Johan reist door Griekenland en is op Mykonos. Tijdens het cruisen is hij van de van glibberige rotsen geduwd en beroofd van zijn rugzak.
Ik haat homo’s, ik haat mijn leven hier en ik haat mezelf. Ik heb nooit zo willen zijn. Ik ben een sterke gezonde Griekse man en ben geen homo. Elena en ik zijn drie jaar samen, maar het is fake. Ik val op mannen, op mannenbillen en op pikken, ik ben een ‘poesti.’ Die jongen, heb ik vanaf de eerste dag gezien, hij is mooi blank, zeker niet dom. Heel sexy en onaantastbaar en dat irriteert me mateloos. Hij gaat zorgeloos door het leven en zijn flikker zijn, doet hem niets. Het ziet er zelfs uit of hij er trots op is. Daar op die rotsen kon ik er niet meer tegen. Die wellustige blik van hem, dat gewillige, die overgave met reserves. Ik ben sterker dan hij en dat moet hij voelen.
Rugzak
Ik ben, na de valpartij, met zijn rugzak weggerend. Die ligt inmiddels in de zee en zijn portemonnee en een ticket naar Paros morgen, heb ik in mijn zak. Hij zal zeker niet kunnen vertrekken dus ik denk dat ik die ticket ga gebruiken. Als hij aangifte doet ben ik de lul. Bij de boten wordt er niet naar de namen op de tickets gekeken, want die kloppen vaker niet. Toeristen verkopen tickets door en handelaren gebruiken teruggebrachte tickets voor andere passagiers. Ik zal tegen Elena zeggen dat ik een baantje op Paros heb gevonden voor een paar weken. Even weg van alles, zal me goed doen en niet zoveel homo’s om me heen zeker. Die jongen wordt wel geholpen, er waren andere mannen op de rotsen aan het vozen, maar het zal zeker een paar dagen duren voor hij weer op de been is.
Rillingen lopen over mijn rug, dat is het schip dat ik gister zou hebben genomen
Langzaam krijgt de mist contouren. Ik zie gezichten en voel water. Waarschijnlijk ben ik even bewusteloos geweest. Ik sluit mijn ogen, want ik heb een knallende koppijn. Ik voel dat ik word opgetild, maar ben niet bij machte mee te helpen of iets te zeggen. Ik open even mijn ogen om te laten blijken dat ik bij ben. Ik hoor in de verte een ambulance aankomen en zak in slaap.
Ziekenhuisbed
Als ik weer wakker word, lig ik in een ziekenhuisbed en is de pijn in mijn hoofd een stuk minder. Ik lig even om me heen te kijken als er een verpleegster aan mijn bed komt. Ze vraagt hoe ik heet, welke dag van de week het is en wat er is gebeurd. De antwoorden schijnen adequaat te zijn, want ze knikt en vertelt dat ik de vorige avond binnen ben gebracht. Dat het letsel door de val in water beperkt is gebleven tot een paar blauwe plekken en een lichte hersenschudding. Er is dan ook besloten verder geen onderzoek naar mijn achtergrond te doen, tot ik uit mijn slaap zou ontwaken. Ze hadden ze me slaapmedicatie gegeven en daar heb ik een etmaal op geslapen. Ze heeft maar heel even en belooft later terug te komen.
Het is een drukte van belang in het kleine ziekenhuis. Ik hoor helikopters af en aan vliegen. Ik vraag haar op de valreep wat er aan de hand is. Ze vertelt dat de boot naar Santorini van die ochtend voor de kust van Paros op de rotsen is gevaren en heel snel is gezonken. Slachtoffers worden verdeeld over de ziekenhuizen op de Cycladen en de ernstige gevallen direct naar Athene vervoerd. Gelukkig zijn er weinig slachtoffers. Koude rillingen lopen over mijn rug, dat is het schip dat ik gister zou hebben genomen. God bestaat!
Over twee weken: aflevering #10
Griekse toestanden, een vervolgverhaal in 26 afleveringen
Tekst: Eduard Hoekstra
Illustratie: Julia Kiryanova