M’n ex: ‘Ik hoop van harte dat hij hulp heeft gezocht’ | Jean uit Maaseik

Als in deze rubriek dan toch de meest idiote ontboezemingen worden gedaan, dan wil ik ook nog wel een duit in het zakje doen. Ik heb dit verhaal nooit eerder aan iemand toevertrouwd, laat staan wereldkundig gemaakt. Noud, de ex in kwestie, had een gênante gewoonte waarvan ik aanvankelijk niet op de hoogte was. Later, toen zijn pogingen die voor mij te verbergen verslapten, leerde ik langzaamaan de omvang van zijn stoornis kennen. 

Redactie: Rits de Wit
Illustratie: Wilbert van der Steen  

Noud was niet de liefde van mijn leven, niet direct mijn droomprins. Maar hij had iets wat me intrigeerde, wat maakte dat ik hem toch weer wilde zien, steeds vaker zelfs. In het parkje aan het einde van mijn straat liepen we beiden dagelijks met de hond, ik met mijn ridgeback Jack, hij met zijn poedel Queenie. We groetten elkaar altijd vriendelijk, maar raakten nooit echt aan de praat, zelfs niet over het weer, tot hij me op een ochtend vertelde enkele dagen later vijftig te worden en mij graag te willen uitnodigen voor een kopje koffie.

Ik vond het een merkwaardige invitatie, ik zag hem plotseling als een wat sneu type; hoe wanhopig moest je immers zijn om iemand die je uitsluitend kent via de hond – kennen is dan bovendien een wel erg groot woord – voor je verjaardag te vragen? Maar ik vond het toch leuk, ik stelde me plotseling voor dat ik daar met zijn familie zou zitten, of wellicht met zijn vrouw, en dat het een gezellige ochtend zou worden. Dat laatste was waar, maar de rest niet bepaald: toen ik om elf uur voor de deur stond met een plantje met daaraan een kaartje ‘Het leven begint bij vijftig’ (wat natuurlijk grote onzin is, maar we doen ons best om de moed erin te houden), was er verder niemand. En er kwam ook niemand, in ieder geval niet voor vier uur ’s middags, want toen pas schijn ik te zijn vertrokken.

‘Toen ik nogmaals keek, had hij zijn jas dichtgeslagen’

Aangeschoten

Die ochtend van zijn verjaardag hadden we elkaar van alles te vertellen, deze Noud en ik. Want we hadden dingen gemeen. Overal zag ik spulletjes bij hem in huis die ik leuk vond en waarvan ik wilde weten waar hij ze gekocht had, zoals een regenboogvlag met glitters en een theepot in de vorm van een mannelijk naakt, en dingen die ik ook wel wilde hebben voor mijn hond Jack, speeltjes en zo. Noud vond het zichtbaar fantastisch dat ik zoveel belangstelling toonde en bleef droge witte wijn aanrukken, kennelijk had hij toch op een schare drinkende bezoekers gerekend, of hij had het al in huis voor zichzelf, ik heb het hem niet gevraagd, maar er werden na de koffie minstens drie flessen de man soldaat gemaakt.

Dat weet ik nog, dat fles nummer zeven openging, want daar hebben we nog hard om gelachen. Uiteraard werd ik dronken, zeer hevig aangeschoten op z’n minst, en de volgende dag wist ik niet meer hoe ik thuisgekomen was, wat we überhaupt nog gedaan hadden in de roes van onze dronkenschap en hoe ik hem weer onder ogen moest komen. Want dat wilde ik toch graag. Als mijn kater over was zou ik met Jack het park ingaan, naar hem uitkijken en mijn excuses aanbieden. 

‘Zijn vlees bungelde uit zijn gulp’

Het werd avond voor ik me in het park begaf. Plotseling zag ik Noud daar staan, midden op het grasveld, zwak verlicht door een straatlantaarn, met zijn pik uit zijn broek, hevig plassend. Ik vond het merkwaardig. Hij stond immers niet zo ver van een boom, waarachter doorgaans iemand die plots moet wateren zich discreet zou terugtrekken alvorens de gulp te openen. Zodra hij me zag stopte zijn urinestraal, maar zijn pik terugstoppen deed hij niet; hij liep op me af en glimlachte. Beduusd wierp ik een rappe blik op zijn geslacht dat uit zijn gulp bungelde. Toen ik nogmaals wilde kijken, omdat ik het idee had dat ik het vlees in omvang had zien toenemen, had Noud zijn overjas dichtgeslagen. We liepen een eindje op, de honden vonden het net als wij leuk elkaar weer te zien. Ondanks de ongemakkelijke confrontatie van zojuist en de vage, onzekere herinnering aan de vorige dag, werd ik blij van zijn grapjes en vriendelijke aanrakingen.

Vanaf dat moment waren we vrienden, voelde ik. Meer dan vrienden; we ontdekten elkaar in velerlei opzichten en die ontdekkingen leken allemaal leuk, niet onomstotelijk fantastisch, maar aangenaam en zonder hevige romantische pretentie. Ik vergat het voorval met zijn pik uit de broek in het park en leerde langzaamaan seksueel van hem te genieten. Wat ik zo heerlijk vond was dat met hem het leven zo eenvoudig werd. Daarom was ik meestal bij hem, in zijn huisje, waar ik me steeds meer ging thuis voelen. Dat hij nooit het achterste van zijn tong liet zien – er waren zaken waarover hij niet wilde praten, voelde ik – vond ik prima, het hulde hem in mysterieuze nevelen die de relatie spannender maakte. Dat hij in de lente en de zomer bijna elke middag of avond een uur of langer verdween zonder te melden waarheen deed me weinig, tenzij het mijn plannen om iets gezelligs te doen dwarsboomde. Ik vermoedde soms dat Noud op niet geheel legale wijze geld verdiende en daar wilde ik dan sowieso niks van weten, dus ik zweeg er over.

‘Ik kreeg plotseling de gelegenheid op zijn laptop te kijken’

Binnenboord

Op een avond liep ik met de honden in het park, Noud had twee kennissen op bezoek, toen ik een jongeman tegenkwam die ik van gezicht uit de buurt kende. Normaal gesproken glimlachte hij altijd naar me, nu liep hij me met afgewend hoofd voorbij. Op zo’n drie meter afstand draaide hij zich om en riep: ‘Zeg tegen die zieke kerel van je dat hij zijn zaakje binnenboord houdt!’ Ik schrok van zijn stem en wilde reageren, het rechtzetten, maar realiseerde me dat ik geen idee had waar de knul het over had. Het ‘zaakje’, ging dat over Nouds illegale handel in god-weet-wat, vroeg ik me af, en wat was dan ‘binnenboord’? Ik besloot het voorval niet met Noud te bespreken, maar raakte op mijn hoede.

Pas toen ik maanden later plotseling de gelegenheid kreeg op zijn laptop te kijken – Noud had hem ontgrendeld om zijn administratie te doen en was vervolgens overhaast naar de benzinepomp gehold om sigaretten te halen – ontdekte ik meer. In een mapje ‘lopende zaken’ vond ik foto’s van hem in ontklede staat in het bos, in een parkachtige omgeving en zelfs in een woonwijk, bloot of met zijn openhangende regenjas aan, soms met een idiote slip waar zijn pik halfstijf uit tevoorschijn kwam. Ik vermoedde dat hij ze met de zelfontspanner had gemaakt. Er zaten ook kiekjes bij van fietsers en wandelaars, soms nogal onscherp, met verschrikte ogen kijkend in de richting van de lens, met de hand voor de mond geslagen. Uiteraard moest ik onmiddellijk denken aan die avond dat ik hem had zien plassen in het park. En ineens kon ik ook de opmerking van de buurtjongen plaatsen.

Ik wilde bevestiging van Nouds potloodventerschap en besloot hem te volgen als hij weer eens met onbekende bestemming verdween. De eerste paar keer tevergeefs, hij verdween zo snel en behendig dat ik steeds het spoor bijster raakte, maar de derde keer wist ik hem op een middag zo’n twintig kilometer per auto op gepaste afstand te volgen, tot bij een viaduct waaronder hij de auto parkeerde en in de bosjes verdween. Ik reed door, parkeerde mijn wagen honderd meter verderop en liep langzaam terug. Aan de onverharde weg zag ik hem staan tegen een eik, op zijn schoenen en een muts na spiernaakt, in duidelijk opgewonden staat. Een auto reed voorbij en toeterde. Een passerende knul met een schooltas keek in zijn richting en fietste snel door. Een oudere vrouw schrok zichtbaar van wat ze zag en tuimelde bijna van haar fiets.

Hoewel ik het niet kon aanzien kon ik het ook niet laten om enkele foto’s te maken van dit intens verdrietige, vervreemdende tafereel. Daarmee ging ik verslagen naar huis, mijn eigen huis, waar ik het plotseling weer verbazingwekkend knus en gezellig vond. Ik wist ineens dat ik me aan Noud, de man aan wie ik zo verknocht was geraakt, niet langer moest verbinden. Het zou me kapotmaken, dit onbegrijpelijke gedrag, deze stoornis, het niet weten wie hij werkelijk was.

Hulp

Ik heb hem de volgende dag geconfronteerd met de foto’s. Hij wierp een vluchtige blik en leek niet eens echt te schrikken. ‘Ik wist eigenlijk wel dat je voor geen cent te vertrouwen bent’, siste hij. Mijn pogingen tot een gesprek bleken volkomen vruchteloos. Toen ik later die week bij hem langsging om mijn spullen te halen keek hij me zelfs geen moment aan.  ‘Ga hulp zoeken’, zei ik voor ik de voordeur achter me dichttrok.  Ik hoop van harte dat hij dat heeft gedaan.  Als onze honden elkaar nu ontmoeten in het park en wij zwijgen, durf ik het hem nooit te vragen.

Wil jij jouw verhaal over een jammerlijk mislukte relatie ook in deze rubriek? Neem contact met ons op via: gaykrantredactie@gmail.com

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.