In nood…

Het was allemaal best goed gegaan.

Buiten voor de ingang van de kleine buurtsuper stond een rijtje mensen netjes anderhalve meter van elkaar; een jongeman in een geel hesje hield in de gaten of er niet teveel mensen naar binnen gingen, en eenmaal binnen kon ik zonder problemen van mijn paasbrunchvoorbereidende dorpsgenoten voldoende afstand houden.

Maar bij de kassa ging het dan toch een beetje mis. Voor mij stond een jongeman van een jaar of zeventien. Achter mij een dame van een jaar of zestig. De jongeman voor mij wilde cash betalen, wat de kassière – enigszins verbaasd en volkomen terecht – weigerde, en achter mij vroeg de dame met verongelijkte stem aan mij of ze even kon passeren.

‘Want ik heb niets in mijn wagentje.’

Ik draaide me naar de dame toe en zei haar dat het gangpad van de kassa te smal was om anderhalve meter afstand te houden als ze mij wilde passeren, dus of ze alsjeblieft maar eventjes wilde wachten tot de (in mijn ogen nogal naïeve) ikwilgraagcashbetalenjongeman voor mij klaar was. Dan wilde ik daarna best even doorlopen, rechts afslaan en mijn winkelwagentje en mezelf even bij de courgettes en aubergines parkeren om de dame door te laten.

Een hoop gezucht en gesteun.

Voor.

En achter me.

Ik haalde de schouders maar op. In tijden als deze zijn er nu eenmaal mensen die zich aan de vigerende regels en afspraken willen houden. En er zijn mensen die dat niet willen doen. Er zijn mensen die een potje extra koken voor de bejaarde buurvrouw op de hoek. Er zijn mensen die voor zichzelf meteen zestig pakken toiletpapier hamsteren. Er zijn mensen die niet naar buiten gaan als het niet nodig is. Er zijn mensen die in drommen in een park gaan lopen kuieren. Er zijn mensen die even een boodschapje meenemen voor de vrijgezelle buurman verderop in de straat. Er zijn mensen die met een nutteloos, leeg winkelwagentje in de rij bij de kassa gaan staan. Er zijn mensen die ervan doordrongen zijn dat zo’n beetje heel de wereldbevolking in hetzelfde schuitje zit. Er zijn mensen die zelfs in deze pandemie naar zondebokken blijven zoeken.

Terwijl ik mijn boodschapjes op de band zette, dacht ik aan predikant Anthonie Kort van de Mieraskerk van de Oud Gereformeerde Gemeente in Krimpen aan den IJssel. Hij vond het in deze barre tijden nodig een brief naar de gemeenteraad te sturen waarin hij schrijft dat de roepende zonden die tegen de scheppingsorde indruisen (ik, bijvoorbeeld) uitgebannen dienen te worden.

‘Zo niet, dan zullen wij en zij een zwaarder oordeel over ons uitroepen’.

Ik parkeerde mezelf bij de courgettes en aubergines, liet de dame passeren, pakte mijn spulletjes, betaalde (met pin) en liep naar huis.

‘Ik moet denken aan de Tweede Wereldoorlog,’ zei mijn huisgenoot Ronnie tegen me, toen ik eenmaal thuisgekomen mij hardop verbaasde over het soms onnavolgbare gedrag van mijn medemens.

‘Oh?’

‘Ja, je had mensen die Joden verraadden,’ zei hij. ‘Je had mensen die Joden hielpen onderduiken. Je had mensen die wegkeken. Je had mensen die niets deden. Je had mensen die tegen de jodenvervolging in opstand kwamen. Je had mensen die de vervolging een warm hart toedroegen. En je had mensen die het niets interesseerde omdat nu eenmaal helemaal niets hen interesseert.

‘En zo heb je in deze tijden de ikkookwelvoordebuurvrouw, de ikvechtinhetziekenhuisonvermoeibaardoortegencorona, de ikbrenganderenlievernietingevaar, de ikdoeerallesaanommijnpersoneelnietteontslaan, de ikblijfgewoondesupermarktvakkenvullen, de ikblijfgewoonverpleeghuizenschoonmaken.’

Ik knikte.

‘En daarnaast heb je de toiletpapierhamsteraar, de complotdenker, de schijtaancoronaikbouwgewooneenfeestje, de datbepaaliktochzekerzelfwel, de wegaanlekkermetonsallennaarhetpark, de magikevenpasserenterwijlergeenruimteis, de maarikkantochgewooncontantbetalen, de klager, de spuger, de ikweethettochzekerbeterdandewetenschap, de ikhoefnietthuisteblijvenwantikkrijgalleenmaareenverkoudheidjevanditvirus, de roekelozen, de ongeïnteresseerden en de ikgavoornietsnaardesupermarktengameteenleegwinkelwagentjeanderenlastigvallen.’

Ik knikte weer.

Lastigvallen.

Ja.

Ik dacht weer aan predikant Kort.

‘En de ikzoekgewooneenzondebok,’ zei ik.

‘Die ook, ja. Toen. En nu.’

Ronnie haalde zijn schouders op.

‘In nood leert men zijn vrienden kennen,’ zei hij.

‘Ja,’ zei ik. ‘En in nood leert een land haar inwoners kennen.’

‘Zo was het toen.’

‘En zo is het nu nog steeds.’


Uit krater van verloren dag
spuwt sleur zich in de lucht;
duwt kleuren achter grijze kim
die rap naar nacht toe vlucht.

Een dag waarop ik streling mis
van moederstem die zei:
‘Geef mij je donderwolken maar;
ik keer het onheilstij;

Ga slapen kind, zoek nu niet meer;
geef hoop in droom wat tijd:
wie dag verliest, die vindt hem weer;
niets is voor altijd kwijt.

Dus vlij je hoofd op kussen neer;
strijk dons langs nacht die knelt,
tot goudgerande ochtendtooi
zich zacht uit krater meldt.’

(Gedicht gepubliceerd in Dagblad Trouw, zaterdag 11 april 2020)


Rick van der Made

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.