‘Daan was way out of my league, meende ik’ | Eric uit Eindhoven

Soms realiseer je je plotseling, in een split second, dat je je verschrikkelijk hebt vergist. In een man van wie je dacht dat hij je white horse prince was. Niet doordat je achter feiten komt waaruit blijkt dat je hem eigenlijk niet kende, of doordat hij ineens verschrikkelijk is veranderd, maar doordat jou van de ene tel op de andere de schellen van de ogen vallen. Mij gebeurde dat meerdere malen, maar het meest extreem bij Daan.

Redactie: Rits de Wit
Illustratie: Wilbert van der Steen

Daan kende ik al jaren uit het circuit. We kwamen niet bij elkaar over de vloer, maar als we elkaar bij de sportclub tegenkwamen, in de Pallaz, de sauna of bij een of andere Roze Dag groetten we elkaar met een glimlach en wisselden we soms wat obligate beleefdheden uit. We kenden elkaar immers min of meer, vooral via onze gezamenlijke vrienden en kennissen. Ik wist dat ik hem nooit zou krijgen. Hij was way out of my league, meende ik; te knap, te atletisch, te interessant, te populair. Ik durfde nooit inhoudelijk te vragen naar zijn werk als ontwerper en kunstenaar, bang om de verkeerde vragen te stellen en dom over te komen. Hij informeerde wel eens naar mijn werk bij de gemeente, een saaie kantoorbaan, en dan baalde ik dat hij wist waar en hoe ik mijn geld verdiende. Ik zag hem altijd overal met een vriendje. Vaak hippe jongere jongens die ik niet kende uit het circuit, en ik vroeg me vaak af waar hij die vandaan haalde, maar voor ik me erin kon verdiepen waren ze altijd alweer vervangen door een volgende. Ik begreep die jongens goed: met Daan mocht je gezien worden.

“Ik begreep die jongens goed: met Daan mocht je gezien worden”

Wending

Als ik nu terugdenk aan dé dag, dé avond – het moment waarop hij ineens ongemakkelijk dicht bij me in de buurt kwam op een dansavond in de Effenaar – moet ik lachen, terwijl ik weet dat ik toen bijna in paniek raakte. Daan was in al zijn indrukwekkendheid op de dansvloer om me heen aan het bewegen, zijn heupen steeds even dicht bij de mijne, zijn blik op mij gericht. Ik dacht dat ik stonk naar koortsachtig zweet, wat moest hij wel niet denken, en waar had ik dit aan te danken, deze plotselinge aandacht. In werkelijkheid was híj het die stonk, maar dat drong niet tot me door, dit was Daan die plotseling zijn pijlen op me richtte en dat was met grote voorsprong het mooiste wat me ooit was overkomen. De avond eindigde op een klein bankje in zijn atelier, samen intens en ontzettend bloot op onze sokken na, ik wist nauwelijks wat me overkwam en was niet in staat er vragen over te stellen, er was te veel alcohol in het spel en het leven had een wending genomen die me volledig de mond had gesnoerd.

Blind

Zo begon het, die dikke maand van complete verdoving. Het werd lente, ik was krankzinnig verliefd, ik voelde me mooi, jong en begeerlijk, ik bezag mijn stad vanuit een volstrekt ander perspectief, met gave nieuwe mensen en plekken, met esthetiek en culturele betekenis, het absolute centrum van de prachtige planeet aarde. Ik gaf geld uit alsof het niets was, het was ook niet belangrijk, ik verdiende het immers om ervan te genieten, samen met Daan, samen met zijn interessante vrienden, want het leven was nú en morgen kon ik wel dood zijn. Als Daan ’s avonds zonder mij de stad in wilde vond ik dat moeilijk maar begrijpelijk, we moesten elkaar natuurlijk ook vrij kunnen laten. Hij schreef me regelmatig briefjes met ‘je maakt me gelukkig’, hij fluisterde dezelfde tekst als we hand in hand in het theater zaten of een boswandeling maakten en schreeuwde het uit als hij klaarkwam. Daan tilde me op naar een hoger niveau van leven, naar een compleetheid die ik nooit eerder had ervaren. Hoewel ik verblind was, leken me juist de schellen van de ogen te vallen: dit was het werkelijke zijn, het ademen met volle teugen, met alle zintuigen tegelijk op maximale kracht, ik was altijd blind geweest en doof, ik wist het zeker.

‘Even voelde ik medelijden, maar direct daarna weer walging’

Eenzame ziel

In feite was het natuurlijk andersom, maar dat drong vrij laat tot me door. Maar wel met een schok. Ik weet het nog precies. Daan lag op mijn bed, in mijn ondergoed, we waren uit eten geweest, ik had getrakteerd, ik keek naar zijn gezicht en opeens werd ik misselijk. Toen ik terugkwam van het toilet waar ik had overgegeven zat hij op de rand van het bed op zijn telefoon te kijken en vroeg niets. In mijn hoofd was iets geknapt. Ik zag opeens een licht-kalende man op mijn bed, van middelbare leeftijd, met een buikje en een verschrikkelijke tribal-tatoeage op zijn linkerarm. Ik zag plots hoe vreemd krom zijn benen waren en hoe onverzorgd zijn voeten. Ik rook een lucht waarvan ik wist dat het de zijne was en die ik geen ogenblik meer kon verdragen. Ineens zág ik hem, deze trieste profiteur, deze zogenaamde artistiekeling, deze straatarme, succesloze wannabe, deze sneue, in feite eenzame, egoïstische ziel. Even voelde ik medelijden, maar direct daarna weer walging.

Ik vond het merkwaardig maar comfortabel dat hij zonder verbazing uit mijn huis en mijn leven verdween toen ik hem verzocht op te staan, zich aan te kleden en te vertrekken. Hij stelde zelfs nu geen enkele vraag, alsof hij wist dat het ging gebeuren, alsof het bij zijn routine hoorde. Als ik hem zie – wat ik toch altijd een beetje spannend vind – en hallo zeg kijkt hij me even aan met een stille, afwezige glimlach, alsof ik slechts een vage herinnering voor hem ben. Maar of dat zo is, weet ik niet zeker. En ik ga het hem ook niet vragen.

Wil jij jouw verhaal over een jammerlijk mislukte relatie ook in deze rubriek? Neem contact met ons op via: info@degaykrant.nl

•••

Adverteren op Gaykrant en daarmee onafhankelijke journalistiek met een regenboograndje mogelijk maken?

Klik hier voor meer informatie!

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.