“Voor 1920 ben ik er heel lang niet geweest en straks zal ik er heel lang niet meer zijn”

Schets van een betekenisvol leven: Benno Premsela (1920-1997)

Op 4 mei is het exact honderd jaar geleden dat Benno Premsela werd geboren. Dat hij zou uitgroeien tot een icoon in het naoorlogse Nederland heeft hij als kind nooit kunnen bevroeden. Vormgever en binnenhuisarchitect Premsela ging niet alleen de geschiedenis in als ‘boegbeeld’ van de designwereld maar ook als voorvechter van homo-emancipatie. Gaykrant staat stil bij zijn leven en dood. Zijn devies? “Show yourself.”

Tekst: Paul Hofman

Kunst

Premsela wordt in 1920 in Amsterdam geboren als zoon van een van de eerste seksuologen in Nederland. Samen met zijn vrouw heeft deze een goedlopende huisartsenpraktijk. De jonge Benno groeit samen met zijn broer en zus op in een hecht gezin. “Het was een plezierige jeugd waarin alles bespreekbaar was.” In het begin van de jaren dertig besluiten zijn ouders hun huis en praktijk te verbouwen. Daarvoor schakelen ze een binnenhuisarchitect in. De dan dertienjarige Benno is zo onder de indruk van diens werk, dat hij zich voorneemt later binnenhuisarchitect te worden. Het wordt een kantelpunt in zijn leven. Maar eerst moet hij de middelbare school afmaken. Op zijn zeventiende gaat hij naar de Nieuwe Kunstschool. Benno heeft het enorm naar zijn zin en sluit hier vele vriendschappen voor het leven. Eind jaren dertig wordt de dreiging van nazi-Duitsland voelbaar.

“Het was een plezierige jeugd waarin alles bespreekbaar was”

Tassen en hoeden

Na zijn opleiding besluit hij leren damestassen en hoeden te gaan ontwerpen. In zijn pubertijd heeft zijn moeder hem leren werken op de Singernaaimachine, iets wat hem nu goed van pas komt. In mei 1940 vallen de Duitsers ons land binnen. Omdat het gezin joods is, moet het na de inval en bezetting op zijn tellen passen. De joodse gemeenschap merkt al snel wat de Duitsers van plan zijn. Voor Joden is geen plaats. Ze worden stelselmatig geïsoleerd en verstoten uit het maatschappelijk leven. Zo mag Benno’s vader vrijwel geen patiënten meer behandelen waardoor het gezin geen inkomsten meer heeft.

Joods én homo

Het wordt een heel moeilijke situatie. Zijn ouders duiken onder in een nabijgelegen huis. Benno en zijn broer doen dat ook en gaan achtereenvolgens naar Zandvoort en Haarlem. Zijn Singernaaimachine weet hij mee te nemen. Tijdens de onderduikperiode leest en werkt de jonge Benno veel. Hij wordt zich in deze tijd bewust van zijn homoseksualiteit. Het wordt een groot probleem voor hem: hij mag er fysiek niet zijn omdat hij joods is en mentaal niet omdat hij op jongens valt. Medici zien de ‘afwijking’ dan nog als een ziekte, de kerken als een aberratie. En de Duitse bezetter is bloedfanatiek: homoseksuelen zijn uitschot. Vanaf 1941 houdt de Nederlandse politie in opdracht van de Duitsers bij, wie homo is. Tussen de 5.000 en 15.000 mannen worden naar vernietigingskampen gestuurd.

Behalve zijn ouders zijn ook tantes, ooms, nichten, neven, vrienden en vriendinnen en studiegenoten omgekomen.

Tragisch

In 1943 wordt de verblijfplaats van zijn ouders en zijn zus ontdekt door de Duitsers. Hun wacht een tragisch lot: zij worden naar Auschwitz gebracht en niet veel later vermoord. Behalve zijn ouders zijn ook tantes, ooms, nichten, neven, vrienden en vriendinnen en studiegenoten omgekomen. Een hele wereld is weg. Na de oorlog worden de omgekomen mensen tijdens de oorlogsherdenking altijd op 4 mei herdacht. Sindsdien is zijn geboortedag beladen. Felicitaties wil hij niet dan ook niet ontvangen. Voor de dodenherdenking gaat hij elk jaar naar de Dam. Een drankje daarna bij Schiller op het Rembrandtplein is het enige.

Schuldgevoel

Als hij terugkomt uit de onderduik ziet hij dat zijn ouderlijk huis door een ander gezin wordt bewoond. Premsela is verbijsterd. Later merkt hij daarover op: “de inventarisatie van mensen die niet terugkwamen, het was een verschrikking.” Met een ongelooflijk grote inspanning weet hij zijn leven weer op te bouwen maar “het feit dat ik talent heb…daar is geen verklaring voor (…). Niet dat ik zo vreselijk onder mijn schuldgevoel gebukt ga, maar het is wel zo, dat het stimuleert. Het feit dat ik nog leef moet een zin hebben, dat moet je waarmaken.” Dat hij niet in het verzet gegaan is, blijft hem altijd dwarszitten. “Daar voel ik mij ontzettend in te kort geschoten.” Ongetwijfeld is dat de verklaring voor zijn verzet tegen de benauwde samenleving na de oorlog en zijn inzet voor de homo-emancipatie.

Dat hij niet in het verzet gegaan is, blijft hem altijd dwarszitten.

Foto: Anton Beeke

Homokitten

Al op jonge leeftijd merkt Benno dat hij ‘anders’ is. Meisjes vindt hij maar niets, jongens hebben zijn interesse. Voor de oorlog rust op homoseksualiteit een groot taboe. Homo’s mochten er eigenlijk niet zijn. Ook na de oorlog is deze opvatting niet veranderd. ‘Homokitten’, waar mannen elkaar heimelijk ontmoeten, zijn er wel maar deze worden nauwlettend in de gaten gehouden door de Amsterdamse politie. In 1947 krijgt hij een baan als verkoper bij de Bijenkorf. Zijn flamboyante optreden en particuliere opdrachten als binnenhuisarchitect beginnen inmiddels op te vallen. Midden jaren vijftig wordt hij hoofd etalages. Het blijkt een schot in de roos te zijn. Premsela ontwikkelt zich steeds meer van vormgever en stimulator van kunsten. In 1963 begint hij samen een zakenpartner een maatschap van binnenhuisarchitecten. Naast zijn werk is Benno, die openlijk uitkomt voor zin homoseksualiteit, actief in het COC.

“Homoseksualiteit is niet het probleem van de homoseksueel, maar van de maatschappij”

Boegbeeld

De jaren zestig zijn inmiddels aangebroken. Het land verandert in rap tempo. Zo ontstaat een klimaat waarin vrije seks en homoseksualiteit bespreekbaar worden. Benno is in die tijd voorzitter van het COC. Artikel 248-bis uit het Wetboek van Strafrecht is nog altijd van kracht. Seks tussen mensen van hetzelfde geslacht onder de eenentwintig jaar is verboden. Het is bijna op de laatste dag van december 1964 als Benno in zijn rol van voorzitter van het COC in een televisieprogramma wordt uitgenodigd te komen praten over homoseksualiteit. Hij hoeft niet lang na te denken en gaat op de invitatie in. Gewoon als zichzelf en niet onherkenbaar. Dat laatste is taboedoorbrekend, tot dan moest een homoseksueel vooral niet zichtbaar zijn. Premsela verschijnt frontaal in beeld. De positie van en de discriminatie van homoseksuelen zet hij voor het oog van de natie goed op de kaart.

In de vele media-optredens daarna hamert hij voortdurend op het feit dat ‘homoseksualiteit niet het probleem is van de homoseksueel, maar van de maatschappij’. Een televisiecriticus noemt hem spottend ‘de paus van de homofielen’. Zeven jaar is hij voorzitter van het landelijke COC. Overigens wordt het beruchte wetsartikel in 1971 afgeschaft. Naast zijn voortdurende inzet voor de homo-emancipatie heeft Benno’s carrière een hoge vlucht genomen. Zijn naam als veelzijdig en beeldbepalend ontwerper is gemaakt. Zo is de door hem ontworpen sobere Lotek lamp uit 1981 een designklassieker geworden.

De Lotek lamp, de designklassieker ontworpen door Benno Premsela

Betekenis

Zijn gevoel voor kwaliteit, zijn ontembare werklust en zijn onafhankelijke manier van denken zorgen ervoor dat hij door verschillende culturele instellingen als bestuurslid of voorzitter wordt gevraagd. Hij doet het met veel plezier. Zo is hij ondermeer betrokken bij de Amsterdamse Kunstraad, het Nederlands Balletorkest en het Kröller-Müllermuseum. Niet verwonderlijk dat hij wel wordt aangeduid als ‘cultuurpaus’. Ook zet hij zich met hart en ziel in voor het totstandkomen van het Homomonument bij de Amsterdamse Westerkerk. In 1995 ontvangt hij de Zilveren Anjer van het Prins Bernard Fonds voor zijn bestuurlijke inzet voor de kunst én de emancipatie van homoseksuelen.

Eind maart 1997 overlijdt Benno. Niet helemaal onverwacht, hij was al een tijdje ongeneeslijk ziek. Terugblikkend op zijn leven zei Benno: “Voor 1920 ben ik er heel lang niet geweest en straks zal ik er heel lang niet meer zijn.”


Een prachtig boek over Benno Premsela en Max Heymans- Vormgeving, couture en homo-emancipatie in naoorlogs Nederland verscheen bij uitgeverij Waanders.

 

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

2 thoughts on ““Voor 1920 ben ik er heel lang niet geweest en straks zal ik er heel lang niet meer zijn”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.