Staatsman

Ik vond het een uitgebalanceerde toespraak. Een toespraak waarin de zorg voor de zwakkere medemens al snel benoemd werd. Een toespraak waarin feit en onderbouwing gegeven werd. Een toespraak gelardeerd met genoeg medeleven en daadkracht, zonder pathetisch of overdreven heldhaftig te worden. Met een dankwoord aan hen die zich met hart en ziel voor onze zieke maatschappij inzetten.

Ziek. Zieker. Ziekenhuis.

Gisteren ontrolde voetbalclub NAC op de gevel van het Bredase Amphia ziekenhuis een enorm spandoek met daarop de tekst: ‘Hier werken de helden van Breda’.

Het zou wel van erg veel verbitterde zuurheid getuigen om juist op dit moment de NAC-supporters er even fijntjes aan te herinneren dat zij een dik jaar geleden de werkdruk van hetzelfde ziekenhuis flink opgeschroefd hadden door na afloop van een wedstrijd tegen Willem II uit Tilburg hevige rellen te gaan schoppen.

Soms past het niet om met een opgeheven vingertje achterom te kijken en te zeggen: “Ja, maar toen…” of “Ja, maar jullie…” of “Dan had je maar…”

Geen opgeheven vingertje tijdens de uitgebalanceerde toespraak. Wel – en dat volkomen terecht – het apart benoemen van de zzp’er, waarmee Rutte heel subtiel enigszins geprobeerd heeft de uitglijder van zijn partijgenoot en collega-minister van Economische Zaken Eric Wiebes goed te maken.

“Ja maar toen…”

“Ja, maar jullie…”

“Dan had je maar…”

Voor de eerste keer in veertien jaar tijd sluit mijn hotelbedrijf in Amsterdam noodgedwongen de deuren. Met pijn in ons hart hebben mijn compagnon en ik ons personeel moeten laten gaan. Toen Rutte het in zijn toespraak over de moeilijke tijden voor ondernemers had, schoten de tranen mij in de ogen. Niet voor mijzelf, maar voor mijn personeel dat nog zo graag door had willen werken en dat met allerlei noodoplossingen aan kwam zetten.

“En wat als we het nu zo doen…”

“Zou dit misschien nog wel haalbaar zijn?”

Er is nog maar heel weinig haalbaar, want mijn bedrijf en dit land liggen beiden nu zo’n beetje op hun kont. En werknemers – in welke hoedanigheid dan ook – van een land dat aan het infuus ligt, hebben verrekte weinig baat bij leidinggevenden die hen ook nog eens de zwarte piet toe willen spelen.

Wat heb je als land dat door een virus zo verlamd is geraakt aan een minister van Economische Zaken die de misschien wel hardst geraakte groep werknemers van dit land een trap nageeft?

Maar goed.

De toespraak.

Ja, ik vond deze uitgebalanceerd.

En misschien heeft Felix Rottenberg wel gelijk: dat Rutte gesproken heeft als een staatsman die boven alle partijen uitsteeg.

In elk geval een heel eind boven zijn eigen partijgenoot Wiebes.

Natuurlijk, er zal genoeg aan te merken zijn op de toespraak. De eerste opmerkingen erover kwamen op sociale media alweer snel voorbij.

“Ja, maar toen…”

“Ja, maar hij…’

“Dan had hij maar…”

Voor geen enkele ramp van deze omvang ligt een op maat gemaakt draaiboek klaar. Het enige wat we kunnen doen is – vrijwel geheel in lijn met de toespraak – zo eerlijk en objectief mogelijk alle feiten tot ons nemen, solidair zijn met elkaar, elkaar helpen waar nodig, zorgen voor onze zwakkere of hardst getroffen medemens, dankbaar zijn voor degenen die zo hard voor ons welzijn werken en die zoveel voor ons kunnen betekenen.

Met iedereen die maar enigszins kan de schouders eronder zetten.

En niet vol verwijten omkijken in verbitterde zuurheid.


Ik weet dat deze droom
mij ook weer zal ontsnappen;
ik weet dat ik uit bed
geen dromer meer mag zijn.

Ik weet dat ik uit nacht
de dag weer in moet stappen,
dus doe ik ogen toe;
dein nog op beneveld brein.

Ik weet dat ik niet spring
en dat ik nooit zal zweven;
ik weet dat ik niet vlucht;
dat ik niet op reis zal gaan.

Dus droom ik ogen toe,
dus droom ik nog heel even;
ik dein op mijn matras:
frêle vlot op oceaan.

Het land komt reeds in zicht;
ik kan de wereld horen.
De branding breekt mijn vlot;
ik probeer te blijven staan.

Ik weet niet waar ik ben,
al voel ik ochtend gloren.
Ik waad door nacht naar licht;
rijg de dag aan mijn bestaan.

Ik droom van weerbaarheid,
van hel en hemelpoorten.
Ik droom realiteit.
ik droom met ogen open.

Ik droom de eeuwigheid;
droom dood en droom geboorte.
Ik droom betere tijd
die daar komt aangelopen.

Ik weet dat deze droom
mij ook weer zal ontsnappen;
ik weet dat ik het liefst
iets meer dagdromer wil zijn.

Ik weet dat ik uit droom
mijn zijn binnen moet stappen,
dus stap ik uit het bed
en ik open het gordijn.


Rick van der Made

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.