in een beatband, werd ik uitgescholden voor flikker. Maar ik hield gewoon niet van meisjes. Je bent overigens geen Indische jongen als je niet in een band hebt gespeeld.”
Uitgaansleven
Na de optredens ontdekte hij het Amsterdamse gay uitgaansleven. Gerard was een mooie jongen en werd een graag geziene gast in de kroegen. “Ik genoot van de aandacht die ik kreeg en was heel zelfverzekerd.” Moeiteloos noemt hij namen van de vele gay bars van toen: DOK, Mac Donald, Jamaica Bar, Le Fiacre en de Bonaparte. “De Jamaica Bar met Romy Haag als barkeeper was oergezellig. Ik leefde als een beest in die jaren. De wereld lag aan mijn voeten.”
Een bekende Nederlandse fotograaf in die dagen ontdekt hem. Al snel sluit hij zich aan bij een van de bekendste modellenbureaus. De wereld van glitter en glamour lonkt. Hij laat fotoboeken zien met foto’s en advertenties. “Ik was het eerste Indische model in de dagbladreclame voor Peek en Cloppenburg.”
Voordat hij doorbreekt als model verdient hij de kost als reisleider in Spanje, is hij nachtmanager bij een hotel en vervangend chefkok in verschillende Amsterdamse politiebureaus. “Ik wist nooit wat ik wilde worden.’
Liefde van zijn leven
Halverwege de jaren ‘70 ontmoet hij de liefde van zijn leven. “Tom was toen student. Hij en ik reisden naar de Antillen, Noord-Afrika en Azië. Mijn moeder vond dat prachtig. Als model werd ik in die tijd regelmatig uitgezonden naar Duitsland, Parijs en Milaan om daar tijdens modebeurzen te werken. Ik liep op de catwalks van Japanse modeontwerpers en Franse modehuizen. Ik nam Tom en mijn moeder gewoon mee. Zij beschouwde Tom als haar eigen zoon.” Van haar leert hij de Indische keuken pas echt. Nog steeds werkt hij tijdens evenementen als cateraar. Zijn rijsttafels zijn onovertroffen, zeggen zijn vrienden.
Nieuw leven
Zijn moeder overlijdt in het begin van de jaren ’80, een groot verlies voor Gerard. Het is voor hem ook het begin van een heel nieuw leven. Tom krijgt een baan als landschapsarchitect en botanicus op Sint-Maarten aangeboden en verhuist. Gerard blijft in Amsterdam. “Onze relatie werd een latrelatie.”
Zelf gaat hij bij het Ministerie van Justitie werken. Hij reist naar het buitenland om daar gevangenissen te bezoeken om te rapporteren hoe men in het buitenland vreemdelingenbeleid organiseert. Naast deze baan zet hij een privé catering bedrijf op. Dan, nu twintig jaar geleden, neemt hij eervol ontslag en wordt grondsteward op luchthaven Schiphol. Het hoogtepunt van dat werk is voor hem het begeleiden van de koningshuizen die de luchthaven aandoen.
Justitie
Tot de coronacrisis vliegt hij veel. De grote verzameling KLM-huisjes die je in de businessclass krijgt getuigen daarvan in de woonkamer. De afstand tussen Gerardus en Tom mag dan groot zijn, ze bellen elkaar vrijwel elke dag. “Ik hou nog steeds van hem, maar meer als een soort broer.”
Over zijn liefdesleven nu vertelt hij een anekdote: “Ik ontmoette een mooie Tunesische jongen die illegaal in Nederland verbleef en keeper was in een voetbalelftal. Ik besloot hem te helpen bij zijn legalisatie. Ik werkte immers bij Justitie. Mijn prinsje miste zijn familie maar kon niet terug naar Tunesië. Om kort te gaan, ik heb zijn leven gered.” Niet lang daarna trouwt de jongen met een Nederlandse vrouw, wat Gerard nog steeds zichtbaar pijn doet: “Maar het is wat het is, ook al voel je de pijn.”
Tijd van bezinning
Het is 2013 als Gerard met pensioen gaat. “Ik ging vaak naar Bali. Een jaar nadat ik gepensioneerd was, besloot ik er parttime te gaan wonen. Later kreeg ik toen de behoefte kloosterling te worden. “Mijn moeder was altijd zeer gelovig en twee van mijn tantes zijn non. Ik ben toen naar de orde van de Benedictijnen in Egmond gegaan om te kijken of het wat voor mij was. Ook in hun klooster in Zuid-Limburg kom ik vaak,” Hij vertelt: “Het is een van de strengste ordes.” Begin augustus is hij tot novice gewijd. Inmiddels is hij begonnen aan een proefperiode van twee jaar waarna hij definitief oblaat zal worden.
“Ik geniet van het kleurrijke en wereldse straatbeeld van quartier Zuid”
Of hij het klooster ingaat? “Dat ga ik niet doen want dan moet ik mijn paleisje hier opgeven. Bovendien wil ik mijn missiewerk in het buitenland graag blijven doen:” Met eigen geld en op eigen kracht heeft hij een project op Bali opgezet om weeskinderen eten te blijven geven.
Ook steunt hij pleegouders die zich om kinderen ontfermen. Tevreden kijkt hij terug op zijn leven: de cirkel is rond. Voorlopig mag hij vanwege de coronacrisis nog niet vliegen naar Bali. Maar in zijn woning blijven in Zuid is geen straf, zegt hij: “Als er een vaccin komt en ik weer naar Bali kan dan zal ik twee keer per jaar terugkomen in Amsterdam-Zuid. Ik geniet van het kleurrijke en wereldse straatbeeld van quartier Zuid.”
*
Stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam, de Amsterdamse welzijnsorganisatie SOOZ, werkgroep Grey Pride Zuid en de Gaykrant werken samen om levensverhalen van LHBT-bewoners van het stadsdeel in kaart te brengen. Dat heeft geresulteerd in een bijzonder magazine met de pakkende titel Q. De tweede editie van het magazine werd op coming-out dag uitgereikt door Maureen Arnhem (Ambtenaar Diversiteitsbeleid van de gemeente Amsterdam) aan directeur Jelle Houtsma (directeur stichting SOOZ). “De veelkleurigheid, de openheid en de vanzelfsprekendheid van de geïnterviewden zijn aanstekelijk en een hart onder de riem voor allen die een coming out willen gaan doormaken” Duidelijk is dat het LHBT-beleid in Amsterdam-Zuid staat als een huis.
One thought on “Gerard Lembekker: glitter, glamour en gebed”