De Volksvertegenwoordiging | Kirsten van den Hul – PvdA

In parlement, provincies en gemeenteraden wordt beleid gemaakt door onze volksvertegenwoordigers. Wie zijn zij, wat beweegt hen, waar zijn ze mee bezig en nog belangrijker: wat hebben ze in hun functie bereikt? Kirsten van den Hul was al de Nederlandse Vrouwenvertegenwoordiger bij de VN in 2011 en ontving in 2013 de Joke Smit prijs. Sinds 2017 zit zij voor de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer en gaat daar onder andere over Onderwijs en Emancipatie. Als een van de drijvende krachten achter de aanpassing van artikel 1 van de Grondwet was het voor haar een bijzonder jaar. 

Tekst: Marene Elgershuizen

Persoonlijk

Eerst even de feiten, wat zijn je voornaamwoorden en hoe ben je geaard?
Ik ben een zij, “she”, “her”, en ik ben cis hetero geaard.

Hoe zie je je zelf in onze community, ben jij een echte ‘ally’?
Ja, ik zie mezelf als ally. Een boel van mijn naasten zijn LGBTIQ. Dus het ally-zijn voelt voor mij als iets wat bijna met de paplepel is ingegeven. Ik was het denk ik al voordat ik wist wat dat betekende. En naarmate ik ouder werd, heb ik meer geleerd over wat dat betekent en wat dat met zich meebrengt. En nu ben ik misschien wel een professionele ally geworden.

In het Parlement

Want jij zit inderdaad in het parlement. Waar komt die drive bij jou vandaan dat je de politiek in wilde?
Ook dat is wel iets wat ik heel jong al had. Als kind al was ik heel erg bezig met de politiek, met de wereld en vooral met onrechtvaardigheid. Dat was altijd al iets wat mij heel erg bezighield. Als klein kind schreef ik brieven aan de toenmalige president van Zuid-Afrika, dat ze Nelson Mandela moesten vrijlaten, of aan Reagan en Gorbatsjov. Ook heb ik wel eens in mijn eentje een demonstratie georganiseerd in mijn straat, om tegen kernwapens te demonstreren.

Kwam die portefeuille emancipatie daarom vanzelfsprekend bij jou terecht?
Dat wilde ik zelf heel graag. Het is iets waar ik al een lange tijd mij mee bezig houd. Ik heb een boek geschreven over de emancipatie van vrouwen, ik ben voor Nederland Vrouwenvertegenwoordiger geweest bij de Verenigde Naties. LGBTQ+ emancipatie is ook een onderwerp wat mij na aan het hart ligt. Ik wilde graag op dat mooie en belangrijke thema woordvoerder worden.

Hoe kijk je terug op de afgelopen drie, vier jaar in het parlement?
Sowieso een enorm avontuur. In het begin waren we een demissionaire kabinetspartij. We moesten met vier Kamerleden het werk doen. Naast mijn huidige portefeuilles OCW en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ging ik ook over Buitenlandse Zaken, Europa tijdens Brexit en over Defensie tijdens het aftreden van minister Hennis. Een echte vuurdoop.

Een van de hoogtepunten van de afgelopen jaren is de samenwerking met GroenLinks en D66, die onder meer heeft geleid tot onze initiatiefwet Aanpassing van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). Om ervoor te zorgen dat transgender en intersekse personen daarin ook expliciet beschermd werden. En onze huidige samenwerking over de aanpassing van artikel 1 van de Grondwet, om die uit te breiden met de discriminatiegronden handicap en seksuele gerichtheid. Het zijn zeer diepgaande processen, je ziet zowel vanuit de Tweede als de Eerste Kamer zo’n wet helemaal opgroeien.

Het was een heel lang proces, dat al met voormalig Kamerleden zoals Boris van der Ham en Anja Timmer was begonnen. Maar nu dit kabinet het Regenboog Stembus Akkoord had omarmd, was de regering gecommitteerd om dit te laten slagen. Partijen als de SGP, PVV en Forum waren tegen. Dat wisten we, dat was ook bij de AWGB zo. Maar we hadden wel brede steun van de Kamer om hiermee door te gaan. Dus nu op naar de Eerste Kamer.

Heeft dat proces het meeste indruk op je gemaakt?
Jazeker! Vooral omdat bij de aanpassing van de AWGB heel veel mensen voor wie wij dit deden, in de zaal zaten. Dat was nog voor corona, dus we mochten nog een volle publieke tribune hebben. Dat is dan een moment dat je heel duidelijk ziet voor wie je het doet en waarom. Dat was heel concreet. De lerarenstakingen waren ook heel indrukwekkend. Zo kon ik de stem van leraren laten horen, die zich niet herkenden in de politiek.

Waar ik zelf heel trots op ben is mijn werk rond het thema “huiselijk geweld”. Al gebruik ik liever dat woord niet, ik spreek liever van “geweld achter de voordeur”, er is immers niets “huiselijks” aan dat thema. Ik heb een initiatiefnota daarover geschreven en die mocht ik overhandigen aan de premier. Het is heel belangrijk dat we dat taboe doorbreken en daarom ben ik blij dat het platform wat ik heb als kamerlid kon gebruiken om daar een kleine bijdrage aan te leveren.

Een ander thema wat speelt, zijn de conversietherapieën. De VVD kwam met het voorstel die te verbieden. Het CDA stemde echter toch tegen. Hoe is het voor jou dat een kabinetspartij toch op dit punt weer tegenstemt, maar bij de aanpassing van artikel 1 wel voorstemt?
Dat is denk ik een kwestie van de lange adem. Ik ben heel blij dat er wel een roze netwerk binnen het CDA is. Het heeft meer impact als dat gesprek binnen een partij wordt gevoerd. Laatst hadden we de eerste gezamenlijke politieke boot bij de Pride. Maar er is nog wel behoorlijk wat werk aan de winkel, zoals je dat in deze stemmingen terugziet.

Je ziet bij D66 dat er best wel wat voorstellen worden gedaan op het gebied van familie- en erfrecht. Wat is het dat de PvdA dat niet initieert? Loopt de PvdA daarin achter?
Nee vind ik niet. Ik heb gevraagd om de aanpak van anti-LHBT-geweld mee te nemen in de nieuwe Veiligheidsagenda. Ik heb geregeld initiatief genomen tot verschillende kamervragen, samen met GroenLinks en D66. Ik denk dat we heel actief zijn, zeker voor de kleine fractie die we hebben, daar mogen we trots op zijn. Zou ik meer willen doen? Jazeker! Een van de thema’s waarmee ik ook bezig ben is sociale veiligheid in scholen. We zijn bezig met het nieuwe curriculum in het onderwijs en er is een motie van mij aangenomen, waarin staat dat elke school aandacht moet besteden aan seksuele diversiteit, ook op het MBO. En vergeet niet de schoolboeken, waardoor kinderen nog altijd een heleboel genderstereotypen en een eurocentrisch beeld voorgeschoteld krijgen. Ook reclames zijn nog steeds enorm heteronormatief. Daar is nog een wereld te winnen.

 

In de Partij

En roze kandidaten, zijn die er genoeg bij de PvdA, zijn ze genoeg zichtbaar?
Ik denk dat onze roze kandidaten best wel zichtbaar zijn. Wij hebben ze natuurlijk ook, maar ze zijn ook woordvoerders voor andere thema’s, zoals financiën. Diversiteit gaat verder dan seksuele of genderdiversiteit, het gaat om culturele diversiteit, om leeftijd. Ik denk dat het heel goed is voor een partij om daarover na te denken en dat te laten zien. En ik hoop dat onze volgende lijst diverser is dan die nu al is.

Het roze netwerk is wel het meest actieve en zichtbare netwerk binnen de PvdA, vrij groot ook. Hoe verhoud jij je daartoe?
Het is nu even wat rustiger, maar normaal gesproken word ik altijd uitgenodigd voor bestuursvergaderingen. In de aanloop naar een debat steken we de koppen bij elkaar. Dat is toch wel iets wat ik heel erg op prijs stel.

En ook met andere belangenbehartigers en -organisaties?
Uiteraard! Mijn lijnen met het COC zijn heel kort. We hebben heel veel contact. Daarnaast spreek ik vanwege buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking met veel NGO’s en activisten, ook uit het buitenland. Ik laat mij wekelijks voeden door mensen uit verschillende organisaties.

En je probeert op alle andere gebieden waar je woordvoerder bent altijd dat feminisme en de LHBT+ agenda erbij te betrekken?
Ja, altijd. Dat is soms heel letterlijk. Zo heb ik met mijn collega bij GroenLinks, Ton van de Nieuwenhuizen, kamervragen gesteld over de effecten van de covidcrisis op LHBT-activisme. Activisten onder autoritaire regimes krijgen steeds minder bewegingsruimte. Ze kunnen onze subsidies niet ontvangen, omdat ze geen bankrekening mogen hebben. Soms zijn ze fysiek ook onveilig. Juist de meest gemarginaliseerde groepen in de samenleving hebben het meest te lijden onder deze crisis: LHBT+, vrouwen, meisjes, migranten, mensen met een beperking. We zien dat de drempels voor hulp voor die groepen ontzettend hoog zijn. We hebben dat aangekaart bij minister Kaag. Ik wil bijvoorbeeld dat minimaal 25% van alle noodhulp naar lokale organisaties gaat, niet alleen maar naar de grote internationale NGO’s. De minister ontraadde dat en dus haalde de motie het niet. Terwijl juist die kleine organisaties die gerund worden door mensen uit de gemeenschappen zelf, weten wat er nodig is voor mensen uit hun eigen gemeenschap en hoe ze te bereiken.
Zo sprak ik voor het zomerreces op uitnodiging van het AIDS-fonds met een activiste uit Kenya. Zij gaf aan dat door covid het voor een heleboel mensen met HIV nu een stuk moeilijker is om naar een kliniek te gaan. Hun banen zijn immers weggevallen en ze hebben daardoor geen geld om naar een ziekenhuis te gaan voor onderzoek.

Aan alles wat je vertelt en wat ik je zie doen, zie ik bij uitstek een intersectioneel feminist. Maar hoe vind je dat het met het feminisme bij de PvdA is gesteld, gezien er hier en daar nogal wat conservatieve geluiden te horen zijn?
De PvdA is een brede volkspartij, dus er zijn ook mensen die dit allemaal ‘gelul’ vinden. Die mails krijg ik zowel van partijgenoten als van mensen daarbuiten. En dan zeg ik: ‘Dit is wat ik doe en dit is het partijprogramma en ik wens je veel succes met amenderen’.  Dat is dan ook partijdemocratie.
Ik denk dat we in een brede partij als de onze verschillende geluiden hebben, maar gelijke rechten en kansen voor iedereen is de basis. Iemand die daaraan twijfelt hoort echt bij een andere partij thuis. Ik ben heel erg blij met de koers die onze partij in verkiezingsprogramma’s voert. En dat is waarmee ik Kamerlid ben geworden en waar ik mijn handtekening onder heb gezet. Wij hebben een heel progressief en inclusief verkiezingsprogramma dat gaat over een verbonden samenleving. Dat is waar ik mij heel erg bij thuis voel.

Ik maak me zorgen over hoe het met het feminisme in Nederland algemeen gaat en daarbuiten. Toen ik bij de VN werkzaam was, had ik het naïeve idee dat er bij de VN werd vergaderd over vooruitgang en dat daar werd onderhandeld over verdragen die de positie van vrouwen en meisjes wereldwijd beter maakten, maar conservatieve tegenkrachten zijn erg sterk. Landen als Amerika, Iran, Saoedie-Arabië, en het Vaticaan willen niet eens het woord ‘gender’ in verdragsteksten hebben.
Al die ontwikkelingen passen allemaal in dezelfde trend van het misogyne en homofobe geluid, en dat is ook dichter bij huis te zien. Mensen denken vaak dat wij het hier in Nederland heel goed voor elkaar hebben qua feminisme en gelijke kansen, maar we zijn absoluut niet meer de top van de wereld. Er is echt reden tot zorg. Geweldsincidenten nemen bijvoorbeeld niet voldoende af. Maar ook voor vrouwen aan de top en in de politiek. Na 100 jaar algemeen kiesrecht is dat een ontzettend magere oogst. Het kabinet bestaat ook nog steeds niet voor de helft uit vrouwen. Maar kijk ook naar andere vormen van diversiteit, dat is diep triest. Nederland moet in de spiegel kijken en niet zelfgenoegzaam achteroverleunen en met de vinger wijzen naar anderen. Daar zijn wij heel goed in, in Nederland.

 

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.