Ik had verkering met Hugo toen we twintig waren, of jonger nog misschien. Hij had het leukste haar ter wereld. En hij had, best gek, maar negen vingers, links vier, rechts vijf, waarmee hij fantastische dingen kon. Ik vond laatst een foto van ons, allebei jongensachtig dun en poedelnaakt, en bedacht dat het gemis na onze relatie minstens twee keer zo lang heeft geduurd als de romance zelf. Terwijl ik degene was geweest die hem dumpte voor een ander, op mijn verjaardag weet ik nog, in de kroeg waar ons leven zich grotendeels had afgespeeld.
Redactie: Rits de Wit
Illustratie: Wilbert van der Steen
Ik schat dat we een dik jaar bij elkaar zijn geweest, Hugo en ik. Hij heette niet echt Hugo, maar ik wil zijn echte naam niet gebruiken en Hugo vind ik een naam die beter bij hem past dan zijn eigen, vandaar. Ik heb mijn dagboeken erop nageslagen, maar kan niet vinden wanneer precies ik hem ontmoette. In die tijd schreef ik niet, ik was te gelukkig, te euforisch. Gevoelens en overpeinzingen in slechte tijden kon ik altijd bloemrijk verwoorden, maar in goede tijden vond ik niets dan clichés om mijn gelukzaligheid mee aan het papier toe te vertrouwen, dus liet ik dat achterwege. Hugo zou het ook vreemd hebben gevonden. Hij was helemaal niet van het schrijven of van het graven in de ziel. Hij was net uit de kast, voor zijn moeder nog niet eens, en hij woonde net als ik pas op kamers; de wereld lag voor hem open en hij stelde het leven weinig vragen.
Hugo was vooral erg veel bezig met zijn uiterlijk en besmette mij daarmee. Ik herinner hoe we hand in hand kringloopwinkels en vlooienmarkten afstruinden op zoek naar kleding en lappen stof waarmee we idiote uitdossingen maakten, creaties waarin we konden provoceren en uit konden gaan. Hugo had een oude naaimachine waarmee hij uitstekend raad wist. Behendig vermaakte hij met zijn negen vingers suffe (en vaak te grote) broeken, T-shirts, hemdjes, overhemden en truitjes tot smakelijke kinky outfits. Ik merkte hoe mijn behoefte om op te vallen en creatieve statements te maken groeide naarmate ik meer met Hugo meemaakte, we besloten allebei oorbellen te nemen, links drie gaatjes en rechts één, we maakten onze ogen zwart met koolpotlood en zetten ons haar recht overeind, wat in zijn geval leidde tot een indrukwekkende hanenkam waaronder zijn gezicht nog prachtiger werd dan het al was. We konden sowieso alles hebben, al was het nog zo idioot, we zagen er zo goed uit dat werkelijk alles ons stond.
‘Ik verliet hem voor Jeroen, een nerdy type met verstand van politiek’
Godsgeschenk
Dat was een godsgeschenk, maar ook een valkuil. In Balls, de gaybar waar we zo ongeveer woonden, waren de verlokkingen groot. We kregen wat we wilden: heel veel aandacht, door onze uitdossingen, door het lot dat ons schoonheid en onbezorgdheid had gebracht, door onze ogenschijnlijke onbereikbaarheid: we hadden immers elkaar en dat mocht de wereld weten. Ik herinner me het moment nog dat we op het dansvloertje stonden – Bronski Beat stond zo hard dat we ons nauwelijks verstaanbaar konden maken – en dat we, schreeuwend in elkaars oor, met de blikken van letterlijk alle mannen op onze strakke fluwelen broekjes, plechtig trouw beloofden, hij aan mij, ik ook aan hem. En ik meende het, ik was zo verschrikkelijk dol op hem en zag daar geen einde aan komen.
Vingers
Toch kwam er later de klad in, ik was ook maar een mens, en ik viel voor ene Jeroen die mij op een vrijdagmiddag een LP van The Simple Minds verkocht bij V&D. Hij leek in niets op Hugo of op andere jongens uit Balls, en dat beviel me, het voelde als een opluchting. Op nota bene mijn verjaardag maakte ik het in de de kroeg uit met Hugo en ging verder met Jeroen, een nerdy type met verstand van politiek en elektrieke apparaten. Maar zodra duidelijk werd dat ik daarover volstrekt niet mee kon praten gaf Jeroen me –volkomen terecht – te kennen dat ik toch niet zo ‘zijn type’ was.
Ik kwam daarna niet meer bij Balls, ook niet meer bij V&D, en trok me terug. Ik probeerde me te focussen op mijn studie sociologie; ik was immers hopeloos achterop geraakt. Maar het was Hugo die mijn gedachtestroom domineerde, de herinnering aan de zoetzilte geur van zijn naaktheid was zo sterk dat ik soms zeker wist dat hij vlakbij me was, wat niet zo was natuurlijk, maar de sensatie deed me sidderen van verlangen. Ik werd ziek en hoopte vurig op een teken van leven van Hugo, ik bad dat hij zou voelen dat ik beroerd in bed lag en zijn negen vingers op mijn gezicht zou komen leggen, op mijn koude benen en voeten, dat hij ermee door mijn haar zou woelen, dat hij naast me in mijn bedje zou kruipen en er geen fuck om zou geven ook ziek te worden.
Er gebeurde niets. Hugo zweeg in alle talen, tot ik hem belde om te vragen hoe het met hem ging. Wat hij exact antwoordde weet ik niet meer, ik herinner me alleen dat hij niet zei wat ik wilde horen, dat hij me vriendelijk maar afstandelijk te woord stond en geen enkele aanstalten maakte om langs te komen of iets af te spreken.
Roomsoes
Er volgden vele donkere, lege maanden. Ik liet Hugo met rust, uit eigenbelang; ik hoopte hem te vergeten. Maar hij bleef plakken op mijn netvlies, ik schreef en tekende dagboeken vol met Hugo, ik luisterde naar Bronski Beat omdat ik hem daarmee in gedachten nog beter kon voelen, zijn kleine priemende tepels, zijn in verhouding forse, kromme piemel, zijn lange hals, maar dat maakte me juist aan het huilen, ik huilde in een half jaar hele badkuipen vol en besloot hem toen opnieuw te bellen. Er volgde een afspraak, ik weet nog dat het keihard regende die dag. Hij wilde niet bij mij komen, ik niet bij Balls en liever niet bij hem, dus we ontmoetten elkaar in de lunchroom van V&D. Daar heeft Hugo me toen, onder het genot van cappuccino en een roomsoes, vriendelijk maar definitief afgewezen. Ik accepteerde het, voelde me in eerste instantie opgelucht door de duidelijkheid die was ontstaan, maar eenmaal weer thuis, bedenkend hoe prachtig hij er uit zag, zo evenwichtig en volwassen, raakte ik in paniek. Hoe had ik ooit bij hem weg kunnen gaan? Hoe kon ik ooit op mezelf vertrouwen als ik dit soort idiote beslissingen nam?
‘Ik heb nu de foto nog van hem en mij in ons fantastische blootje’
Een krappe twee jaar na de breuk tussen ons kwam ik in de trein een vroegere barman van Balls tegen. Die vertelde me dat Hugo ziek was. Ik schrok. Pogingen Hugo te traceren waren echter vruchteloos; toen ik hem belde vertelde een meisjesstem dat hij niet meer daar in huis woonde en dat ze geen idee waar hij naartoe vertrokken was. Uit de krant moest ik vernemen dat Hugo was overleden. Gek genoeg was ik, na van de eerste schok te zijn bekomen, plotseling los van hem. Ik huilde, maar voelde dat het goed was zo.
Ik heb nu de dagboeken nog, met heel veel Hugo. En de foto van hem en mij in ons fantastische blootje. Zo mooi als hij toen was zal hij altijd blijven.
Wil jij jouw verhaal over een jammerlijk mislukte relatie ook in deze rubriek? Neem contact met ons op via: info@degaykrant.nl