‘Papa, wat is een vreemdeling?’ is een boek uit 1998 van een van mijn lievelingsschrijvers, Tahar Ben Jelloun.
Het boek bestaat uit gesprekken tussen de schrijver en zijn tienjarige dochter Mérièm naar aanleiding van vragen die de dochter aan haar vader stelt. Waarom Afrikanen een zwarte huid hebben en Europeanen een witte, bijvoorbeeld. Of iemand als racist geboren wordt. Wat discriminatie nu precies is.
Ben Jelloun schetst een helder beeld over de vaak sluipende subtiliteit van zaken als discriminatie, racisme en achterstelling.
Nu vind ik subtiliteit een lastig iets. Het heeft iets dubbel. Ik ben dichter. In mijn geschreven werk houd ik van subtiliteit. Maar in maatschappelijk verkeer vind ik subtiliteit vaak lastig.
“Hij had op een heel vreemde manier in mijn gedichten lopen wroeten”
Ik heb liever dat mensen gewoon tegen me zeggen waar het op staat dan dat ze om de hete brij heendraaien. Ik heb liever iemand voor me die er ronduit voor uitkomt een hekel aan homo’s te hebben, dan iemand die – heel subtiel – achter mijn rug om tegen anderen venijnige grapjes over mijn homoseksualiteit maakt.
Net zoals ik dicht over alles wat mij raakt, dicht ik ook wel eens over mijn homoseksualiteit. In alle subtiliteit. Ik heb een uitgever met wie ik al vijf jaar bundels uitgeef. We kunnen lezen en schrijven met elkaar. Misschien omdat hij van mijn subtiliteit in mijn werk houdt. Misschien omdat wij in onze communicatie naar elkaar toe nooit heel subtiel zijn geweest.
En dat is fijn.
Want dat werkt.
Er komt een nieuwe bundel aan. ‘Vijf jaar in vers.’ Daarin staan vijftig nieuwe gedichten en vijfentwintig nog niet eerder gepubliceerde werken. Drie weken geleden waren uitgever en ik het eens geworden over de precieze inhoud.
Zoals altijd bepalen uitgever en ik samen wat er in een te publiceren dichtbundel komt te staan. Wat is goed genoeg en wat niet? Wat kan eventueel beter? Zoals Adriaan van Dis mij ooit schreef bij de samenstelling van mijn derde dichtbundel: ‘Dichten – een dichtbundel samenstellen – betekent hakken, bikken, schaven en schuren.’
Als het bikken klaar is, als het schuren ophoudt, als iets af is – een column, een boek, een dichtbundel – kan een eindredacteur gevraagd worden er nog een laatste blik op te werpen. Een typefout is zo gemaakt. Een kleine letter in plaats van een hoofdletter, bijvoorbeeld. Een spatie te veel. Een vergeten aanhalingsteken openen. Een vergeten aanhalingsteken sluiten. Een komma te veel. Een punt te weinig.
Dat soort dingen.
‘Ik heb een eindredacteur,’ zei mijn uitgever.
‘Oké,’ zei ik.
Een nieuwe.
Voor mij, althans.
Nu ben ik naast dichter ook columnist. En ik doe veel redactiewerk. Ik schrijf en redigeer dus aardig wat af. En ik word zelf ook aardig wat geredigeerd. Als schrijver is het fijn als er iemand met je meeleest.
En je corrigeert.
Vorige week kreeg ik het werk van de eindredacteur terug.
Hij had – zonder overleg vooraf, zonder mij vragen te stellen, zonder mijn toestemming te vragen – op een heel vreemde manier in mijn gedichten lopen wroeten.
Ik schrok met het leplazerus.
Hij had helemaal geen eindredactie gepleegd. Dit was geen correctie.
Hij had er zijn eigen gedichten van gemaakt.
Hij had zijn eigen woorden aan mijn gedichten toegevoegd. Hij had mijn soms strakke ritmes kapotgeslagen. Hij had mijn immer uiterst zorgvuldige interpunctie verwijderd.
En – oh jee – in het gedicht ‘Raven’ waarin ik dicht over een raaf die mij troostend in zijn vleugels neemt, had hij het mannelijk bezittelijk voornaamwoord ‘zijn’ doodleuk vervangen door het vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord ‘haar’.
Dat was knap.
Met één pennenstreek had de eindredacteur zomaar een hetero van mij gemaakt.
Als de eindredacteur mij van tevoren had gemeld dat hij mijn poëzie niet goed vond, dat hij moeite had met het ritme in mijn gedichten, dat hij mijn interpunctie een zootje vond en dat hij mijn subtiele verwijzingen naar de mannenliefde meer dan zat was, had ik dat waarschijnlijk niet heel leuk gevonden, maar dan had ik daar met hem over kunnen praten.
‘Face to face’.
En weinig subtiel, waarschijnlijk.
En in het uiterste geval, had mijn uitgever een andere eindredacteur kunnen zoeken. Of had ik – mocht de eindredacteur mij écht overtuigd hebben hoe verschrikkelijk slecht ik dicht – kunnen besluiten mijn bundel niet langer uit te geven.
“Nu ben ik naast dichter ook columnist. Als schrijver is het fijn als er iemand met je meeleest.”
Nu zal deze eindredacteur vast geen hekel aan homo’s hebben gehad. Of aan mij persoonlijk. Ik denk dat de eindredacteur niets anders is geweest dan een – waarschijnlijk heteroseksueel – mannetje vol correctiedrift dat gewoon even wilde laten zien hoe ver hij over mijn poëzie heen kon plassen.
Maar zoals Ben Jelloun twintig jaar geleden al duidelijk maakte aan zijn dochtertje, is discriminatie vaak meer gelaagd en subtieler dan een bord van een demonstrant met een racistische of homofobe leuze erop gekalkt.
Discriminatie is namelijk ook het ongevraagd weggummen van het ‘verkeerde’ bezittelijk voornaamwoord.
Het is ook het op verkeerde gronden en met dubbelzinnige aannames tekstueel ’gecorrigeerd’ worden.
Het is het niet mezelf mogen zijn in mijn eigen gedichten.
Zoals schrijver Ben Jelloun het destijds al aan zijn dochtertje Mérièm duidelijk maakte, schuilt in die schijnheilige subtiliteit misschien wel het echte gevaar.
In de subtiele streek van de vlakgom.
Waarmee een zeker bestaan wordt uitgewist.
Raven
Ik droomde over raven,
in natte herfstboom;
een deur vloog open en zij weg,
van tak en uit mijn droom.
Zij streken langs wat twijgen
waarvan groen krachteloos
verloor van koper en van goud
en stil voor sterven koos.
Maar toen – een raaf – al zwierend
met ochtenddauw versierd
door grijze lucht die veldslag won
(maar nimmer zegeviert)
langs twijg terugvloog naar dromen,
mij in zijn vleugels nam
waarin – gewiegd tot winterslaap –
ik school tot lente kwam.
Rick van der Made (Breda, 1968) is dichter, schrijver en columnist. Hij opent voor de lezer de wereld die hemzelf fascineert, ook als deze soms ‘lastig’ wordt. Hij maakt lezers deelgenoot van die (soms alledaagse) wereld, met teksten en gedichten die tegelijkertijd een meer diepgravend beeld geven van die werkelijkheid. En achter die schijnbaar nonchalante beelden liggen grote thema’s: seksualiteit, vluchten, lijden, redding, waanzin. En liefde.