Het is woensdag 5 december, dus sinterklaashectiek in het centrum. Utrecht loopt storm met stressende mensen die last-minute hét perfecte sinterklaascadeau aan het zoeken zijn. Ook ik moest eraan geloven en ging van winkel tot winkel op zoek naar goedkope prullaria voor de traditionele pakjesavond. De dag waarin al die mensenmassa’s in de stad lopen is een ideale gelegenheid voor promotiewerkers om donateurs te werven voor goede doelen. Dat overkwam ook mij. En hoe Marloes, zo heette de dame met de ‘vlotte’ babbel, mij aansprak, daar was ik niet zo over te spreken. Het volgende gebeurde:
Mevrouw begint met de vraag of ik wel eens kattenkwaad heb uitgehaald toen ik klein was. Ik zucht een beetje, geef antwoord en wacht tot het moment waar ze me gaat overtuigen om te doneren. Een compliment over mijn outfit volgt met een anekdote over haar blauw geblokte pet. Ondertussen denk ik aan de cadeautjes die ik zo ga kopen bij de Hema, waarschijnlijk kaarsen of iets dergelijks.
“Laat me raden, voor de LGBT-rights?”
Haar manier van spreken krijgt een melodramatische toon als ze begint te praten over het goede doel. Na een betoog van enkele minuten kijkt ze me indringend aan, legt haar hand op mijn arm en vraagt: “Kun je je daar ook maar iets bij voorstellen?”. Ik moet mijn lach inhouden – niet uit disrespect voor het goede doel – maar uit de grote mate van nepheid waarmee deze meid mij voor haar probeert te winnen. Ik zet alvast de volgende stap en vertel haar dat ik niet ga doneren, dat doe ik al voor een andere stichting. Ze onderbreekt me en zegt te enthousiast: “Laat me raden, voor de LGBT-rights?”
Homo zijn is kleding, wijn en ‘schat’
Het klopt, ik doneer aan een stichting die zich inzet voor homorechten in het buitenland. Toch vind ik het vreemd dat ze dit veronderstelt. Uit ongemak vraag ik: “Zie ik er zo gay uit dan?” Stomme vraag van mezelf, want het antwoord kon ik wel verwachten: “Nou, als je begint te praten hoor je het wel echt meteen.” Diepe, diepe zucht. Ik lach wat ongemakkelijk, om mijn irritatie niet te erg te laten blijken. Ze probeert me nogmaals over te halen door – op een lichtelijk arrogante manier – te zeggen: “Dan drink je toch een wijntje minder, schat.” Schat? Het wordt moeilijker mijn frustratie binnen te houden. Ik ben je schat niet. Blijkbaar is dit hoe promotiewerkers leren in te spelen op mensen, aan de hand van stereotyperingen. “Oké, we hebben een homo. Die drinken wijn en voelen zich gecharmeerd als je ze ‘schat’ noemt.” Vrij problematisch als het mij vraagt.
“Oké, we hebben een homo. Die drinken wijn en voelen zich gecharmeerd als je ze ‘schat’ noemt.”
Ik krijg jeuk van haar. En ze houdt niet op met het maken van problematische opmerkingen. Als ik haar verzoek om te doneren nogmaals afwijs, kijkt ze me fronsend aan, van top tot teen. “Aan je kleren te zien ben je helemaal niet zo arm hoor.” Ze weet van geen ophouden. Ik ben er klaar mee, wens haar succes met het overtuigen van andere mensen en loop weg. Terwijl ik de Hema binnenloop roept ze me na: “Super leuke tas trouwens!” Ik gok met de hoop dat ik terug kom rennen en snel het doneerformulier invul. Ik ben tenslotte homo en homo’s kan je wakker maken voor een kledingcompliment. Gefrustreerd loop ik naar de kaarsenafdeling. Ik koop twee roze kaarsen. Want als homo’s ergens van houden, dan is het wel van de kleur roze.
Max de Valck