Rond mijn dertigste heb ik enkele jaren afwisselend in Nederland en Marokko gewoond. Het was een mooie tijd in een bijzondere stad (Agadir), in een mooi land met mooie mensen.
Op een dag – ik was met Nederlandse vrienden – werd de tas van een vriendin gestolen en moest ik naar het politiebureau om aangifte te doen.
Ik werd allervriendelijkst ontvangen en naar een kamertje gebracht waar ik mijn verhaal kon doen. Toen de rechercheur wegging om wat officiële documenten en ‘zegels’ te halen (die benodigd waren om het document nóg officiëler te maken en die me 50 dirham zouden hebben gekost als ik geen stennis over die stomme zegeltjes in dat kantoortje had geschopt) besloot ik wat rond te gaan banjeren over de afdeling.
Ik zag een kamer met een whiteboard met daarop kolommen getekend. In de linkerkolom stonden allerlei criminele activiteiten onder elkaar geschreven die dat jaar in de stad hadden plaatsgevonden (“inbraak”, “moord”, “verkrachting”…) met daarachter in kolommen de aantallen, hoeveel strafbare feiten opgelost waren en hoeveel mensen gearresteerd waren. Als laatste criminele activiteit in de linkerkolom stond “homoseksualiteit”. De cijfers in de kolommen erachter ben ik inmiddels vergeten. Het was nog het pre-mobiel tijdperk: even snel een fotootje maken was niet mogelijk.
Ik dacht aan Saber.
Saber was een homoseksuele kennis die in Agadir woonde. Nadat hij in zijn geboortestad door de politie ‘gesnapt’ was met een andere man, werd hij opgepakt en door de politie openlijk aan de schandpaal genageld, waarna niemand meer van zijn familie nog iets met Saber te maken wilde hebben en hij – geschopt, geslagen en vernederd – noodgedwongen zijn heil in een andere stad moest gaan zoeken.
Ik ben al zeker vijftien jaar niet meer in Marokko geweest. Ik neem aan dat de rechercheur inmiddels met pensioen is, dat het whiteboard inmiddels vervangen is door een beeldscherm en dat Saber in Agadir nog steeds het beste van zijn leven probeert te maken.
Afgelopen week heeft Xavier Bettel, de premier van Luxemburg en openlijk homoseksueel, op een Europees-Arabische top in Egypte de leiders van een aantal staten op een persoonlijke manier geconfronteerd met het gebrek aan de mensenrechten in hun land. “In veel van uw landen zou ik de doodstraf kunnen krijgen”, zei Bettel nadat hij vermeldde dat hij met een man is getrouwd.
“In veel van uw landen zou ik de doodstraf kunnen krijgen”, zei Bettel nadat hij vermeldde dat hij met een man is getrouwd.
Het was een moedige toespraak, daar in Sharm-el-Sheikh, in het hol van de Arabische leeuw, want in Saudi-Arabië, Jemen en Soedan staat op homoseksualiteit de doodstraf en in landen als Algerije, Marokko, Oman, Tunesië, Syrië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten is homoseksualiteit strafbaar. In Egypte zelf staat homoseksualiteit niet in de strafwet, maar volgens Human Rights Watch is samenzijn met een partner van hetzelfde geslacht reden genoeg om opgepakt en vervolgd te worden.
En – spijtig maar begrijpelijk – ook hier in Nederland, levert de komst van bevolkingsgroepen uit landen waar men niets van homoseksualiteit moet weten (bevolkingsgroepen die bij binnenkomst in dit land op geen enkele manier begeleid en uitgedaagd werden de voor hen nieuwe waarden en normen te leren, te accepteren en te internaliseren) spanningen op. Spanningen die nu nog steeds voelbaar zijn: immers, twee mannen die in de binnenstad van Amsterdam hand in hand lopen en een groep teveeltestosteronmarokkaantjes tegenkomen, dat levert vaker wel dan geen problemen op.
En – spijtig maar begrijpelijk – roept actie reactie op. Zo plaatste Pegida vorige week op de gevel van de As Soennah-moskee in Den Haag een spandoek met daarop een beledigende tekst over de profeet Mohammed. Naast het spandoek stond een etalagepop met een tulband en een baard en een babypop voor zijn kruis.
Ik heb niet veel op met dit soort beledigende acties. Ik begrijp ook niet goed wat men denkt te willen bereiken met het beledigen van een bevolkingsgroep die – misschien wederom door te weinig goed begeleide integratie – toch al veel moeite heeft enige luchtigheid en relativeringsvermogen in het geloof te brengen.
Ik geloof meer in Farouk. Mijn Marokkaanse vriend die orthopedagoog is en die stad en land afreist om op scholen teveeltestosteronmarokkaantjes aan te spreken op hun homofobe gedrag.
Ik geloof meer in Bouchra. Mijn Marokkaanse oud-collega van een de middelbare scholen waar ik lesgegeven heb en die inmiddels conrector is geworden en op haar school net zo vrolijk ‘Coming-Outdag’ meeviert.
Ik geloof meer in Nassiri Belaraj. Vriend en oprichter van stichting ‘Pink Marrakech’ die de zichtbaarheid van Marokkaanse lhbt+ers probeert te vergroten en die hen hulp biedt in hun vaak zeer lastige situatie.
Ik geloof meer in Xavier Bettel, de premier van Luxemburg, die tête-à-tête staatshoofden op hun homofobie durft aan te spreken.
Een schreeuwerige, beledigende, door onbekenden geplaatste pop die als Mohammed verkleed is, kan nooit een voorbeeldfunctie bekleden en kan nooit een held zijn.
Farouk, Bouchra, Nassiri en Xavier kunnen dat wel.
Agadir
Hicham neemt zijn vrienden mee naar mijn appartement dat een dikke maand distributiecentrum speelt
‘Verkort voor ons de veel te lange dag,’
zegt hij als hij binnenkomt
De geur van wijn en olijven is sterker
dan geweten dat verdwijnt
in rookgordijn van marlboro
als de maroc wordt rondgedeeld
Aan het einde van de middag
sluiten we de luiken
Ik vervroeg dikke maand lang
elke zonsondergang
We spelen sikkel en ster
In de schaduw treden we uit de duisternis, als we op Khaleds muziek dansen gaan
Het is vier uur
het heetste en lichtste moment van de dag
Om zeven uur wassen ze zich,
spoelen geur van verleiding van zich af
Ik zie ze het stof van de stad instappen,
zich in vermeend
vermoeid en verveeld verhullen
Ik zie handen die op schouders slaan
Rick van der Made